Privaat-bezit. No. 51. ZATERDAG 18 FEBRUARI 1905 4e Jaargang. ORGAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaldemokratische Arbeiderspartij- Bureau van Bedactie en Administratie; A. WINTERBERG, Friendschapstraat 11 boven. Slakken yoor 't eerstvolgend nnmmer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 nnr in het bezit der Redactie zijn. Attentie Ingezonden Mededeelingen. „Constantia" De aanstaande verkiezingen, ABONNEMENTSPRIJS: 25 cent per kwartaal 1 7, 7. franco per post 30 cent j hj ^^etaling. Losse nummers 2 cent. ADVERTENTIËN: 3 cent per regel. Bij abonnement belangrijke korting. Alle belanghebbenden verwijzen wy naar het nieuwe] adres van „De Moker" Vriendschapstraat 11 boven. Wij vestigen de aandacht op de achterstaande adver tentie van de ontwikkelingsclnb „Kennis is macht" te Vlaardingen. Het Bestnnr. is Zaterdag. 18 Febr. voor de leden en verdere bezoekers gesloten. De Commissie. ii. Rome en Dordt. „Het Evangelie versmaadt de krukken der macht hebbenden," schreef dr. Knyper (Maranatha, blz. 20), maar dr. Kuyper en zijn pauselijke bondgenooten ver- s ai aden ze niet. Over een bondgenootschap met Rome schreef dr. Knyper deze afdoende regels (Maranatha, blz. 15): „Immers wat tusschen hen (de Roomsch-Katholieken) en ons (de Anti-Revolutionairen) 1 gt is het heilig pleit voor de Vrijheid der Consciëntie, waarvoor wij nogmaals als onze vaderen ons bloed zouden laten, en waartegen zij, hoe toeschietelijk ook in de practijk, toch in begin sel steeds blijven aangekant." En hij lichtte deze onmogelijkheid van sameng an met Rome nog toe met deze woorden„Dat dit niet kan, ligt aan onze glo- rieuse historie; dat dit niet kan, ligt aan het bloed der martelaren, dat gevloeid heeft; dat dit nu niet kan en nooit zal kannen, ligt aan den schranderen grijsaard te Rome, die de pretentie maakt, gevolmachtigd stede houder van Christus op aarde te zijn.' Met buitenge wone scherpte waarschuwt dr. Kuyper in „Ons Program" 12) tegen ieder samengaan met Rome, o. a. op grond van de treurige ondervindingen in het buitenland opge daan, en dat doet hij bijv. met deze woorden: „In het buitenland daarentegen kwam men tot de ontnuchtering eerst, toen Rome ten laatste zelf het masker liet vallen en ieder zich overtuigen kon, hoe de Jezuïeten, terwjjl Roomsch en Hervormd zich goed en wel op de grenzen schenen te verbroederen, in alle stilte, op het onmerk baarst, achter ons om, het op onze vernietiging hadden toegelegd en ons mee hadden gebruikt om Rome ten slotte met de brutaalste driestheid haar onloochenbare triomf te doen celebreeren.', En daarom schrijft dr. Knyper dan ook: „Steeds zou ik dan ook van verraad aan onze historie, van een verraad aan onze beginselen roepen, zoo er ooit van ineensmelting, of ook maar van te nauwe aaneensluiting met onze Roomsche landge- nooten sprake viel." Maar dr. Knyper geeft niet meer om dat „heilig pleit voor de Vrijheid der Cons ciëntie," of „het blued der martelaren," hij is onver schillig voor de lessen uit het buitenland waaruit te bewijzen is dat Rome met de Hervormden alleen samen gaat om eigen voordeel ten koste van hun bondgenooten, hij telt thans „het verraad aan onze historie" en het „ver aad aan onze beginselen" niet meer, op „de krukken der machthebbenden," die het Evangelie ver smaadt, helpt dr. Kuyper met zijn Calvinistische vol gelingen Rome de gelegenheid verkrijgen om „met de brutaalste driestheid haar onloochenbare triomf te celebreeren." In alles, wat Dr. Knyper en zijn volgelingen thans doen, ontbreekt de waarheid. Verloochening van hun gansch verleden, verraad van hun allervoornaamste beginselen, wat steekt daartegenover het leven der „martelaren" hoog en heerlijk af, wjj die liever den dood en de vervolging kiezen dan een opoffering van hun consciëntievrjjheid, dan een verraad aan hnn be ginselen Er ligt in deze dingen een bewijs van ontzettend verval en geweldig bederf. En het gevolg daarvan zal natuurljjk wezen de totale ineenval van deze heele leugenbeweging. Maar de verpestende walm van al die lengenarij en beginselverzaking doet ons verlangen naar frissche lucht, naar den frisschen