ZÏÏgSSTv*
No. 27.
ZATERDAG 3 SEPTEMBER 1904
4e Jaargang.
ORCAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaldemokratische Arbeiderspartij.
Bureau van .Redactie en Administratie;
A. WINTERBERG, Raam 27.
Stnkken voor 't eerstvolgend nnmmer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn.
Het Fabri-fonds.
De kliek-benoeming.
ABONNEMENTSPRIJS:
Losse nummers 2 cent.
ADVERTENTIËN:
3 cent per regel.
Bij abonnement belangrijke korting.
Wij ontvingen een Open Brief in antwoord aan hen
„die verlangen dat door ons uit de rente der fondsen
„afkomstig van het voormalige Oude Manhuis te Schie
dam, nitdeeling, bedeeling ot onderstand in geld zal
„geschieden aan de bloedverwanten van den stichter
„van het Oude Manhuis, wijlen Servaas Pietersz Fabri,"
welke Open Brief onderteekend is door de administra
teuren van het fonds herkomstig van het voormalig
Oude Manhuis te Schiedam, de heeren Gr. A. J. Beukers,
K. J. van Erpecum en J. M. v. d. Schalk.
Dit is een antwoord op het herhaaldelijk geuite
verlangen van verschillende belanghebbenden, dat van
het fonds bedeeling in geld zal geschieden aan de recht
hebbenden.
Het Fabri-fonds maakte reeds vaak in verschillende
kringen een onderwerp van bespreking nit en vooral
eenige ^jaren terug werd er nog al veel over gehoord.
Vergissen we ons niet, dan heeft de heer Hoogendam,
in leven raadslid onzer gemeente, zich ook ten dezen
nogal sterk geïnteresseerd, mede om een andere wijze
van beheer te verkrijgen over het fonds als de bestaande.
Gelukt is dit echter tot nog toe niet, trots de vaak
krachtige pogingen er toe.
Of er reden toe is, op een andere wijze van beheer
aan te dringen?
We laten hier volgen een copie-adres van de Wed.
Van Es te Rotterdam, en zes anderen aan de Gedepu
teerde Staten van Zuid-Holland gezonden
Rotterdam, 3 October 1898.
Aan Gedeputeerde Staten der Provincie
Zuid-Holland, 's Gravenhage.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, onder-
geteekenden naaste stammen (Bloedverwanten) van den
Stichter, het bestaan hebbende, doch wederrechtelijk
afgebroken Oude-Mannenhuis met name de WelEer
waarde Heer Servaas Pietersz, Fabri, Roomsch-Katholiek
Priester te Schiedam, overleden Anno 1564;
dat zij namens alle bekende en onbekende erfgenamen,
zich tot UEd. wenden, ter verkrijging van hun ver
meend goed recht, op grond, de Leden van Beheer,
noch van de Gemeente Raad ondanks alle mogelijke
gedane stappen, gedurende veelvuldige -jaren, zoowel
persoonlijk als met advocaten, die niet hebben geleidt
tot bevrediging, laat staan afdoening en welk voorstel
ook gedaanzoowel door ons, als door advocaten, niet
het minste gevolg hebben gehad, doch steeds onbe
antwoord is gebleven, met uitzondering van enkele
gedane beloften (toezeggingen) maar nimmer nagekomen,
en telkens den kop is ingeknepen, in afwachting, het
ons te moede zoude worden en de zaak er bij neder
zoude leggendit toch zoude een schandvlek zijn,
op den uitersten wil van den Erflater, niet één motief
bestaat er, voor een Beheering der gelden van de
afbrak en fondsen, van het in 1843 afgebroken Oude-
Mannenhuis, wat toch by testament 1 Februari 1564,
niet mocht geschieden, doch ten eeuwigen dagen moest
blijven bestaan, tot opname en verzorging der bloedver
wanten, zoo is het recht betwist geworden, Vrouwen geen
aanspraak hadden op verplegingdoch eilieve, vragen
wij U beleefd, behooren vrouwen dan ook niet tot de
Bloedverwanten alles elastiek en dat de Gemeenteraad
en leden van Beheer op hun rekwest aan den Minister
van Binnenland sche Zaken, machtiging hebben verkregen
naar Art. 9 der wet op het Armbestuur by Kon. besluit
29 October 1842 No. 60 in dier voege worde gewyzigd
tot verpleging in het St. Jacobs Gasthuis, uit de rente
van het fonds het ex Oude-Mannenhuis (zie verslag van
