LrPrP~eM i De aanstaande verkiezingen. ZATERDAG 25 MAART 1905 5e Jaargang. ORGAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaldemokratische Arbeiderspartij. Bureau van Redactie en Administratie: A. WINTERBERG, Vriendschapstraat 1 1 boven. Stukken voor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn. Wonderen van onzen tijd, Daar weet grootje van te praten! No. 4c ABONNEMENTSPRIJS: Losse nummers 2 cent. ADVERTENTIEN: 3 cent per regel. Bij abonnement belangrijke korting. PIP ZONDAG 2 APRIL, FEESTAVOND, ter herdenking van bet 6-jarig bestaan der Afd. Schiedam van de S. D. A. P. waar als feestredenaar zal op treden onze partijgenoot S. A. MAAS, en verder den avond zal worden afgewisseld door Zang Muziek en Voordrachten. OPENBARE VERGADERING in „CONSTANTIA," op 11 April a.s. Spr. HENR. ROLAND HOLST, OnderwerpDe burgerlijke partijen en de sociaal-demokraten in den verkiezingsstrijd. Het Christendom in gevaar De coalitie van Rome en Dordt kan ook niet verklaard worden (en zou in geen geval daarmee verdedigd kunnen worden) uit de noodzakelijkheid om zich te verdedigen tegen een afwijking van Staat en Maatschappij van het Christendom. En vooral de anti-revolutionaire voor stelling, alsof de Calvinisten het als hun voornaamste taak moeten beschouwen zich tegen de beginselen der Fransche Revolutie (vandaar hun naam anti-revolutio nairen) moeten keeren als zijnde door en door anti christelijk, berust op grove geschiedkundige dwalingen. Want Staat en Maatschappij in de landen, waar het christendom thans de overheerschende godsdienst is (Rusland buiten rekening latende), zijn ontstaan uit gedeeltelijk Germaansche (en oudere Keltische) en ge deeltelijk Romeinsche bestanddeelen en begrippen, die weer voortkwamen uit de economische toestanden onder de Germanen (en Kelten) en Romeinen. Eu lang nadat deze Germaansch-Romeinsche Staat en Maatschappij waren ontstaan, toen de grondslagen van het staat kundig en maatschappelijk leven al lang gelegd wa-en, kwam het Christendom in dien Staat en in die Maat schappij binnen. En doorgaans kwam dat Christendom als een vijandige macht dien Germaansch-Romeinschen Staat en Maatschappij binnen, het oude geloof der Germaansche vaderen bestrijdende, vaak met de meest onedele en gewetenlooze middelen. En toen nu onder invloed van de economische veranderingen van gemeen- schapsbezit tot privaatbezit en van gemeenschapspro ductie en gemeenschapsverbruik tot particuliere productie exploitatie en ongelijke productenverdeeling,toen nu onder invloed van die economische veranderingen ook in Staat en Maatschappij een groote verandering ont stond en de privaatbezittende productie-exploitanten over de niet-bezittende geëxploiteerden een besliste regeeringsmacht gingen krijgen, toen zocht de Christelijke Kerk (daarin had het Christendom zich toen reeds begraven) bondgenootschap met die bezittende regeerders, zocht zelf ook bezitter en regeerder te worden. En van den aanvang af reeds vijandig opgetreden tegen den Romeinsch-Ge maanschen Staat en Maatschappij, werd nu het Christendom (waarmee de Chr. Kerk zich nota bene vereenzelvigt!) als bondgenoot van den zich naar boven wringenden wereldlijken heerscher (den koning, keizer e! z datzelfde Germanendom nog meer vijandig. Maar van dat oogenblik af zien wij het Christendom of de Christelijke Kerk ook voortdurend de heerschappij der regeerende klasse verdedigen, tenzij een oppositie partij in de Kerk, zooals het protestantisme, tevens een maatschappelijke oppositie-partij zijnde, zich zoowel tegen de Kerk als tegen de heerschers keert Nu spreekt het toch wel van zelf, dat ieder verzet van de geregeerden en uiigebuiten tegen hun regeerders, die ook hun economische verdrukkers waren, zich ook moest richten tegen de met die regenten verbonden Kerk! En dat is dan ook het geval in den tijd der Fransche Revolutie. Merkwaardig is het, dat Dr. Abraham Kuyper in zijn geschriften van vóór zijn ministerschap dat herhaaldelijk erkent, bijv. op deze manier: „Zoo is toen het „droit divin" (Goddelijk recht) der koningin tot een tergiug der natiënhet Goddelijk gezag der majesteit, voor eigen hoovaardij geroofd, tot een aanfluiting geworden, en wat de Stuarts in Londen, wat de Bourbons in Parjjs, en onze Regenten in Hollands steden bestaan dorsten, was erger dan een vertrappen van de volksvrij heden, het was een met voeten treden van de eere onzes