Parlementaire Kroniek.
Uit de Vakbeweging.
Thans raakt ziin geduld ten einde. Wie is de rem
in deze zaak Spr. gelooft dat de wethouder van
onderwijs er buiten staat. Maar ook hem bereikten
vreemde geruchtenzelfs wordt beweerd dat er een
speciale opzichter komen moet. Dat acht hp niet ge-
wenscht, want een tijdelijk opzichter heeft er geen be
lang bij spoed te maken.
Spr. hoopt eenig antwoord te krijgen en verklaart
zich niet tegen het voorstel B. en W. te zullen verzetten.
De heer Honnerlage Grete zal zoo openhartig moge
lijk zijn. De teekeningen zijn niet weggeraakt, maar
ter beeordeeling gezonden aan de daartoe competeerende
autoriteiten. Het gevolg is geweest dat er zooveel
aanmerkingen op gemaakt zijn dat het noodig was een
geheel nieuwe teekening te maken.
't Schpnt dus wel een fraai ontwerp geweest te zijn,
als het zoo gehavend wordt teruggezonden. Wordt zulk
een teekening maar door den eerste den beste gemaakt
of zijn onze bolleboozen hier nog aan den gang geweest
De heer Honnerlage Grete meent dat die nieuwe
teekening wel wat gauwer had kunnen worden gemaakt.
Hij heeft ook ter plaatse z'n hart eens daarover lucht
gegeven. Er is spr. verzekerd dat er nu hard aan
gewerkt wordt en ze haast klaar zijn.
Van spr.'s kant zal alles in het werk worden gesteld
om zooveel mogelijk spoed te maken. Laten we hopen
dat dit nu ook zal gebeuren en dat men aan Gemeente
werken zal begrijpen dat het nu werkelijk ernst is.
In deze vergadering zal ook aan de orde komen een
voorstel tot opspuiting van het terrein waar de school
zal verrijzen.
Als dat aangenomen wordt dan zal zoo spoedig mo
gelijk begonnen worden om de grondslagen te leggen
voor den bouw.
Dat er een speciale opzichter voor dezen bouw moest
komen., heeft spr. ook nooit gedacht. Het schijnt ech
ter dat men voor schoolbouw een speciaal mensch moet
hebbenmen beweert het aan G. W. ten minste.
Het voorstel B. en W. wordt aangenomen.
Over de wijze van boekhouden aan de Gasfabriek is
men 't nog altijd maar niet eens. Reeds verschillende
malen zijn dienaangaande besprekingen gevoerd in 1901
is reeds door de financieele commissie een ontwerp
verordening ingediend, waarin eenige bepaalde regels
voor de boekhouding zijn vastgesteld, dat ontwerpje
heeft na een vier jaar lange reis de raadszaal nog
niet kunnen bereiken, 't Gaat dus wél kalmpjes aan
en intusschen drijven onze gemeente-financiën maar
op de „baten" van de gasfabriek, zonder dat er zelfs
kan worden aangetoond of er baten zijn. De heer
Lagerwey beloofde den heer de Groot de zaak nog
eens in studie te zullen nemen. Als hij nu maar geen
les gaat nemen bij z'n voorganger, Mr. W. H. Jansen,
want die beroemde financier kwam nooit een stap
vooruit.
Toen werd een lapje grond verpanjerd, met 5 stemmen
tegen. De erfpacht-voorstanders zijn nog zwak in onze
vroedschap.
De bootsman M. Kooy vroeg eervol ontslag en pensioen.
Het eerste zal wel gaan, het laatste krijgt bij niet,
daar zijn jaarwedde buiten de pensioen-verordening valt,
zijnde niet boven 100.
De afdeeling „Schiedam" van den Bond van Nederl.
Onderwijzers had een adres ingediend met verzoek om
herziening der verordening regelende de bezoldiging
der onderwijzers en onderwijzeressen aan de openbare
Scholen voor Lager Onderwijs. In hun advies zeggen
B. en W., dat het hun wenschelijk voorkomt deze regeling
aan te houden tot bij de behandeling der begrooting
voor 1907.