waarheidsgeest van het socialisme. Want nergens meer is waarheid en be- ginseltronw te vinden dan bij de sociaal-democraten. Zelfs op economisch gebied staan Calvinisme en Katholicisme principieel tegenover elkaar. De eerste calvinistische professor in de staathuishoudkunde aan de Vrye Universiteit, Mr. P. A. Diepenhorst, schrijft daarover uitvoerig in zijn boek „Calvijn en de Economie" en komt daarbij tot een voor Rome weinig vleienden slotsom, waarvan wij de voornaamste stukken hier laten volgen: „Het Calvinisme toch heeft zijn uitgangspunt in de erkenning van G-ods souvereiniteit over alles, en uit dit beginsel moeten noodzakelijk konsekwenties voort vloeien, die aan eene economie naar Calvinistisch prin cipe ontwikkeld, een gansch bijzonder karakter verleenen. Zjj moet zich daardoor onderscheiden ook van eene economische, welke naar Lutherschen trant is gefor meerd, en niet minder van eene, die uit de Roomsche levensbeschouwing is afgeleid." „Uit dat op den voorgrond plaatsen van de souvereiniteit Gods toch vloeit voort eene opvatting van het aardsche leven, die in de Calvinistische leer van de gemeene genade hare uitdrukking vindende, tot beschouwingen op economisch gebied moet leiden, welke van Roomsche zijde niet kunnen worden gehuldigd." „Het leven buiten de institutaire kerk is (volgens de Roomschen) alzoo iets van lager allooi; zal het goed zijn, dan behoort ook de economie kerkelijk te wezen, en moeten de econo mische uitspraken aan kerkelijke autoriteit onderworpen zjjn. Op dit standpunt is het onmogelijk de economie tot haar volle recht te doen komen. De opvatting der Roomsche kerk toch, zooals wij di6 kort hebben weer gegeven, leidt tot eene onderschatting van liet aardsche levenDe economie moet aldus steeds een minder hoog karakter behouden. Principieel tegenover deze opvatting nu staat niet de Doopersche of Luthersche leer, maar de kosmologische beschouwing, die Calvijn onder den indruk van de majesteit Gods het eerst heett ontwikkeld." „Het zoeken van de stoffelijke welvaart is niet langer eene zaak, die slechts schoorvoetend kan worden geduld, maar een eisch van het Goddelijk gebod." (Men leze deze laatste zin ook eens met de gedachte daarbij aan het gewone antirevolutionaire gescherm met ,het geestelijke voorop'wat wordt die leus hier door Mr. Diepenhorst diep begraven! wel merkwaardig!) Dus ook op economisch gebied groote principieele tegenstelling en bestrijding van Rome en Do dt! En toch samengaan Dezer dagen kwamen Ds. Goslinga en Ds. Bokma op een avond bij den pastoor nit. Toevallig liepen daar twee papenhatende antirevolutionairen. En even toevallig hoorden wij den eenen tegen den anderen zeggen: „ik zag hem nog liever bij den duivel uitkomen dan daar." Zóó leugenachtig en tegen de borst stuitend onwaar jis het beginselverzakende geknoei der antirevolutionairen, dat zelfs antirevolutionairen, al is het dan ook onder elkaar, tot zulke uitlatingen komen. Er is behoefte aan waarheid, aan oprechtheid, aan karakter- en beginsel-vastheid, meer dan ooit. Minder dan ooit zijn die te vinden. Dat is het oprecht droevige maar ook het wild-in-opstand-brengende, dat een over denking van onze tegenwoordige politieke toestanden in ons opwekt. De lezer herinnert zich het artikel van De Nieuwe, door haar abnssievelijk „Iets over agrarisch socialisme" geheeten, door ons aangeduid als een duister betoog. In hoofdzaak hebben wij in ons voorlaatste no. slechts het artikel van De Nieuwe geciteerd, wat reeds zóóveel plaatsruimte vorderde dat een tegen-beschouwing vrijwel onmogelijk er aan kon worden toegevoegd. Maar uitstel is geen alstel en we willen thans het geschrijf onzer katholieke znster nader bezien. We willen als „wederzijdsch goedgevonden" beschou wen, onder Eigendom te verstaan datgene, waarmede wjj in de samenleving te maken hebbenhet privaat bezit der productie-middelen, zijndegrond, werkplaatsen, werktuigen enz. enz. We stellen ons ditmaal eens voor, niet meer te behoeven te betoogen, dat het „ideaal" der socialisten niet is alle menschen in 't genot te stellen van even hoogen hoed, even langen jas, schoenen of wat dan ook laten