zsrjsfmnLt i No. 7. ZATERDAG 14 APRIL 1906, 6e Jaargang. ORCAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaldemokratische Arbeiderspartij. Bureau van Bedactie en Administratie! Singel 18415. Stukken yoor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn. De Sehiedamsche Brandweer, Parlementaire Kroniek. Ditjes en datjes. ABONNEMENTSPRIJS: Losse nummers 2 cent. ADVERTENTIEN: 3 cent per regel. Bij abonnement belangrijke korting. Te Schiedam zoo goed als te Vlaardingen moet elk z'n best doen vaste lezers op „De Moker" te werven. Elk drage een steentje bij ons lezers tal te vergrooten. Jaren is 't gelede* dat hier ter stede een woonhuis in de vlammen opgftg£ We hebben wel 'reis een brandje, o zeker, en nog^wlTreis vaak ook maar dan is 't altijd een molen, ns^èch uitgebreid moet worden of een fabriek die toch grod verzekerd is, nou ja, dan is voor de arbeiders die er door werkloos worden, zoo'n brand wel beroerd, maar voor den eigenaar (den méést- belanghebbende) toch nog zoo erg niet. Om dus maar te zeggen: bij zulk een brand let je d'r niet zoo erg op of er in 't licht der vlammen ook dingen zijn waar te nemen, die eigenlijk meer zijn be stemd niet zoo in 't licht te komen. Of daar héél onze brandweer met kinderlijke onnoo- zelheid zich hopeloos almat in het pogen om grooter te z\jn dan ze is, om méér te doen dan ze kan; als bijvoorbeeld die be roemde hebbedingetjes, die we hier brandspuiten noemen, het eenmaal vertikken om hooger dan 3 a 4 meter in de lucht water te geven, en men klimt dan op een ladder of dak om zich te gaan verwonderen dat zoo'n eigenwijs ding toch geen streep hooger spuit 21/i cent natuurkennis opgedaan, dan weet-je 't och, 't kan immers bijna niemand schelen. 't Is meestal maar zco'n „rot-fabriek" Een brand in een woonhuis maakt ernstiger indruk. Allereerst is er in den regel meer gevaar voor men leken, en ook wordt er in den regel meer bij verloren. En bij zulk een gelegenheid ergert het je, om die prutserij, dat onbeholpen gemier, dat lawaai-achtige niets-doen te zien. Stel-je maar weer voor onze handspuiten, die het niet tot op 't dak kunnen brengen. De noodige brandweermannen, die voor hun taak totaal niet berekend, elkaar vaak meer in den weg zitten dan bepaald nuttig zijn. Een kostelijke spuit, die zóó door-en-door lek is, dat ze d'r geen water uit kunnen krijgen. Dat exemplaar geldt zelfs nog voor de beste die we hebben. Ten slotte wordt hij op „hoog bevelmaar opgeborgen. Voorts zie je kostbare stellen slangen afrollen die in zóó goeden staat verkeeren dat 't krioelt van fon teinstraaltjes over de straat. Maar dan komt dat puikje van onze brandblusschings- middelende ladder. Dien mooien, dien onze autori teiten eenmaal in een oogenblik van groote schaamte dan eens hebben aangeschaft. Zoo'n brandladder is ongetwijfeld een zeer nuttig instrument, mits hij ook maar altijd direct ter beschikking is. Maar de onzedie is geregeld „uit." Ze snoeien er de boomen mee och, 'n brandladder ken je toch maar niet laten staan tot er eens brand komt Een uur na het uitslaan der brand kwam men met de beroemde ladder aankuieren. En toen, nóg maar een kwartiertje later, kwam het drijvende wonder opdagen. De Mentor onze stoombrandspuitZiet daar de verlosser uit den nood!... Pardon, de boel is net uitgebrand. Da's minder, water geeft-ie toch Toen plaste het water op en over 't pand, om straks den toeschouwer, die zich soms verwonderen zou bijna nog meer water- dan bran dschade te moeten kon- stateeren, tot de overtuiging te brengen dat we hier in Schiedam duivelkatersch goed weten wat water geven is We hebben moed, dat de heer van der Schalk, nu hjj thans zoo van dichtbij kennis heeft gemaakt met de bizondere verdiensten van onze brandweer, thans met dubbele kracht in den Raad zal gaan ijveren voor de reorganisatie van ons brand wezen. Van alle kanten schijnt men opeens de noodzakelijk heid daarvan te zijn gaan inzien de „oue" en „nieuwe" kermen tenminste van hebrik-jou-daar. Vanwaar dat gehuil zoo opeens? Als er zoo'n prole tariërs-hokje verbrand was, zou er dan óók zoo groote attentie zijn geweest Neen, laten we niet vragen op 't oogenblik wie weet, waar we verzeilden. 