De heer Van Westendorp heeft met bevreemding in
het advies van B. en W. gezien, dat zij voorstellen te
wachten tot de begrooting behandeld wordt. Hij acht
dit niet den gelukkig gekozen tijd, wijl vóór dién tijd
het voorstel moet zijn ingekomen, om er met de begrooting
op te kunnen rekenen. Spr. wjjst er op, dat 1 April de
fatale termijn is, waarop de onderwijzers moeten besloten
hebben, of zij aan het weduwen- en weezenfonds zullen
deelnemen. Na 1 April is onherroepelijk de gelegenheid
tot deelneming aan het fonds voor hen afgesloten. Voor
onderwijzers met laag tractement is 't onmogelijk de
vereischte 5 pCt. te storten. Zij zullen dus niet aan
bedoeld fonds kunnen deelnemen. Daarom wil spr. hun
nu de zekerheid geven, dat zij in staat zullen zijn de
vereischte 5 pCt. te storten.
Nadat B. en W. verklaard hebben, bereid te zijn de
onderwijzers te gelegener tijd te helpen, trekt de'heer
Van Westendorp een door kern ingediend voorstel, strek
kende den onderwijzers die tot het weduwen-en weezen
fonds toetreden een maximum-vergoeding van f 50.
toe te kennen, weder in.
Hoe 't met den Havenmeester afliep.
Eerst ging de raad in „comité", d. w. z. 't publiek
mocht vertrekken en de deur ging toe, opdat onze
vroede achter de schermen dit arama konden afspelen.
Bij heropening deelt hij mede, dat B. en W. adviseeren
tot het volgende besluit; de Raad, gehoord alle bezwaren
tegen den havenmeester uitgebracht, «telt deze zaak
terzijde en gaat over tot de orde van den dag.
Al was er achter de deuren zeker reeds een hartig
woordje gewisseld, ook nu had nog een breedvoerige
bespreking plaats.
De heer de Groot wijst er op dat indertijd gepoogd
is te dezer stede de zeevisscherij te doen opbloeien,
mede om voor de alhier kwijnende industrie een nieuwe
bron van welvaart te verkrijgen, waaraan tienduizenden
guldens zijn opgeofferd. Reeds vroeger zijn klachten van
ernstigen aard tegen den Havenmeester gerezen, maar
bewijzen waren moeilijk te leve: en. De havenmeester
liet geen visscherjj-schepen toe, zoogenaamd omdat er
geen ruimte was, wat oogenscliijnlijk onwaar was.
Was spr. dus verontwaardigd tegen dien ambtenaar,
die reageerde op de duidelijke geuite meening van den
raad, thans heeft hij daartoe niet meer het recht. Uit
de geheime instructie door B. en W. aan den haven
meester gegeven, blijkt toch, dat hij de vrijheid heeft
visscherjjschepen te weigeren, als er naar zijn oordeel
geen plaats meer voor die schepen in de havens is. De ha
venmeester heeft dus slechts gébruik gemaakt van de
macht hem door B. en W. gegeven. Spr. trekt dus zijn
verontwaardiging tegen den havenmeester in om die
over te brengen op B. en W., die hem aldus geïnstru
eerd hebben, wel wetend hoe hij die instructie zou uit
voeren. Waarom hebben zij niet dadelijk de klacht tegen
den havenmeester ten hunuen laste genomen? Spr.
wijst dit aan gebrek aan moed, gebrek aan ridderlijkheid.
Het advies van B. en W. op het adresVan der
Toorn noemt de heer de Groot onjuist. Spr. zal niet
zeggen dat- de klachten juist zijn, maar B. en W. be
wijzen niet dat ze onjuist zijn.
Hetzelfde geldt ten opzichte van het adres—Van Ejjk,
doch de wijze waarop dit adres in het leven geroepen
is, geeft spr. geen lust het nader te bespreken. Hij
concludeert slechts dat nóch de schuld, noch de onschuld
van den havenmeester bewezen is, en wil verdere dis
cussie ter wille van den vrede staken. Hij hoopt dat
de Havenmeester uit deze besprekingen leering trekken
zal en schuld bekennen, waar hij zich schuld bewust is.