het lid van Beheer K. J. van Erpecum, Schiedamsche
courant d.d. Zondag 26 en Maandag 27 Juni dezes
jaars le en 3e blad: dit toch zal door ons nimmer
worden aanvaardt, wy vragen geen liefdegift of ver
pleging in een inrichting buiten het Oude-Mannenhuis,
doch uitkeering zoowel van rente als kapitaal en het
is juist daarom, dat bij eene bespreking door Erfge
namen Mej. Noordhoek uit Vlaardingen en Mej. van
Keulen te Rotterdam, met den Commissaris der Koningin
verleden jaar ter audiëntie te Vlaardingen gehouden,
zoowel aan Uw Ministerie voor dien; dat wanneer het
ons niet mogt gelukken tot overeenstemming en uit
keering te geraken, wij ons op UEd. konden beroepen,
en de zaak tot beëindiging in uwe handen mochten
overgeven, ook daarmede hebben wij gewacht, totdat
wij ten einde raad, ons gewend hebben aan een betrouw
baar vriend den heer S. J. Meeuwisse te Rotterdam,
die op eene vergadering d. d. 20 Januari dezes jaars,
tot onzer alléén gevolmachtigden is benoemd en zich
zeer bevriend heeft gemaakt, zoowel bij Burgemeester
en Wethouders, als leden van den Gemeenteraad, doch
ook geen kans ziet, ondanks alle gedane stappen, tot
onze bevrediging te geraken, reden waarom wy mede
namens Hem ons nederig aan Uwe voeten nederleggen
met verzoek te bevelen aan de Gemeente Schiedam en
Beheerders tot voldoening aan de onderhandelingen en
geschriften in bijlagen 1, 2 en 3 vervat, en dit antwoord
te willen zenden aan den heer S. J. Meeuwisse, thans
Erasmusstraat No. 11 te Rotterdam.
Wij vermenen hiermede niet alleen aan onze roeping
te hebben voldaan, maar ook aan dien van den Staat,
aangezien het UEd. uit de bijlagen zal blijken, men iu
twijfel trekt het zuivere beheer, maar ook dat de gelden
niet meer op het Grootboek maar te Schiedam berusten,
gebruikt of misbruikt worden, ook het testament van
Elizabeth Jacobs Ao. 1562 waarvan wij mede erfgena
men zijn, geeft recht tot inzage der boeken en beschei
den doch is ook bij monde van den heer Meeuwisse
voornoemd, klakkeloos van de hand gewezen
Eigendommen, weilanden, gronden, polders worden
willekeurig gegeven of tot eigen bate te Schiedam aan
gewend zonder dat de Staat er een jota van geniet,
wat toch wel het geval zoude zijn, wanneer wij tot ons
recht kwamen, daar het ons bekend is, bij kadastrale
beschrijving (in ons bezit) die liggen vanaf Overschie
tot en met bijna het grootste gedeelte van Schiedam
tot Vlaardinger Ambacht en Delttland en hetwelk
volgens een vroeger gedane berekening eene waarde
moet vertegenwoordigen van p.m. f 11.000.000.—zegge
Elf millioen Gulden, wat toch zeker den Staat ook
ten bate zoude komen wanneer er onteigening zegge
recht gedaan wordt, te meer nog, daar uit tamelijk
betrouwbaren bron, ons ter oore is gekomen, er vroeger
stoppingen hebben plaats gevonden om het stilzwijgen
te bewaren van p.m. 70 en 30 duizend gulden, zoo ook
kleinere bedragen, voorheen en thans nog geschieden,
doch nit vrees van intrekking niet voor de waarheid
durven uitkomen, doch wel bij dagvaarding op den eed
tot erkenning en waarheid zal gebragt worden.
Wij bevelen gaarne de aandacht in de 3 bijlagen
van den heer Meeuwisse gedaan in uwe bijzondere
attentie aan, tot het doen van spoedig antwoord of
uitnoodiging om onderhoud aan gemeld adres
S. J. Meeuwisse,
Erasmusstraat No. 11, Rotterdam.
Gedaan te Rotterdam 3 October 1898.
De Commissie der Bloedverwanten volgens Stamboomen,
(get.) Wed. van Es, Kuiperstraat 102,
Wed. M. Koremans, geb. I. Bohle,
Vlaardingstraat 241.
Johanna Noordhoek, Schiedamscheweg 33.
Vlaardingen.
J. Berkelaar, Dwarsstraat 28, Schiedam.
Gijb. Bezemer, Visscherstraat 13,
J. v. d. Gaag, Munnikenbuurt 12,
F. van Wassenaar, Rott. dijk 118,
De uitspraak van Gedeputeerde Staten op dat adres
luidt als volgt
Afschrift.
