j
No. 5.
ZATERDAG 31 MAART 1906.
6e Jaargang.
ORGAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaldemokratische Arbeiderspartij.
Bureau van .Redactie en Administratie;
Singel 18115.
Met Arbeidscontract in de Kamer
en het Agitatie-Comité.
ABONNEMENTSPRIJS:
25 cent per kwartaal I 7 7.
franco per post 30 cent hj V00r™tietalW9-
Losse nummers 2 cent.
ADVERTENTIEN:
3 cent per regel.
Bij abonnement belangrijke kortiag.
Stnkken Yoor 't eerstyolgeno
nummer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in
het bezit der Redactie zijn.
Te Schiedam zoo goed als te
Vlaardingen moet elk z'n best doen
vaste lezers op „De Moker" te werven.
Elk drage een steentje bij ons lezers
tal te vergrooten.
Éij de algemeene beraadslagingen over het ontwerp-
arBeidscontract in de Tweede Kamer op 8 en 9 Maart
jl-, is nogal een en ander gezegd over het Agitatie-
Comité en over de agitatie zelveop een wijze echter,
die het noodig maakt een woord van verweer daar
tegenover te stellen.
In de eerste plaats werd het voorgesteld, alsof de
actie van het comité eigenlijk niets anders was dan een
actie van de S. D. A. P.
De heer van Nispen tot Sevenaer zeide
„Er werd een agitatie-comité benoemd om de
houding van de sociaal-democratische partij en de
houding der organisatie, die zich bij dat comité
wilde aansluiten, te bepalen."
„Eenige leden der vakvereenigingen uitten het
vermoeden, dat achter de agitatie, zooals die was
opgezet, wel eens politieke motieven konden
schuilen." (Handelingen pag. 1249.)
De heer Mat chant interrompeerde„omdat de
agitatie is uitgegaan van de sociaal-democratie in
haar geheel, daarom lach ik." (pag. 1274.)
Men ziet hetde agitatie is uitgegaan van de sociaal
democratie, het agitatie-comité is benoemd voornamelijk
om de houding der S. D. A. P. te bepalen, leden van
aangesloten vereenigingen vermoedden zelfs, dat er
politieke motieven achter konden schuilen. Het Agi
tatie-Comité liep dus feitelijk aan den leiband van de
S.D. A.P.
Nu is niets minder waar.
De uitnoodiging tot een actie inzake het ontwerp-ar-
beidswet ging uit van den Rotterdamschen Bestuurder-
bond en van den Bakkersgezellenbond. Op de vergade-
ring, daartoe 21 Feb. 1904 te Utrecht bijeengekomen,
stelde de Heer Tak voor, ook het Arbeidscontract, toen
pas ingediend, in de actie te betrekken. Zonder ook
maar één stem tegen werd dat voorstel aangenomen.
In het Agitatie-Comité, dat werd benoemd en dat uit
elf, later uit 9 en 8 personen bestond, had één lid als
vertegenwoordiger der S.D.A.P. zitting. De S.D.A.P. heeft
door dat lid de haar rechtmatig toekomenden invloed
bezeten, doch meer niet. Nooit heeft het bij de beraad-
slagingen van het Comité, noch bij het doen van voor
stellen aan de vakvereenigingen een punt van "eenige
overweging uitgemaakt de vraag, wat de S.D.A.P. er
wel van zou zeggen, of het wel in het belang der
S.D.A.P. was.
Alleen en uitsluitend de vraag, wat het Comité in het
belang der vakbeweging achtte, gaf den doorslag.
De heer Van Nispen speelde de christelijke arbeiders
tegen de onafhankelijke vakbeweging uit.
„Er was daarop (op de indiening van een wet
op het arbeidscontract) niet aangedrongen door de
zoogenaamde onafhankelijke arbeidersbeweging. Dat
is iets wat men in den laatsten tijd in alle toon
aarden op vergaderingen en in sociale bladen heeft
kunnen hooren en lezen." „Ik geloof, dat de heeren
wel zouden doen met niet zoo van de daken te
verkondigen, dat zij nooit om regeling van het ar
beidscontract hebben gevraagd, want ik geloof, dat
juist uit dat niet vragen een groot gebrek aan inzicht
van de leiders der zoogenaamde onafhankelijke ar-
beidsbeweging blijkt." (pag. 1248).