we het streven der sociaal-demo- kratie voor ditmaal bekend achten als te zijn: het brengen der productie-middelen in handen der gemeenschap. Als voorbeeld hoe het privaat-bezit ontstaan kan, haalde De Nieuwe er nog niet ontdekte eilanden bij. Welnu, dit wordt door zijn ontdekkers rechtens in bezit genomen, zonder dat iemand dit kan betwisten en zonder dat het iemand schaadt. En er bestaat privaat-bezit zonder dat van gewelddadige inbezitneming of diefstal aan de gemeenschap gepleegd, sprake kan zjjn." Laten we het voorbeeld eens volgen. We denken eens (in Afrika of Amerika, of waar ook) een grooten strook gronds, door den eersten kolonist betreden. Het beste en vruchtbaarste stukje wordt uitgezocht en onze man gaat aan 't bouwen. Alles gaat best de grond is goed, het koren prachtig. Maar omdat de mensch bij brood alleên niet leven zal omdat ook een kolonist niet genoeg heeft aan graan alleen, moet hij met de buitenwereld in verbinding geraken. Al ware 't dan ook om niets anders dan om een zekeren ruilhandel te kunnen voeren voor artikelen die onontbeerlijk zijn. Nu moge onze hedendaagsche menschenwereld lijden aan „overbevolking" ook in vroeger tijden, zij 't dan in minder sterke mate, bestond er immigratie. Wie hier tegenslag ondervindt, is ras genegen z'n geluk elders te beproeven. Bij kolonist 1, die het mooiste, vruchtbaarste stukje grond bezit, is no. 2 gekomen, die nog een heel goed stuk, zij 't iets minder dan dat van no. 1, beschikbaar vindt. En no. 3 volgt, 4 volgt, 5 evenzoo, totdat het geheele „onbewoonde" stuk grond bezet is. Maar wélk verschijn sel doet zich voor in deze samenleving van menschen, die allen met evenveel recht bezitters zijn? Dit: dat ZÜ> die het vruchtbaarste stak grond hebben, méér vermo gen bezitten dan zij die slechts een minderwaardige grond meer vrjj vonden. Dit: dat zij, die, waar hun grond meer opbrengt dan dien van anderen, zich kunnen aan schaffen betere werktuigen om nóg meer te produceeren. Dit: dat zij, die gemakkelijker de plaats tot ruilen bereiken kannen voor hun waren méér kunnen krijgen dan anderen, die in dit opzicht ongunstiger bedeeld zijn. Er is geen gelijkheid van bezit. Wie de schraalste brokjes heeft, kampt met de grootste moeilijkheden wie de beste stukken heeft, leeft het gemakkelijkst. De eerste bezwijkt onder het eerste stootje van tegen spoed, de tweede weet zich er tegen te harden. Voor de stiefmoederlijk-bedeelden wordt het leven één angst, één worsteling. Maar kolonist no. 1, die zich baadt in vettigheid, al sinds lang zelve zijn grond niet meer bearbeidt daar er iemand is gekomen die heelemaal geen stukje meer wist te vinden om het voor zichzelf te bebouwen en nu gelukkig is dat van een ander te mogen bewer ken, tegen zekere vergoeding; kolonist, no. 1 gaat eens bepeinzen, dat hij van de opbrengst vau zijn grond méér maken kan als hij op de handels (of ruil-) markt niet meer geplaagd werd door die bezittertjes van die „stukskens". Maar die stumpers stellen minder eischen aan het leven en zetten hnn producten voor een prikkie om. Welnu, het middel is ras gevonden, om die kerel'.jes onschadelijk te maken; no. 1 (met 'n groot stnk) ver bindt zich met no. 2 (met 'n flink stnk) en no. 3 (met ook nog 'n goed stuk grond) om gezamenlijk te „han delen" zij zijn de grootsten, de sterksten, met het krachtigst weerstandsvermogen; als ze bijv. eens een poosje de markt drukken, d.w.z. hun waren beneden de waarde omzetten, met verlies, dat zij wel velen kunnen, dan hebben zij met één klap al die kleine bezittertjes weggemaaid. Deze kunnen niet tegen verlies kunnen niet hun waren beneden de markt afzetten zonder geruïneerd, van hnn bezit ontroofd te worden. En de groot-bezitters palmen met welbehagen die kleine stukjes in, waarop de vroegere eigenaars thans als daglooners wel „mogen" werken! Dit is ekonomie naar waarheid. Zou De Nieuwe, die wel een oorsprong van privaat-bezit noemde, nn heusch niets van de ont wikkeling weten Zon ze niets merken van die zich ontplooiend en klapwiekend omhoog-stagende groot- (5 ct. per regel.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1905 | | pagina 1