Wacht U voor Stinkbommen No. 15c ZATERDAG 10 JUNI 1905 5e Jaargang. ORGAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaldemokratische Arbeiderspartij Bureau van Bedactie en Administratie: A. WINTERBERG, Vriendschapstraat 11 boven. Stukken voor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn. In 't geweer! welke op 't laatste oogenblik uitgeworpen worden! „01 Christus of Marx!" een schijnbaar ware en toch zeer valsche leuze. ABONNEMENTSPRIJS: 25 cent per kwartaal 1 Mj v00ruithetali franco per post 30 cent j J Losse nummers 2 cent. ADVERTENTIEN: 3 cent per regel. Bij abonnement belangrijke korting. DINSDAGAVOND a.S. moet verspreid worden. Vele handen maken licht werk! Ieder drage z'n steentje bij! Kom om 8 uur in ,,Constantia." Afd. IX AARDINGEN S. D. A. P. en KIESVEREEN. „VOEKSREEANG". PROPAGANDA-WANDELTOCHT naar KETHEL, op MAANDAG 12 JUNI (2e Pinksterdag). Vertrek 9 uur van de Molen, einde Kortedijk. Dat niemand der leden bij dezen tocht ontbreke ALLEN MEE INGEZONDEN MEDE DEELINGEN. 3 cent per regel. Muziekvereeniging „KUNST EN STRIJD". Onderafdeeling S. D. A. P. Voor enkele personen bestaat nog gelegenheid zich aan te sluiten. Vereischte leeftijd boven de 12 jaar. Contributie 10 cent per week. Gemakkelijke be talingsconditiën op instrument. Onderricht gratis. Aanmelding in persoon, bij A. WINTERBERG, Vriendschapstraat 11B- HET BESTUUR. „Christus of Marxzoo luidt het allerwege in deze dagen van verwoeden strijd. En bij het eerste hooren schijnt die leuze volkomen juist. Terwijl we ons toch Jezus niet anders knnnen deuken dan als een idealist iu de rijkste en heerlijkste beteekenis des woords, weten we, dat Karl Marx, een der meest bekende en beroemde denkers der 19de eeuw, een materialist, is geweest. In zijn geschriften lezen we, om slechts een paar grepen te doen, het volgende„Onze denkbeelden over deugd, recht, schoonheid, waarheid en godsdienst zijn de boven bouw, die rust op de economische toestanden als fun dament'. „Evenals in de natuur, heerschen in de maat schappij met ijzeren noodwendigheid werkende wetten. Dat zijn de productiekrachten. En gelijk de mensch machteloos staat tegenover de natuurwetten, zoo staat hij ook machteloos tegenover die productiekrachten". „t)e tegenwoordige orde van de zaken moet onver mijdelijk plaats maken voor een andere, onverschillig of de menschen het al dan niet gelooven, zich er al of niet van bewust zijn". „De denkbeelden zijn spiegel beelden, die de economische werkelijkheid weerkaatsen. De denkbeelden zijn niet anders dan de blaasjes, die ten gevolge van een voortdurende beweging in de diepere lagen, naar de oppervlakte worden gedreven". „De godsdienst is een fata morgana, een slechts in de ver beelding bestaande voorstelling, die de mensch, dorstig en vermoeid ronddolende in deze kapitalistische maat schappij, als werkelijkheid aanneemt". Zie, wanneer men een en ander in rekening brengt, dan schijnt de leuze„Of schristus of Marx" zeer juist. Doch het is ook niets meer dan schijn. Immers, wanneer men een tegenstelling zal mogen maken tusschen twee personen, bepaaldelijk tusschen twee machtige denkers, tusschen twee heröen op het gebied des geestes, zooals ongetwijfeld Jezus en Maix zijn geweest, een tegenstelling zóó scherp, dat het sym- pathiseeren met en net volgen van den een, het sym- pathiseeren met en het volgen van den ander ten een en- male uitsluit, dan moet niet alleen worden gelet op bun denkbeelden, maar ook op hnn levensrichting. En nu beweer ik, dat Marx met zijn aangrijpend wacht woord „Proletariërs aller landen, vereenigt u, om de thans bestaarde kapitalistische, door en door onrecht vaardige maatschappij met eene andere, een meer recht vaardige maatschappij te verwisselen 1" zich lange dezelfde lijn beeft bewogen als Jezus met zijn onuit sprekelijk heerlijk ideaal„De gansche menschheid één gezin, waarvan al de leden, zich kinderen Gods gevoe lende, er op nit zijn, als broeders en zuster met elkan der te leven en dus elkanders geluk te verhoogen". Bovendien, wanneer men in deze dagen spreekt van Christus en Marx, dan wordt bjjna door iedereen onder Christus verstaan het Christendom en onder Marx het socialisme of de sociaaldemociatie. En zoudt ge nu meenen, dat Christendom en Sociaal democratie onverzoenlijk tegenover elkander staan? Niets is minder waar