Zie echter eens naar christelijke arbeiders.
„Door (de indiening van dat ontwerp) meen ik,
dat die beide Ministers (Cort van der Linden en
hetgeen hier te lande werd gehoopt door de chris
telijke Werkliedenbeweging. Door de christelijke
Vakvereeniging Patrimonium was in 1894 en later
in 1900 de regeling van het arbeidscontract genoemd
als een van de maatregelen, die de overheid kon
nemen tot verbetering van de maatschappelijke ver
houdingen. De katholieke werklieden hebben in
September 1903 op het Vakcongres te Utrecht na
een rede van den heer Van Wijnbergen zich ver-
eenigd met de conclusie, dat de regeling van het
Arbeidscontract ten zeerste wenschelijk moest hee-
ten." (pag. 1248).
Die christelijke arbeiders hebben er om gevraagd, die
„socialistische" arbeiders, waartoe dan ook de leden van
het Werkliedenverbond behoorden, echter niet, wat heel
dom van hen was en waarop zij bovendien het recht
meenden te mogen gronden, het ontwerp onaannemelijk
te verklaren. Hoe geheel anders, hoeveel mooier was
dan ook de houding van de christelijke arbeiders ten
opzichte van dit ontwerp.
„Ik stel er prijs op om aan te toonen, dat de
houding van arbeiders van christelijke zijde is ge
weest die om verbetering aan te brengen en hoe
daar tegenover stond de houding van de sociaal
democratische arbeiders en de weinigen, die bij hen
waren aangesloten." (pag. 1249).
„Van de zijde der christelijke arbeiders is die
steun (om verbetering te' brengen) dan ook terstond
en algemeen verleend." (pag. 1249).
„Ze (de christelijke arbeiders) zijn er tevreden
mee." (pag. 1252).
De christelijke arbeiders hebben om wettelijke regeling
van het arbeidscontract gevraagd. Volkomen juist, doch
om een geheel andere dan nu wordt voorgesteld.
De onafhankelijke arbeidersbeweging heeft er niet om
gevraagd. En volkomen terecht. Herhaaldelijk is en wordt
aangetoond in welke absolute afhankelijkheid de arbeider
tegenover den werkgever staat en welke schromelijke
misstanden voor de arbeidersklasse daarvan het gevolg
zijn. De taak van de wetgeving is het, maatregelen vast
te stellen, waardoor die misstanden worden beperkt en
waar mogelijk voorkomen. Worden die voorstellen inge
diend, dan zullen de arbeiders ze toetsen aan de wer
kelijkheid en aantoonen, hoeverre zij nog blijven beneden
dat, wat moest worden voorgesteld. De kritiek blijft
veel vrijer en daardoor van meer beteekenis. Elke ver
betering, hoe klein ook, zal gaarne worden aanvaard,
als daardoor de economische macht der arbeidersklasse
wordt versterkt en er geen verslechtering tegenover
staat.
Wanneer we dan ook gezien hebben op welke wijze
de officiëele pers-organen der christelijke werkliedenver
enigingen zich over het contract hebben uitgelaten,
mogen we dit toeschrijven aan het feit, dat het ontwerp
aangeboden werd door een christelijk ministerie, doch
niet minder hieraan, dat zij er om gevraagd hadden.
Terecht had men hun toch kunnen toevoegen: Ge hebt
gevraagd om een arbeidscontract, hier hebt ge er een.
Wees nu tevreden. Over een kleine vejbetering valt
misschien te spreken, doch weest nu voldaan.
Waar' echter de christelijke arbeiders zeiven tot uiting
kwamen, bleek dat zij allerminst met het aangeboden
ontwerp tevreden waren.
Toen in het voorjaar van 1904 de heer van Wijnber
gen in een vergadering van Katholieke arbeiders te
Enschedé het arbeidscontract besprak en aanprees,
kwamen de eenvoudige Twentsche Textielarbeiders met
kracht op tegen de bezwaren van dit contract.
Het bestuur van den Bond van Roomsch-Katholieke
Werkliedenvereenigingen in het aartsbisdom Utrecht,
stelde verschillende wijzigingen voor en schreef inzake
de berechting van geschillen
„Dat de uitspraak van commissies van patroons
en werklieden meer het vertrouwen des volks zal
hebben, dan die van een kantonrechter." Hen kwam
het wenschelijk voor, „dat een lichaam in 't leven
wordt geroepen als de Beroepsraad bij de Onge
vallenwet."