Spr. is geneigd het gezag hoog te houden, zooals hier
eenmaal gezegd is (door meneer loco) maar dan moet
dat gezag ook eerbiedwaardig zijn.
De heer Ris pakt nog uit tegen den adressant Van
Eijk, en bekritiseert de wijze waarop diens adres is sa
mengeflanst. De heer Ris liep o. i. wat hard van stal,
we zouden haast zeggen: ging wat onbesuisd te werk.
Niet aan den samensteller van het adres, maar hen die
daaronder maar klakkeloos hun naam plaatsten om later
te beweren (voor de commissaris van politie) dat zij
het adres niet gelezen hadden, behoorde zijn reprimande
te worden gericht.
De quintessence der heele geschiedenis werd nog het
best door den heer ^an Westendorp in 't licht gesteld
Want, zeide hij, een ding heeft hem geërgerd in de be
oordeeling der aangehaalde feiten. Waar werd aaugeduid,
hoe lichtvaardig op het adresVan Eijk werd getee-
kend, zegt hij, dat T niet te pas kwam deze zaak in
handen van den politie-commissaris te stellen een com
missie had hier onderzoek moeten doen. Hier had men
moeten weten, hoeveel schepen hier tegen het goed-
koope tarief overwinteren, of er voldoende ruimte in
de haven is, of de schepen ook last veroorzaken enz.
Mogen B. en W. dan constateeren dat de havenmeester
vrij uitgaat, spr. meent dat er in het voorgevallene
voor dien ambtenaar ook wel wat te leeren is.
We zouden zoo zeggen óók voor B. en W. om geen
„geheime" instructies meer uit te geven tegen den geest
der raadsbesluiten in, eerstens, tweedens om bij even
tueel voorkomende gelijke gevallen het onderzoek wat
meer serieus te doen plaats hebben. Zonder boeman.
Wat den Havenmeester aangaat, indien z'n neus niet
al te hoog in de lucht woont en de wind van het ge-
woon-aardsche leven hem bereiken kan, dan zal hjj
begrijpen dat het raadzaam is z'n optreden eenigszins
te wijzigen en niet per se den alleenheerscher te spelen.
Want er zijn op die manier nog wel grooter autoriteitjes
van hun voetstukken gestooten, al kwamen ze dan ook
eerst nog een enkele keer heelhuids van de reis.
De raad heeft nu wel een mooie motie aangenomen,
doch de „geheime" besprekingen wettigen eenigszins
het vermoeden dat deze uitspraak gegrond is op „ge
brek aan bewijs."
Is dit zoo, dan is die mooie uitspraak toch nog zéér
bedenkelijk.
üog altijd het arbeidscontract.
De Tweede Kamer zit nog altijd verward in het
arbeidscontract. En het laat zich aanzien, dat zij zich
voorloopig nog niet zal loswerken ook. Want reeds
thans wordt uit den Haag gemeld, dat na de Paasch-
vacantie nog wel een vier weken noodig zullen zijn
om het ontwerp af te doen. Een frisch vooruitzicht!
Wij waren de vorige week met ons verslag genaderd
tot de behandeling der boetebepalingen.
Tegen die boetebepalingen had het Agitatie-comité
veel bezwaren. Het boetestelsel verzwaart het leven
van den arbeider. Hij werkt hard in dienst van den
patroon voor een schijntje loon. En bij het minste ver
grijp tegen het fabrieksreglement even te laat komen,
praten, fluiten, enz. of bij een foutje in het werk,
legt de baas naar willekeur boete op, en vaak niet
zoo'n beetje ook. Is de patroon goed gemutst dan maakt
hij het schappelijk, is hij in een booze bui, dan regent
het boeten links en rechts, zoodat Zaterdags het loon
een heel stuk geslonken is en het gezin de buikriem
nog wat meer dan anders moet toehalen.
Inplaats dat dan in het ontwerp het opleggen van
boeten kortweg was verboden, had men hier en daar
de rechten van den patroon slechts wat beperkt.