Gods. „Welnu, aan dien de volkeren tergenden en God uitdagenden toestand heeft het Godsgericht van 1789, zoo te Parjjs als hier te lande, een einde gemaakt, en uit dat oogpunt de gebeurtenissen der Fransche omwenteling beziende, buigen we, zelfs bij wat een Robespierre bestaan dorst, met angstige eerbiedenis het hoofd. Alles riep om wrake; en die wrake kwam; ze kwam schrikkelijk En in datzelfde stuk, een toespraak ter opening van de 10e deputaten-vergadering („Niet de vrijheidsboom maar het kruis"), schrijft Kuyper „Open gij nooit uw lippen, om ook maar met één enkel woord het toppunt van ongoddelijk „Des potisme te bepleiten, waarin de Monarchalen elders, en hier de Regenten, zich op het laatst der vorige eeuw hadden vastgezet. Zie evenmin ooit voorbij het rechtvaardig oordeel Gods, dat in de bange gruwelen der Fransche Revolutie over dezen mensch- onteerenden toestand gekomen is." Kuyper begaat dan de geschiedkundige flater, de Revolutie van 1789 anti-christelijk te noemen, terwijl ze in werkelijkheid, zooals in het kort hierboven uiteen gezet is, tegen de vér van Ch istus' leer afgeweken Chr. Kerk als bondgenoot van de regeeringsmachten in ging. En daardoor begrijpt Kuyper niet, dat de Fr. revolutie geen godsdienstig of kerkelijk karakter kon dragen, immers de olficieele christelijke kerk had haar inquisitie tegen alle ketterij en had de middelen om alle godsdienstige en kerkelijke opvattingen te onderdrukken, welke die Kerk niet naar den zin waren? Hoe kon in zulke omstandigheden dan een godsdienstige beweging ontstaan, sterk genoeg om den toon aan te geven, krachtig genoeg om het karakter te bepalen van een economisch- politieke omwenteling als de Fransche van 1789? Die omwenteling moest wel een zuiver economisch-siaatkundig karakter dragen. Indien nu de Calvinisten, de noodzakelijkheid, de on vermijdelijkheid der Fr. revolutie (volgens Kuyper zelfs „een rechtvaardig oordeel Gods") erkennende, niet de stommiteit begingen zich tegen die onvermijdelijkheid (onvermijdelijk ook in haar uitingswijze en in haar karakter) te verzetten of te probeeren aan die revolutie en de daardoor ontstane toestanden het noodzakelijk daarbij behoorend karakter te ontnemen, dan zouden zij tot dit zuivere inzicht komen: dat het „christelijk" karakter, zooals zij dat verlangen aan onzen staat en onze Maatschappij niet ontbreekt tengevolge van de Fr. Revolutie, maar tengevolge van de gedragingen der Christelijke Kerk vóór dien tijd, welke gedragingen veel hebben bijgedragen tot de Fransche omwenteling. En dan zouden zij hun kracht niet als wijlen Don Quichotte gebruiken tot bestrijding van den geest der Fransche Revolutie maar tot een algemeenen strijd vóór het herstel van de zuivere leer van Jezus, tot een algemeene pro paganda vooral vóór een toepassing van die leer in het dagelijksch leven thuis, in zijn werkkring, in de maat schappij, in den staat, een toepassing persoonlijk, uit eigen overtuiging, en niet door dwang van een regeeringsmacht. Maar om al die redenen is het een geweldige onzin, een van die opentop dolle flaters die men bij een ver keerde kennis van een geschiedkundige periode zoo gemakkelijk maakt, om zich tegen die revolutie te keeren, om daarom anti-revolutionair te willen zijn. Het purita nisme der Calvinisten moge recht van bestaan hebben, hun anti-revolutionarisme is Don Quichotterie. Uit de regeeriDgspraktijk van Dr. Kuiper's ministerie is dan ook van zelf sprekend aan te wijzen, dat zijn heele „christelijke" politiek een Don Quichottische mis lukking is. Een paar van de meest sprekende voorbeelden daarvan zullen dat gemakkelijk bewijzen. Onlangs deed zich voor onze oogen een zonderling verschijnsel voor. Aan den blanken Maas-oever was 't. Een schip, door de golven gedragen als andere sche pen de bouw was niet bepaald ongewoon en tóch 't was een raar ding, dat schip. „Automaat" heette 't. De naam duidde reeds 't vreemde aan. Automaat jawel, de petroleum kennen we. Da's een onderneming van heele, heele rijke menschen, die met hun reuzenkapitalen een productie maar tevens een handel hebben daargesteld, waartegen een concur rentie op den duur wel tot de onmogelijkheden zal gaan behooren. Automatisch doet deze groot-kapitalistische onderneming dus al die kleinhandelaars zoo van liever lede verdwijnen automatisch slorpt zij de winst van den geheelen petroleumhandel alléén op. Maar met die peiroleum-onderneming