No. 33.
ZATERDAG 14 OCTOBER 1905
5e Jaargang.
ORGAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaldemokratische Arbeiderspartij
Bureau van .Redactie en Administratie:
A. WINTERBERG, Oosterstraat 54.
Stukken voor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn.
De strijd in de Bouwbedrijven.
Van onze vroede Vaderen.
Een paar inkornstenposten op de begroo-
ting voor de gemeente Schiedam
ABONNEMENTSPRIJS:
25 cent per kwartaal f Uj voormthetaUn
iranco per post 30 cent j y
Losse nummers 2 cent.
ADVERTENTIEN:
3 cent per regel.
Bij abonnement belangrijke korting.
Het Volk gaf dezer dagen een opwekking, de uitge
stotenen in de bouwbedrijven te steunen. De houding
welke wij hebben aan te nemen, in een geval als dit,
waar de oorzaak der uitsluiting door ons bestreden
moet worden op de reeds meermalen uieengezette over
wegingen, kan, al is zij noch in statuten, noch in con-
gresbesluiten omschreven, niet twijfelachtig zijn. Sinds
lang hebben wij front gemaakt tegen de anarchistische
staak-maar-raak-taktiek, de z.g.n. „directe actie" en
deze moet ook in den nu gevoerden strijd bestreden
worden. Afkeuren doen we zeer beslist de brutale
willekeur der patroons; ons klassegevoel komt in opstand
tegen het ergerlijke „uitleen-systeem" dat ze toepassen
willen, waardoor ze van den arbeider willen maken
een zielloos werkding. Doch voorop gesteld dat de geheele
strijd beëindigd kan worden als met de taktiek der
„directe actie" gebroken wordt, waardoor het geschil
tot de heie?s-staking wordt teruggebracht, komt ons
steunen in dit geval totaal ongemotiveerd voor, strijdig
met onze steeds gevoerde taktiek. En de opwekking
van Het Volk lijkt ons dus een tactische fout.
Een warme middag.
Dat was de raadzitting van 3 October. Schoon deze
en gene wel zoo'n klein wolkje aan den stadhuishemel
ontdekt had, vermoedde toch haast niemand, dat er
zulke donderbuien zouden losbarsten.
Daar werd allereerst over de verstrating van de
Nieuwe Haven een vol uur lang en vrij warm gedis-
kussieerd. Wat een „eigenaardigheden" kwamen daarbij
voor den dag
Allereerst bleek, dat B. en W. dit karweitje, dat
toch over een paar duizend gulden loopt maar bij
ander werk tegelijk hadden aanbesteed. Zeker wel
de slechtste manier om de aanbesteding eenig nut te
doen hebben.
Verder dat men heel handig poogt, den raad knol
len voor citroenen te verkoopen. Op de begrooting
voor 1905 (vlgn. 111) zijn door den raad gelden be
schikbaar gesteld voor „verstrating" de Nieuwe Ha
ven was terloops genoemd, maar met geen woord was
gesproken over de voornemens in dezen. Die waren
dus maar eigenmachtig door Gr. W. opgezet en door
B. en W. goedgekeurd.
De heer de Groot wees er op dat dit in strijd is
met art. 141 gem. wet, luidende„De raad beveelt
het aanleggen of verbeteren van gemeentew-gen, water
leidingen, straten, pleinen enz. Met de h.h. Gouka en
Van Westendorp vraagt hij raededeeling der eigenlijke
plannen.
De heer Visser speelde voo - gemaskerde ruiter. De
zaak is in G. W. afgedaan gedeeltelijk buiten hem om.
D. w. z. door den plaatsv>-rvangenden wethouder baas
Van der Velden. Die schoof dus in hoofdzaak dit
kadeautje op onzen hals.
Het bestek voor dit werk is door Gem. Werken van
den directeur ontvangen en opgezonden aan B. en W.,
die het weer terugzonden aan G. W., waardo r deze
commissie volkomen bevoegd was, volgens den heer
Visser, tot de uitvoering ervan over te gaan.
Cijters omtrent de kosten van dit werk kon spr. op
het oogenblik niet noemenhet papier waarop die zijn
genoteerd had spr. in zijn andere jas laten zitten,
dewijl hjj niet wist dat deze zaak heden aan de orde
zou komen. V
De heer Visser wilde ons dus vertellen dat hij „in
een gangetje" woondevan de protesten in de kranten
zelfs wist hij niets. Gelukkigdat hij thuis een
jas had!
Zonderling was 't, dat de heer de Groot dit betreurde.
Alsof een wethouder van G. W. steeds al z'n jassen
bij zich moet hebben
De Voorzitter zegt dat hij zich het verwjjt, dat
er een fout is begaan niet behoeft aan te trekken, omdat
hij afwezig was toen deze zaak werd afgehandeld. Ook
de heer Visser was toen buiten de gemeente. Mr. Jansen
zou dus daaromtrent inlichtingen kunnen geven.
Mr. W. H. was op dit oogenblik schijnbaar stok-doof,
althans inlichtingen gaf hij niet.