dan dat, al wordt het ook door niemand minder beweerd dan door Dr. A. Knyper. Veeleer zouden wij integendeel durven zeggen, dat de Christen zijn maatschappelijk ideaal verwerkelijkt ziet in de sociaal-democratie. Oordeelt zelfIn het Cris- tendom is een der meest op den voorgrond tredende beginselen liefde tot den naaste, lietde tot de mensch heid, uit welke liefde noodwendig voortvloeit de krach tige begeerte, om het onrecht dat nog altijd in de maatschappij, ook in de Christelijke maatschappij heerscht en waaronder zoovele millioenen onuitsprekelijk veel lijden, uit die maatschappij te doen verdwijnen. En waaruit vloeit dat onrecht bovenal voort? Bovenal hieruit, dat de hedendaagsche maatschappij aan de men- schen, van wie de Christen erkent, dat ze als kinderen Gods, als broeders en zusters recht hebben op gelijke stoffelijke levenskansen, die gelijke levenskansen niet biedt. Hieruit, dat de werker niet plukt de vruchten van zijn eigen arbeid, dus niet krijgt datgene waa' op hij van nature, dat is van Godswege recht heeft. Hier uit, dat de aarde en de andere bronnen van den ijjk- dom zijn in het bezit van enkelen, zoodat die enkelen kunnen zeggen: „Dat is mijn g'Ond, mijn fabriek, ik kan er mêe doen wat ik wil." Welnu dat alles zal veranderen, er zal een betere, een meer rechtvaardige toestand worden geboren, wanneer de sociaal-democratie zal hebben overwonnen, wanneer de kapitalistische voortbrengingswijze in een socialistische zal zijn omge zet, wanneer nameljjk de voortbrengingsmiddelen, de grond en de fabrieken niet langer behooren aan enkelen, aan een bepaalde klasse van menschen, maar aan de sociëtas, de gemeenschap, aan allen en dat is het juist, wat de sociaal-democratie beoogt. Doch daar volgt dan ook nit dat de discipel van Jezus, wel verre vau in de sociaal-democratie een vijandige macht te zien, in haar begroet de verwerkelijking van zijn maatschappelijk ideaal. En moet dat worden toegegeven, dan moet ook de leuze „Of Christus of Marx als een valsche leuze worden gekenschetst. Neen, men doe het niet voorkomen alsof de sociaal democraat vijandig staat tegenover het Christendom Zelfs dan wanneer hij een ongeloovige, een materialist is, staat hij, dank zijn krachtig werken! rechts- en gemeenschapsgevoel, dichter bij Jezus dan de geloovige, die kalm berust in de onveranderde voortduring der huidige onreehtvaardige maatschappij. Het laatstelijk gezegde moge worden toegelicht door de herinnering aan een bladzijde uit het reeds betrek kelijk oude maar altjjd nog lezenswaardige boekje, getiteld „De wa e geschiedenis van Jozua Davids." Die bladzijde is een droom van den volgenden inhoud: „In het midden van een uitgestrekte vlakte, waar een groote menigte verzameld was, rees een heuvel, waar een tweetal koninklijke figuren zaten, die de daar beneden saamgestroomde menschen regeerden. De een was gekleed als een hoogepriester en stelde het kerke lijke christendom voor, de ander was een koning, die de maatschappij vertegenwoordigde. Beiden hadden een streng, heerschzuchtig, terugstootend uiterlijk. De eenige personen, die ze goedgunstig aankeken, waren gehuld in goud en juweelen of waren armen en onbeteeke- nenden, die den indruk maakten van onderworpenheid. Deze namen alles aan wat de hoogepriester hen leerde, zonder dat ze ook maar in eenig opzicht naar de waarheid er van vraagden en ze gehoorzaamden den koning, zonder dat ze den minsten wensch naar tegen stand bij zich voelden opkomen. Integendeel, de monarch bond hen stevig vast met sterke ketenen, zoodat ze zich nanwlijks konden bewegen. En toen ze zich gewillig aan die smadelijke bejegening onderwierpen, ja sommigen hunner zelfs de ketenen sterker aantrokken, toen prees de koning hen met vleiende woorden en de kwijnende ellendigen waren zeer ingenomen met de schrale eer van deze belooning. Aan de voeten van deze twee machthebbenden lagen drie gedaanten, eveneens wreed gebonden. De naam der eene was „„Waarheid"" „en aan haar borst lag een kindeken", „„Wetenschap"" „geheeten en de beide anderen droegen den naam van" „„Vrijheid"" „en" „„Menschlievendheid."" „Alle drie waren uitgestrekt op een pijnbank, gemaakt in den vorm van een kruis, hetgeen in de oogen der menigte aan hun marteling een soort van symbolische heiliging gaf. De beide tyrannen waren voortdurend bezig, hun den