goed en goedkoop. Adres: Oude Kerkhof 7. r De Centrale Arbeiders-Verzekering en Deposito-Bank Het Evangelie der Sociaal-Democratie 4 Belleyoysstraat 4. M, W.-Krniskaie, Rotterdam Adverteert in „De Moker." Ingezonden. Drankbestrijding. ADVERTENTIE N. Sluit uw verzekering bij A. WINTERBERG, Vriendschapstraat \\b IVBej. E H. van der Nleer Dagelijks te ontbieden. h. A V k A V K W De Socialistische Maatschappij iej. H. v. Dijke-v. Brandwijk. vincie en Gemeenten, hier woelt en krioelt maar alles doorheen. En omdat ik ben een man van groote zaken, en omdat ik diende de publieke zaak, en omdat ik in dat alles (vooral de publieke zaak) gansch niet voor de poes ben, daarom heb ik dit oord verkozen om dóór te brengen den eersten tijd van mijn verjongingskuur. En als dan 't oogenblik weer gekomen is dat ik zal moeten scheiden van deze zalige oorden, en ik mij verjongd, verfrischt en vernieuwd weer zal begeven aan mijn particulieren maar ook gemeenschappelijken arbeid, dag hoop ik daar te geven al mijn krachten (en deze zijn niet weinigen) tot heil van mijn zaken en van de burgerij wier vertegenwoordiger ik ook ben. Dan zal ik, verruimd als mijn blik nu is het beste geven wat in mij is, dan zal ik al het vorige en dat is hensch niet gering wat door mij in dien Eaad gedaan is in de schaduw stellen, en als dan al mijn collega's daar, mij met bewondering en verbazing zullen aanhooren, en zullen vragen vanwaar en waar door dit alles, dan zal ik hun 't geheim ontvouwen en dan zal ik hun zeggen „Dit is de vrucht van mijn Huwelijksreis naar de Gooische bosschen en laudauwen in Juli 1905. X. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. Oopie wordt niet teruggegeven. Aan de Redactie van De Moker. Al verscheidene malen zag ik in uw blad een verslag van den Schiedamschen Bestuurdersbond, en bijna altijd las ik daarin: De onderwijzers waren afwezig. Ik moet uit de samenstelling van uw laatste verslag opmaken, dat de afwezigheid telkens zonder kennisgeving geschiedt. Afgezien van het feit, dat men van onderwijzers kan verwachten, zich aan een der eerste eischen van het fatsoen niet te onttrekken, daar moet mij daarnevens de vraag van het hartWat beweegt die onderwijzers toch, telkenmale de vergaderingen van den Bestuur dersbond te veronachtzamen Stellen zjj geen belang in de meer algemeene arbeiderszaken Of is hun orga nisatie zoo voos, dat zij zich niet met anderen durven in te laten In dit laatste geval zou het misschien niet ongewenscht zijn, dat de Bestuurdersbond handelend optrad, en de organisatie der onderwijzers uit haar winter- en zomerslaap opwekte. Waar verschillende groepen van arbeiders, ook in Schiedam blijken geven, in organisatie een der eerste middelen tot verbetering te zien, daar kan, dunkt mij, voor den Bestuurdersbond in het bijna voortdurend afwezig bljjven van de onderwijzers een aanwijzing zijn, dat het bestuur, zijn taak getrouw, de onderwijzers een handje helpt in hun organisatie. Is dat niet noodig, wat ik voor beiden wensch, daar zal waarschijnlijk een krachtige aansporing tot medewerking niet geheel overbodig zjjn. In de verwachting, dat óf Bestuurdersbond, óf onder wijzers mjj eens over het een en ander inlichten, ver blijf ik, in dank voor de opname, Uw bestendige lezer. M. de R. Mijn stukje getiteld christelijke verkiezingsactie of de 'politieke brugwachter schijnt bij „Een partijgenoot in geen goede aarde te zijn gevallen. Nu dat komt wel meer voor dat een stukje van A. niet in den smaak valt van B. Dat B. dan het stukje gaat bestrijden is goed als hij het ten minste kan bestrijden. Maar als B. een stukje gaat bestrijden, en de schrijver er van van onwaarheden gaat betichten, is het toch ook zeker plicht, te bewijzen, dat A. onwaar heid sprak, maar niet te handelen zooals „Een partij genoot1' tegen schrijver van het stukje (bovengenoemd) door te zeggen dat X onwaarheid spreekt, maar niet aan te toonen wat die onwaarheid is. Ja, zelts zoover gaat het met hem dat hij wil dat X de onbewezen beschuldigingen hoe eer hoe liever terug zal nemen. Dat komt dus ongeveer hierop neer: B. verwjjt A. dat hjj heeft gelogen, lnplaats van nu te bewjjzen en aan te toonen dat A. gelogen heeft, wil hij hebben dat A. zal aantoonen dat hij niet gelogen heeft. Zooiets is natuuilijk te gek om alleen teloopen. Maar ter zake. Voor 't gemak zullen wij „Een partijgenoot" B. noemen. Wat het begin van B z'n stukje betreft aangaande de ligging der stembureau's en bruggen, daarop zal ik maar niet eens ingaan, een ieder die even nagaat, hoe de drie bureau's zijn gelegen, weet in hoeverre B. gelijk heeft. Maar dan volgt: De inzender, die blijkbaar De Moker gebruikt voor iets, waarvoor hij bij de andere plaatselijke bladen niet terecht kan, een partijgenoot kan X in geen geval zijnwant dan zou hij het niet zoo voor de Schiedamsche vrijzinnigen opnemen enz. Laat ik B. alvast verklaren dat ik ook, schrik nietpartijgenoot ben en in geen geval (wat partij standpunt aangaat) een stap op zij behoef te gaan, voor wie ook. Dat ik De Moker gebruik voor iets waarvoor ik bij andere plaatselijke bladen niet terecht kau, is een uit spraak, welke ik geheel voor rekening van B. laat. 