De heer Honnerlage Grete biecht eerlijk op, dat hij
z'n medewerking aan het plan heelt verleend, zonder
dat het bestek door hem is ingezien. Er komen zooveel
bestekken.
Spr. voelt zich bezwaard over die, zjj het ook geringe,
medewerking aan dit voorstel (hoe goedig!); hij heeft
niet geweV n dat het zoo'n kolossale verandering inhield
en hij heeft dan ook wel de meening gekregen dat G.
W. wat al te zelfstandig in deze heeft gehandeld.
De heer Dirkzwager heeft zich als lid der commissie
van G. W. voortdurend verzet tegen dit plan, doch het
heeft hem in die commissie niet mogen baten.
Het is hem daarom zeer welkom nu in deze zitting
zijn stem te kunnen uitbrengen voor een motie waar
mede het door hem als verkeerd geoordeelde besluit
weer ongedaan gemankt kan worden.
De voorzitter vindt de Raad wat te bemoeiallerig.
De aanbesteding is geschied. Nu komen er burgers
om zich tegen de uitvoering van een raadsbesluit te ver
zetten doch nu moet de raad niet te gemakkelijk het
oor leenen aan zulke bezwaren.
Hij vindt het beter dat E. en W. worden uitgenoodigd
stappen te doen om te trachten de uitvoering van dit
werk te voorkomen.
De bekende motie-de Groot wordt daarna met 15
tegen 4 stemmen aangenomen en we gaan over tot de
tweede akte.
De heer S. C. van Waalwijk v. Doorn verzocht aan
stelling als makelaar in assurantiën, hypotheken en
beteekeningen. De Kamer van Koophandel zei in haar
advies, dat het haar twijfelachtig vcotkomt op grond
van art. 62 en 64 Wetb. v. Kooph. of een aanstelling
tot makelaar in hypotheken wel met de wet in over
eenstemming zijn zou.
De heer Ris vindt dit advies twijfelachtig. Hij heeft
die art. ook eens nagezien en niets twijfelachtigs kunnen
ontdekken. Spr. is nieuwsgierig naar de motieven der
Kamer, die hem misschien kunnen overtuigen dat zijn
meening onjnist is.
Vóór eenige jaren werd een gelijk verzoek gedaan
door de heeren Kok; de K. v. K. heeft daarover twee
maal advies uitgebracht, die beide voor de adressanten
gunstig waren, zoodat beiden tot makelaar in hypotheken
werden benoemd.
Maar toen besliste de Kamer, thans deed dit het
Dag. Bestuur.
De voorzitter dier Kamer, mr. Jansen, heeft nl. een
boodscnap gezonden aan de leden of deze het noodig
oordeelden dat voor dit onderwerp een vergadering zou
worden belegd en daarop is door de leden, die natuur
lijk van meening waren dat het advies gunstig zou luiden,
ten antwoord gegeven dat zij een vergadering niet noodig
achtten.
Op grond van deze omstandigheid beweert spr. dan
ook dat de leden door het Dag. Bestuur der Kamer
van Koophandel eenigszins zijn bedrogen, tenzjj mr. Jansen
znlke inlichtingen kan geven waardoor een ander licht
daarop valt.
Ook de voorzitter heeft het vreemd gevonden dat
de K. v. K. nu anders oordeelt dan vroeger, doch dat
heeft spr. niet te beoordeelei. De redenen die daarvoor
hebben bestaan kunnen worden, medegedeeld door de
leden der Kamer die hier aanwezig zijn.
Ook spr.'s meening is dat aan adressant kan worden
toegestaan wat hij vraagt.
De heer mr. Jansen geeft eenige toelichting op het
advies der Kamer van Koophandel.
Spr. erkent dat het verloop dezer zaak zich heeft
toegedragen als door den heer Ris is medegedeeld.
Wat betreft het feit dat de Kamer vóór 5 jaar een
ander advies heeft uitgebracht, antwoord spr. dat, wan
neer vroeger een verkeerd advies is uitgebracht, het
plicht is daarop terug te komen en dit is op de nu
gevolgde wijze in bescheidenheid gedaan. De houding
der Kamer heeft spr. met deze toelichting zijns ioz'ens
voldoende verdedigd.
De heer Ris oordeelt dat als men erkent 5 jaar ge
leden een fout begaan te hebben, nu deze hersteld
moet worden en de benoeming van toen gewijzigd.
De heer von Briel Sasse doet als jurist (wat 'n voor
naamheid een duit in 't zakje, en vertelt het niet eens
te zijn met mr. Jansen.
De voorzitter verklaart namens B. en W. het voor
stel te wijzigen, waardoor het advies der K. v. K. wordt
opgedoekt, en de benoeming geschiedt.
Mr. Jansen had een langen neus gehaald. Hij alleen
stemde tegen.