had de nieuwe verschijning niets gemeen dan den naam en het karakter. „Automaat" was 'n kolenboot. En alles ging 'r automatisch, toen 't op lossen aankwam d'r was maar 'n enkel mannetje bij noodig om te kijken of 't wel goed ging. Is dat niet raar? In twee dagen tijd was de boot gelost, terwijl maar zes man er aan gewerkt hadden. Deze verdienden f 3.daags wordt over 2 dagen f 36,— arbeidsloon voor het lossen van een gansche kolenboot! In gewone gevallen wordt zoo'n schip in één dag gelost; dan werken echter 36 man eraan en komt het verschuldigde arbeidsloon op f 360.Dat is dus een verschil van f 324.enkel op het lossen van zoo'n boot je zou zoo zeggen een aardig peule schilletje voor den cargadoor. 'n Raar ding die „Automaat" Zóó raar zelfs, dat oude en nieuwe Schiedamsche Cour. er hun gemoed over lucht gaven. Héél sobertjes 't is waar, doch iets m:esten ze er toch van zeggen. Och, je voelt 't zoo, de lezers willen 't De Schied. Cour. vertelde zeer troostend, dat de in richting eigenlijk tóch niet voldoet. Dit mankeert er nog aan dat mankeert er nog aan Jawel, jawel d'r deugt nog niets van, zullen we veronderstellen. Maar toch is er reeds een vrij be duidend voordeel mee te behalen. Welnu, we zullen zoeken, zooken en zoeken, zooals we altijd hebben ge daan, de onvolmaaktheden te verbeteren. De eerste stoommachines waren óók niet ineens volmaaktde stootende diligence is door spoortrein en automobiel vervangende armzalige petroleum-straatverlichting van voorheen is van lieverlede tot gas- en èlqctriciteits- verlichting vervormd geworden. En een nu nog on voldoende „Automaat" zal in de toekomst zoo volmaakt mogelijk zijn Maar wat moet dat dan toch? Hoeveel arbeid neemt zoo'n ding niet weg? Hoeveel arbeiders, die tot nog toe in kolenbooten hun brood verdienden, zjjn thans weer als werkloozen weggeslingerd Ja, wat moet dat dan toch? Wat moet het met automatische kolenbooten, wat moet het met elevators aan „Nederland" en Gasfabriek? De zetmachines van Roelands en Van Noortwijk de deegmachines der „Algemeene"? Moeten we dien heelen rommel niet vervloeken, waar ons verderf onvermijdelijk wordt? Moeten we ze niet tot gruis slaan, die hellevindingen? Zou het ook maar iets baten? Begrijpen we niet dat als vandaag alle machines worden vernield, men morgen druk bezig is nieuwe te maken? Begrijpen we niet, het wanhopige en het nuttelooze van zoo'n V6rniel- remedie? Ja maar, wat dan? 't Gaat toch maar altijd door, die uitvinderjj en wy, arbeiders, worden altjjd en altjjd het kind van de rekening. Dat kan toch op den duur niet? Neen, zeker niet! Dat kan en zal op den duur niet. 't Zal enkel zoolang duren tot gij, arbeiders, de machine leert kennen als uw vriend (nil uw vijand) die uw levenstaak véél, ontzettend veel, verlichten kan die een zegen kan zijn voor héél de menschheid,als niet een enkeling beslag op haar leggen kan en al de voordeelen die zij biedt voor zich bemachtigen doch als zij behoort aan allen en arbeidt voor allen. Als het kapitalisme zichzelve volledig heeft gezelf- moord en het socialisme haar zegenrijke triomf viert De Nieuwe hoofdartikelt over „Snuifjes." Snuifjes nu, daar zal ze wel van weten, de mefl. Blijkbaar had ze wat al te veel van dit genot gepro fiteerd, toen ze an 't hoofdartikelen voor de krant van Zaterdag verviel. En de hersens, die druk noodig hebben, geprikkeld te worden om te denken, waren ditmaal wel wat al te veel van het „goede" voorzien en daar door op hol geraakt. Ja, ja, maar 't moest nu ook eens iets mooi worden, weet je! Moois, dat heel de schare in vervoering brengen zou en het gekozen slachtoffer in 't niet doen verzinken. Dus nóg maar 'n beetje en dan atchie! (god zegen je) daar gaat-i: Het is overbekend, hoe de socialisten altijd be weren dat godsdienst privaatzaak is, en dat men heel goed socialist kan zijn en toch godsdienstig. Dat dit louter bedrog is, weet ook zoo goed als een ieder. Toch willen wij het hier in 't licht stellen, opdat het steeds duidelijker blijke en nog meerderen moge overtuigen. De bekende Duitsche socialist Bebel noemde den godsdienst verbeeldingswerk, waardoor ons zuiver verstand niet bevredigd kan worden; hij is goed voor de kinderkamer, zeide 'hij, waar men nog niet kan denken, of voor de Slaafsche Roomsche goêgemeente, die niet mag denken Een andere MOKER

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1905 | | pagina 1