Omtrent staangeld en opzeggingstermijn en de daardoor
zeer ernstige bemoeilijking van de werkstaking, had dit
bestuur heel ernstige bezwaren. 1)
Evenzeer werden deze bezwaren, zelfs in nog sterker
mate, geuit op de algemeene vergadering van den Christ.
Nationalen Werkmansbond te Zwolle. 2)
Omtrent de rechtspraak werd daar door den heer
Van Ooysecretaris van dien bond gezegd
„dat alle geschillen, die uit de arbeidsovereen
komst voortspruiten, niet als in 't ontwerp wordt
voorgeschreven door den kantonrechter die wel
goed maar zeer langzaam recht spreekt en van alle
bijzonderheden niet op de hoogte kan zijn worden
berecht, maar door een speciaal college saamgesteld
uit een gelijk getal werklieden en patroons. De
Kamers van Arbeid zouden daarmee zeer goed
kunnen worden belast, als aan hun uitspraken
bindende kracht wordt verleend."
Ook het hoofdbestuur van Patrimonium had ernstige
bezwaren tegen de rechtspraak, zooals bleek uit een
bericht in De Standaard
„In de eerste plaats werd door het hoofdbestuur
betreurd de invoering van deze regeling in het
Burgerlijk Wetboek. De regeling is daardoor te
algemeen, moet zich onthouden van het treden in
bijzonderheden over datgene, wat voor vele arbeiders
van beteekenis is. Ook dwong deze constructie om
er de Kamers van Arbeid geheel buiten te houden,
wat met het oog op tal van plaatselijke regelingen
als een groote leemte aangemerkt moet worden.
Ook de rechtspraak door den kantonrechter ont
moette bezwaar. De procedure in ons burgerlijk
recht is te lang en te duur. Geheel ongeschikt
voor rechtzoekende arbeiders. Bijzondere recht
banken in den zin van de Duitsche Gewerberge-
richte werden gewenscht."
Die Katholieke en Christelijke arbeiders hadden gelijk.
De strijd tegen dit arbeidscontract was niet een strijd
van Sociaal-democratische, öf van Katholieke, öf van
Christelijke arbeiders. Het was een strijd van alle
arbeiders. Het geloof had er niets mede te maken.
Te groote belangen waren er mede gemoeid.
We zien het, dat waar de arbeiders het ontwerp
toetsten aan hun belangen, zij tot de ervaring kwamen,
dat het groote gevaren voor hen inhield.
Dat kon ook niet anders
Al was het wat later, de Christelijke arbeiders had
den dezelfde bezwaren, als door het Agitatie-Comité
waren geformuleerd.
De houding van het Agitatie-Comité werd nog scher
per door den Heer van Nispen veroordeeld, toen hij
zeide
„Ik meen uitdrukkelijk te mogen constateeren op
welke schromelijk lichtvaardige wijze de personen,
die in het Agitatie-Comité een groote rol gespeeld
hebben, hebben omgesprongen met de werklieden,
die zich aan hun zorgen toevertrouwd hebben."
„Op verschrikkelijk lichtvaardige wijze hebben zij
de hartstochten in het land ontketend en gezegd,
dat het wetsontwerp een verradelijke, arglistige
aanslag was op de vakbeweging en wel van dien
aard, dat het zelfs voor verbetering totaal onvatbaar
was." (pag. 1272.)
De Heer Drucker liet zich over de agitatie als volgt
uit
„In het land is tegen dit wetsontwerp een agitatie
gevoerd, waarvan de kwaadaardigheid haar weerga
zoekt." (pag. 1262.)
Dit is een ernstige beschuldiging aan het adres van
het Comité. Wat is er echter van waar
Toen het eerste ontwerp verschenen was, is dit door
het Comité zeer uitvoerig en zeer ernstig behandeld.
Aan de vergadering van 5 Juni 1904 te Utrecht, waar
MOKER
III KJ VCl CClJOlCUlilllIlg 1I1CI
1) Zie „De Volksbanier" van 1 Sept. 1904.
2) Zie het verslag der vergadering in „Het Volk" van 29
Sept. 1904.