Evenals andere gemeenten scharrelt *ook Schiedam
met zijn inkomsten. Het is een toer, om de begrooting
van inkomsten en uitgaven sliuitend te krijgen en er
geen tekort op te laten. De begrooting voor 1906
draagt daarvan ook de sporen weer. En het zijn al
weer de belastingen, die daartoe in de hoogte worden
gedreven. Bij de ingediende begrooting volgen B. en W.
evenwel een hoogst eigenaardigen wegdien men niet
krachtig genoeg kan afkeuren. Zij stellen n.l. onder
volgnummer 24 en 26 voor:
verhooging der opcenten op de hoofdsom der be
lasting op het personeel van 50 op 100, waardoor
f 10.000 meer in de gemeentekas zullen vloeien,
en verhooging van den hoofdelijken omslag (de
plaatselijke inkomstenbelasting) tot een bedrag van
f 107.0Ó0 (in het vorige jaar f 88.000.)
Maar beide voorstellen zijn in strijd met thans gel
dende raadsbesluiten, immers „de heffing van 50 opcen
ten op het personeel" werd vastgesteld bij raad^esluit
van 27 October 1897 en goedgekeurd bij koninklijk
besluit van 28 December 1897 en is nog geldig; en
de verordening aangaande de- plaatselijke inkomsten
belasting schrijft voor, dat geen hooger bedrag dan
f 100.000 mag worden geheven, en is thans ook nog
geldig. In strijd met die thans nog geldende voor
schriften stellen B. en W. in hun begrooting 100
opcenten op het personeel voor en f 7.000 boven het
wettelijk vastgestelde maximum van de plaat
selijke inkomstenbelasting.
Dat Is niet In den liaak! B. en W. vertellen
er wel bij, dat voorstellen tot wijziging van het ge
noemde opcentenbesluit en de genoemde plaatselijke
verordening „den Raad" zulleu „worden aangeboden"
maar is dat nu den wettelijken weg bewandeld Is dat
nu handelen in den geest van grondwet en gemeentewet?
Zulke besluiten om de opcenten op het personeel te
veihoogen en het vroeger vastgestelde maximum van
een plaatselijke belasting op te voeren, beliooren niet
bij een begrooting ter sprake te komen. Een begrooting
behoort te worden opgemaakt naar de bestaande bronnen
van inkomsten en de noodzakelijk te verwachten uit
gaven. En bli'kt dan geen sluitende begrooting te ver
krijgen te zijn, eerst dan moeten er middelen gezocht
en voorgesteld worden om in de hangende tekorten
te voorzien. Bij die voorstellen wordt dan zuiver en
alleen de kwestie behandeld, hoe het billijkst nieuwe
inkomsten zijn te scheppen; dan wordt (kan ten minste
worden) behandeld niets dan belastingpolitiek. En zóó
hoort dat. Gaat men in het voorbijgaau dergelijke be
sluiten indirekt vastleggen in een begrooting, dan werkt
de begeerte om zoo'n begrooting te laten sluiten slecht
in op de ontijdig daarbij gehaalde belastingpolitiek.
Want wordt het voorgestelde opcentenbedrag van volg
nummer 24 goedgekeurd, dan moet de Raad later het
opcentenvoorstel (dat had behooren vooraf te gaan)
wel goedkeuren. En hetzelfde geldt van de voorgestelde
opvoering van het wettelijk vastgestelde maximum van
de plaatselijke belasting bij volgnummer 26.
Wij verwachten van den Baad dat hij deze averechtsche
werkmethode van B. en W. zal veroordeelen en de aan
gevraagde gelden, die aangevraagd worden in strijd
met de thans geldige voorschriften, zal weigeren. Te
meer omdat op billijker ivijze door B. en W. voorstellen
in het geraamde tekort kon worden voorzien, bijv. dooi
de invoering van de wettig mogelijke progressie in de
inkomstenbelasting. Dit is evenwel een questie voor
een afzonderlijke discussie over belastingpolitiek en moet
na grondig onderzoek en grondige voorbereiding afzon
derlijk worden beslist en mag niet zoo eventjes in het
voorbijgaan bij de begrooting worden uitgemaakt.
Ook een paar andere posten vragen nog eenige
aandacht n.l. de volgnummers 19 en 20, bevattende de
inkomsten die de gemeente trekt uit Gasfabriek en Wa
terleiding.
I)e eerste za' volgens de begrooting in de gemeente
kas t 41287.10 kunnen storten, de tweede een oedrag
van f 35627.16, dat is dus te zamen een som van
f 76914.26 of 15 pCt. van de gezamenlijke inkomsten
(de tijdelijk geleende en weer terug ontvangen tjjdelijk
belegde kasgelden nit hoofdstuk YII zijn als onwezen
lijke inkomsten afgetrokken). Bij de bespreking van de
begrootingen van Gasfabriek en Waterleiding komen
wij op deze cijfers terug in ander verband. Wij willen
hier in dit verband evenwel deze opmerking maken, dat
deze gemeentelijke exploitatie nu reeds 15 pCt. van
het totaal inkomen der gemeente oplevert, bij meerdere
en betere exploitatie nog veel meer zou kunnen opleve
ren (daarover zullen wij het later wel eens uitvoerig
hebben) maar in werkelijkheid een der treurigst denk
bare indirekte belastingen is. Indien B. en W. (en de
Raadevenwel een dergelijke indirekte verbruiks
belasting niet verkeerd achten, waarom zorgen zij dan