Vier volle dagen is er over gesproken. Het regende
amendementen en sub-amendementen zonder tal. En
het resultaat? Met verwerping van alle ingrijpende
amendementen heeft de Kamer het regeeringsartikel op
de fabrieksboeten aangenomen. Ook de voorstellen van
den Rotterdamschen liberalen afgevaardigde de Klerk
en van de socialisten om alle boeten of ten minste
alle arbeidersboeten te verbieden,
en de voorstellen van de socialisten en van den katho
lieken heer Aalbersen om de hoogte der boeten nog
verder te beperken, werden verworpen, alsmede dat
van den vrijzinnig-democratischen heer Limburg om den
rechten bevoegd te verklaren tot verlaging der
arbeidersboeten.
De kosten moeten in een reglement aangegeven zijn,
en wel zoo, dat op overtreding van een bepaald regle
mentsartikel een bepaalde geldboete gesteld wordt,
terwijl voorts ook de bestemming der boeten in het
reglement vermeld moet worden. Aangezien reeds vroeger
is bepaald, dat de reglementen ter griffie van het kan
tongerecht gelegd moeten worden en behoorlijken tijd
te voren in ontwerp moeten worden meegedeeld aan de
arbeiders, kunnen hiermee de boetenreglementea
in de vakvereenigingsactie betrokken
of aan de publieke opinie onderworpen worden. Intus
schen kunnen de boeten ook, buiten het reglement om,
in een schriftelijke overeenkomst tusschen patroon en
werkman neergelegd worden, mits overigens daarin ook
de overtreding, het bedrag en de bestemming neerge
schreven zijn; maar in dat geval is het .boetecontract
niet publiek. Een patroon die reden heeft om zijn
boetebepalingen niet aan de groote klok te hangen,
heeft daartoe dan volop gelegenheid. Binnen een week
mag niet meer dan één dagloon aan boete opgelegd
worden en geen afzonderlijke boete mag ook hooger
zijn dan een dagloon.
De beste bepaling lijkt ons die dat de boeten
miet tot persoonlijk voordeel
van den werkgever of den boete-oplegger mogen strek
ken. Hierdoor wordt inderdaad kortweg aan een bestaand
misbruik een einde gemaakt.
Al het bovenstaande geldt voor arbeiders die vier
gulden of minder per dag verdienen. Voor de patroons
van hen die meer verdienen, zijn niet bindend de bepa-
lingsn omtrent de bestemming- en het bedrag der boeten.
Dat alles geeft wellicht eenige verbetering in den
bestaanc^en toestand, brengt in elk geval geen achter
uitgang, zoodat de socialisten er voor konden stemmen.
Toch waren zoowel bij de linker als bij de rechter-
partijen nog eenige konservatieve heeren die meenden
dat zelfs dat beetje verbetering nog te veel is voor den
arbeider en zij stemden tegen.
Een belangrijke week.
In tegenstelling tot de beide voorgaande, toen er in
de Nederlandsche vakbeweging zoo goed als niets aan
het handje was, is er van de afgeloopen week belangrijk
nieuws te melden. Maandag en Dinsdag hield het
Nederlandsch Verbond vau Vakvereenigingen haar eerste
algemeene vergadering te Amsterdam.
En gaat men de resultaten dezer bijeenkomst na,
dan mag gezegd worden, dat daar de eerste stap
gezet is op den weg die leiden zal tot een stevige,
goed georganiseerde, invloedrijke vakbeweging, die
eindeljjk eens ernstig zal gaan werken aan de econo
mische verheffing van den Nederlandschen arbeider.
Reeds thans zijn
de sterkste en invloedrykste organisaties
bjj het nieuwe verbond aangesloten. Ter vergadering
waren vertegenwoordigdde diamantbewerkersbond,
de gemeentewerkliedenbond, de sigarenmakersbond, de
timmerliedenbond, de Ned. ver. van spoor- en tramweg
personeel, de textielarbeidersbond, de schildersgezellen-
Allen op ZATERDAG 7 APRIL