mond te snoeren, hetgeen hun evenwel niet altijd gelukte, want nu en dan spraken de gemartelden woorden, zoo luid «n holder als de klank van de zilveren baznin, woo> den die de menigte daar beneden opschrikten, opjoegen en sommigen hunner de banden deden afschudden, waarin kerk en maatschappij hen trachtten gevangen te houden. Maar de hoogepriester, de koning en hunne vereerders sloegen die gemartelde gedaanten als ze.spraken, ja, ze zonden hen, als ze maar hadden gekund, zeker hebben vermoord. Maar hoe ook de Waarheid en de Vrijheid en de Menschlievendheid werden mishandeld, ze waren toch alle drie door een groep aanhangers omringd. Rondom de Waarheid stonden menschen met een waardig en ernstig voorkomen, groote geesten met een bezadigden aard en een helder verstand. Er waren onder hen personen van zulk een onbetwistbare ver hevenheid, dat zelfs de verwarde menigte van geloovige christenen en andere leden der maatschappij hun een zekeren eerbied betoonden, terwijl het kerkelijke chris tendom hnn stellingen in overeenstemming trachtte te brengen met zijne eigene machtspreuken. Rondom de gebogene gestalte der vrijheid, met gapende wonden bedekt, stonden slechts weinigen. En zelfs de mannen der wetenschap waren bevreesd voor deze reuzengestalte. Ja allen, behalve haar vreinige aanhangers beschouwden haar met angst en voorspelden der wereld kwade dagen, als eerstgenoemde van hare boeien zou worden verlost. Maar de kleine groep aan hangers werkte onophoudelijk aan hare bevrijding, nu hier, dan daar een schakel losmakende, wetende dat ze met hun hulp, als de tijd zou zijn gekomen, zich van al hare ketenen zon ontdoen, om als de grootmoedige leidsvrouw aan iederen mensch zjjn rechtmatig deel te geven. De derde gedaante, de menschlievendheid werd het meest onderdrukt. Het gelaat was verborgen en de liefelijke gestalte gehuld in een leelijk gewaad, dat deze geheel misvormde, bedekt met vuil, door den hoogepriester en koning er opgeworpen. Aan hare ge. nagelde handen klemden zich vast de weeklagende en ongelukkigen en niemand werd teruggewezen. Vreugde en smart, zonde en deugd rusten gelijktijdig aan haar borst en allen ondervonden van haar hetzelfde mede- doogen. Zij veroordeel!e niemand, maar weigerde slechts gehoorzaamheid aan den hoogepriester en den koning. En toen deze gestalte het hoofd ophief, vertoonde het bezoedelde en gehoonde gelaat de trekken van Christus. Maar zie, op het onverwachtst verschijnt bij dien prachtig uitgedoschten hoogepriester en koning een man met eenvoudige kleeding, sober van taal en manieren, maar met een edel uiterlijk. Het was het gelaat van den held, die in zichzelf gelooft en wiens zelfvertronwen zijn eenige geloofsbrief is. Zijn gezellen waren soort gelijke menschen als die der gekruisigde menschlievend heid omringden. Al de armen en ellendigen, melaatschen en zondaren, uitgeworpenen en ook zij, die geleefd hadden om anderen wel te doen, maar als belooning daarvoor waren belasterd, gevloekt, vervolgd, waren bij hem. Hij sloeg geen acht op den hoogepriester en den koning. Hij verklaarde openlijk, hun tegenstander te zijn en allen die door deze twee werden veracht en uitgestooten, trok hij tot zich. En op den hoogepriester wijzende sprak hij: „Ziet, wat ze van mij hebben ge maakt! Van eeu eenvoudig werkman, die geen geleerde maar slechts een rondtrekkende prediker was, van de liefdadigheid levende, maakten ze een koning, van een mensch een God, van een godsdienst der liefde een godsdienst die andersdenkenden wreed deed vervolgen, van een leven een dogma, van een voorbeeld een kerk. Hier ben ik, Jezus van Nazareth, de zoon van Jozef en Maria, zooals ik op aarde leefde, arm, ongeleerd, de vriend van het volk, de vijand van vormen, van geloofsartikelen en priestergezag. En daar ziet ge mijn hedendaagsche karrikatnur, het kerkelijk Christen dom in vol ornaat, dat de herleving is van het oude Fariseïsme. Op u allen rust de taak, de menschheid terug te brengen tot het geloof dat ik predikte. En als ge, terwijl ge dit geloof grondvest, zijn prediker vergeten en naar een anderen naam noemen mocht, het zij zoo De wereld heeft behoefte aan het wezenlijke, aan de zaak, niet aan het uiterlijke, niet aan een naam". Zaandam, 7,-6,-05. W. Bax. -

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1905 | | pagina 1