't Is voor B. een bloote vraag of een ander blad hier ter stede dit stukje niet had opgenomen. Dat ik De Moker daarvoor gebruik, is een logisch gevolg van het feit, dat dit ons blad is. Dat De Moker dikwijls gebruikt wordt voor iets waar voor men bij andere plaatselijke bladen niet terecht kan, geef ik toe; maar hoe komt dat? Omdat De Moker het eenige plaatselijke blad is, dat de zaken onder de oogen durft zien en misstanden publiek durft maken. Was door B. in dezen zin gesproken, dan zou ik en V Ie anderen hem gelijk kunnen geven. Maar nu schrijft hij alsof De Moker alles maar opneemt wat een ander blad zou weigeren, dat is een uitspraak welke ik van een pai tijgenoot allerminst zou verwachten. Er is geen sprake van, dat ik het opneem voor de vrijzinnigen. Wat ik schreef was niets meer dan over het reriit van 't spel, afgezien van de pa-tijen. Het feit wat ik heb geconstateerd, is de waarheid zonder meer, ik zelf ben er getuige van geweest. 't Is ook geen persoonlijkheid tegen den brugwachter, want de man heeft mij nooit iets in den weg gelegd, maar onverschillig ten nadeele of ten voo-deele van welke partij ook, is de handelwijze niet te billijken. Was het andersom, ik had het evengoed bekend ge maakt. Wat nu betreft die voorkomendheid van den brugwachter tegenover B., dat laat mij vrijwel koud. Een persoon is geen partij, dat weet B. evengoed. 't Was misschien beter geweest, wanneer B. dit argument had weggelaten, want nu rijst onwillekeurig de vraagZou B. daarom partij opnemen voor den brugwachter Wat ik geschreven heb, kan ik door voldoende per sonen doen getuigen (de vraag is maar of B. te over tuigen is). De voldoening van B. „Dat er van mijn beschuldiging niet veel meer over blijft" gun ik hem gaarne, maar waar heeft hij die beschuldiging dan weerlegt? Of meent hij dat het vol doende is te schrijven dat hij voorkomend wordt behan deld en dat hij er verzekerd van is dat Nieuwenburg evenzoo zou optreden tegenover een rijtuig van onzen kant? O neen B., dat zijn geen bewijzen, 't laatste is zelfs maar een veronderstelling. Over de bekendmaking van mijn naam wil ik u zeg gen dat ik de Redactie gaarne toesta mijn naam aan B. bekend te maken, ik zal dan die van B. wel ver nemen 't Is echter niet wenschelijk dat ik mijn naam hier onderteeken. X. (Cursiveering van mij.) Aan de Hoeders. Moeders, hoedsters uwer kind'ren, Trouwe zorgsters van uw kroost, Gij, die al wat hen kan hind'ren Vreest en afweert, onverpoosd; Die alreeds bij de gedachten, Ot hen soms een onheil dreigt, Waakt, vertwjjf'lend bange nachten, Wijl uw angst aanhoudend stijgt. Maar toch, trots de teêrste zorgen Voor het welzijn van uw kind, Ziet men vaak, hoe g' int 't verborgen Zelf zijn grootsten vijand mint. Steelsgewijze dringt hij binnen, Lonkend, lonkend, lief en mooi; Spelend stoeit hij met uw zinnen, Zeker is hij van zijn prooi. Arme kleine, de ellende Grijnst u in het leven toe, Als verworp'ling, als miskende, Zult gij zwalken, mat en moe. Zeker, dat gebeurt niet allen, Allen, neen dat niet, o dank! Maar toch vielen en nog vallen Daag'ljjks ve'en door den drank. Als gjj uw gezonden jongen, Pas nog dart'lend in uw schoot, 't Sluimerlied hebt voorgezongen Is dan uw geluk niet groot? Maar, wanneer hij, u ontwassen, Met een waggelenden gang, D' oogen rollend in hun kassen, Eenmaal zingt zijn sluimerzang, Zondt ge dan maar niet verlangen, Ja, bij menig zucht en traan, Dat hij bij uw sluimerzangen Maar voor goed was heengegaan Nooit den vijand toegelaten! Nooit hem in uw kring geduld! Mocht uw pogen dan niets baten, Dan is 't althans niet uw schuld. Koog aan den Zaan. Uit De geheelonthouder. T Boot. STEÜMPEMIÜG. V. P. f 0.05R. f 0.10Zangvereeniging de Spoor wagen f 0.65. Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit 10-8-,04, No. '28, Bij voegsel Ned. Staatscourant 8 30-8--04, No '203. Gevestigd te 's-Gravenliage. Vertegenwoordiger voor SCHIEDAM Gedipl. Deskundige voor vrouwen. Nadere inlichtingen Oosterstraat ÏO. Een boek van 176 bladzijden voor één kwartje! LAURENCE GRONLUND, bewerkt door F. W. N. Hugenholtz. Geeft een heldere uiteenzetting van het streven der socialisten. Propaganda-prijs 1 25 cent. H. A. Uitgave: w WAKKER Co., ROTTERDAM. JOZ. DIETZGEN. 45 bladz. Prijs: I I Uitgave: w H A. WAKKER Co. ROTTERDAM. Gediplomeerd desk. voor Vrouwen. (Medewerkster van den N.-Malth. Bond) Spreektijd van 2—9 uur. Minvermogenden Woensdag en Vrijdag. Dinsdag van 's mor gens 10's avonds 7 nur -:- -:- -:- -:- Eet Voorwaarts-brood,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1905 | | pagina 4