B. No. 1471 (4e Afd.)
G. S. No. 54/1.
Gedeputeerde Staten
der provincie Zuid-Holland.
Gelezen een adres d.d. Rotterdam 3 October 1898
van de Wed. S. van Es te Rotterdam en zes anderen,
zich noemende de commissie der bloedverwanten vol
gens stamboomen van wijlen Servaas Pietersz. Fabri,
overleden te Schiedam Anno 1564, ten deze domicilie
kiezende bij S. J. Meeuwisse, Erasmusstraat No. 11 te
Rotterdam, waarbij zij hunne tusschenkomst inroepen
om in het bezit te worden gesteld van kapitaal en
rente van het fonds, afkomstig van het vroeger te
Schiedam bestaan hebbende Oude-Mannenhuis en aldaar
door wijlen Servaas Pietersz. Fabri voornoemd gesticht.
Gezien het bericht met bijlagen van Burgemeester en
Wethouders der gemeente Schiedam d.d. 12 December
1898 Afd. A No. 1487, waaronder het ter zake uitge
bracht rapport van Administrateuren van bedoeld fonds.
Gehoord het verslag van de leden der betrokken af
deeling uit deze vergadering.
Gelet op de bepalingen der armenwet.
Hebben besloten
Aan adressanten te kennen te geven, dat bij onder
zoek niet is gebleken, dat kapitalen aan de stichting
zouden onttrokken zijn en dat de stam- en bloedver
wanten van wijlen Pastoor Fabri nimmer tot de kapi
talen en eigendommen gerechtigd zijn, doch slechts
volgens het testament, waarbij de stichting in 1564
werd ingesteld, voor zooverre zij tot armoede zouden
zijn gekomen, het voorrecht hebben van verpleging in
het gesticht, waartoe zy zich, indien zij daarvoor in de
termen vallen, tot de Regenten van het Oude-Mannen
huis te wenden hebben.
En zal afschrift dezes worden gezonden aan Burge
meester en Wethouders .van Schiedam ter kennisneming
en ter mededeeling aan administrateuren van het fonds,
's Gravenhage 17/23 Januari 1899.
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
(get.) Fock, Voorzitter.
F. Tavenraat, Griffier.
Voor iemand, die geheel vreemd staat tegenover het
Fabri-fonds, wat zonder twijfel een rijk fonds is, is het
ook na lezing van den Open Brief der administrateuren
onmogelijk een oordeel te vormen over de wijze van
beheer. Het krasse adres der Wed. van Es c. s. bevat
dingen welke nergens worden weerlegd of beantwoord
nergens vinden we bijv. iets vermeld of het afge
broken Oude-Mannenhuis „weder-rechtelijk" is afgebro
ken, ja dan neen.
Het lijkt ons dan ook beslist noodzakelijk, dat de
bloedverwanten van den erflater dezen Open Brief be
antwoorden, temeer nog daar administrateuren van het
fonds zeggen geen geheimen te hebben en zooveel
mogelijk allen, die inzage wenschen van stukken van
het archief, daartoe in de gelegenheid te stellen.
Intusschen zijn ook wij voornemens op deze zaak nader
terug te komen.
We kennen nog allen de kwestie-Nobel, door den
heer Ris in onze vroedschap ingediend en een kliek-
benoeming geheeten, waarbij tevens de eigenaardige
capiciteit van den heer Klein als orgeltrapper in de
commissie van gemeente-werken den volke bekend werd.
Thans zijn verschenen maar De Moker niet toe
gezonden de rapporten van de commissie van ge
meente-werken en van den directeur dierzelve. Het
rapport der commissie zegt o. m.
lo. de benoemde moest machinist kunnen zijn en in
staat als zoodanig van den Berg te kunnen vervangen;
2o. de benoemde moest zelfstandig kunnen optreden en
3o. hij moest inzonderheid ook kachelsmid zijn, omdat
telken jaren alle schoolkachels door den machinist van
het stoomgemaal in onderhoud worden genomen.
Wegens de vertraging der benoeming werd op de
vergadering van 27 Mei de directeur van gemeente
werken, op zijn verzoek, gemachtigd tijdelijk een per
soon aan te stellen tot hulp van Van den Berg in af
wachting van de benoeming die de commissie zich
voorstelde in de volgende vergadering te doen.
Hierna werden door de leden der commissie informa-
tiën ingewonnen en deze aan de gestelde eischen ge
toetst. Het resultaat dezer bemoeiingen was volstrekt
niet twijfelachtig, want op de vergadering van 3 Juni
bleek dat A. P. van Haasteren naar het gevoelen der
mocmissie beter dan een der anderen aan de gestelde
MOKER