't Gaat er thans maar om, dat voor de zooveelste maal een meer dan onverantwoordelijke slordigheid te voorschijn is getreden en dat krachtig geëischt moet worden in 't belang der openbare veiligheid, dat er verandering worde gebracht in ons brandwezen. De levende en doode middelen moeten méér bruik baar zijn dat wordt thans eens door allen erkend. Jammer, dat onze nieuwe burgemeester afwezig was, en dus de gelegenheid er niet was voor hem, zich te vergewissen wat hem te doen staat. Het Arbeidscontract. Men herinnert zich dat ons verslag van de vorige week uitsluitend handelde over de boeten-debatten, die een volle week duurden, waarom men in de pers van de „boete-week" spreekt. Dat wil echter niet zeggen, dat de Kamer boete heeft gedaan en teruggekeerd is van het pad der zonde. Want de afgeloopen week maakte zij het nog een ietsje bonter. Zooals hieronder blijken zal. Het begon Dinsdag met de ongewijzigde aanneming van twee regeerings-artikelen, inhoudende: le dat voor eenzelfde feit een werkgever niet boete heffen en tevens schadevergoeding vorderen mag en 2e dat ook voor niet in geldswaarde uit te drukken schadë (moreele schade, noemen de juristen dat, ook als het met moreel niets te maken heeft) de rechter een billijke schadevergoeding (bij wjjze van troost, zei de Minister) kan toekennen. Dit laatste geldt niet alleen voor den arbeider, maar ook voor den patroon en men kan op zijn vingers na rekenen, dat het aantal schadeprocessen door patroons tegen arbeiders ingesteld, vrij wat talrijker zal zijn dan andersom, want een arbeider die tegen zijn patroon procedeert vliegt, er uit. Daarna begon men aan de bepalingen betreffende het Concurrentie-beding. Wat dat is? Wel, het komt vaak voor, dat patroon» hun arbeiders bij contract verbieden om na het einde der dienstbetrekking „op zekere wijze werkzaam te zijn", verbieden b.v. om twee jaar of vijf-en-twintig jaar of levenslang na het einde der dienstbetrekking in dezelfde plaats of hetzelfde land of waar ter wereld ook in eenige dergelijke dienstbetrekking of als patroon in hetzelfde vak werkzaam te zijn op boete van duizend of vijf duizend of tien duizend gulden soms. Dat is dikwijls het geval met handelsreizigers, maar ook wel met meesterknechts of scheikundigen, waarvan de pafroon beducht is, dat zij een of ander fabrieksgeheim aan een konkurrent zullen verklappen. Allen praatten er een goeden dag over vol, en nu is de zaak als volgt geregeld. Men heeft het opleggen van zulk een verbond of, zooals het in de juristentaai heet, het maken van zulk een beding, alleen volstrekt verboden voor minderjarige arbeiders. Alle meerder jarige arbeiders zullen, als hun patroon hen aldus gekneveld heeft en zjj van dien ergerlijken band ver lost willen worden, naar den kantonrechter moeten gaan of ook de patroon zal, als de arbeiders de over eengekomen boete weigeren te betalen, naar den kanton rechter kunnen gaan. De kantonrechter zal dan voor eerst die boete kunnen verminderen als zjj hem „boven matig voorkomt." Maar hij zal ook klaren of wel haar gedeeltelijk vernietigen, bijv. voor korter tijd of slechts voor een bepaalde stadswijk in plaats van voor de geheele stad geldig verklaren. Maar dit alles zal hjj alleen dan kunnen doen wanneer hij vindt dat door voltrekking van de volle overeenkomst „in verhouding tot het te beschermen belang der werkgevers de arbeider onbillijk wordt benadeeld." Alles is hier dus weer aan den kantonrechter over gelaten. En wie de sociale inzichten van het gros dier heeren kent, weet meteen hoe weinig de betrokken arbeiders van deze bepalingen hebben te wachten. Onze partijgenoot Tak had bij amendement voorgesteld, om elke overeenkomst nietig te verklaren, waarbij de arbeider wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde der dienstbetrekking op zekere wijze werkzaam te zijn. De meerderheid der Kamer weigerde echter daarin met hem mee te gaan. Bij art. 1687 g, bepalende dat de tot dusver vastgestelde artikelen niet van toepassing zouden zijn op scheepsvolk en op personen in openbaren dienst, tenzij dit van deze laatsten uitdrukkelijk verklaard is, drong partijgenoot Schaper sterk aan op regeling der rechtspositie der gemeente-ambtenaren. De minister van Justitie erkende dat, als dit wets ontwerp wet geworden was, de regeling der rechtspositie van de ambtenaren nog dringerder werd dan zij reeds was, maar hij moest, evenals bij de behandeling der begrooting van justitie volhouden, dat het hem voor- loopig nog niet mogelijk was, dit onderwerp aan zijn werkporgram toe te voegen. En toen liepen de zaken weer vast. Door de regeering was nauwelijks een nieuw artikel ingediend, strekkende om een wettelijke waarborg te geven tegen de gedwongen winkelnering. Die gedwongen winkelnering was de vorige week al afgeschaft, maar op papier alleen. De regeering zag toen zoo in de gauwigheid geen kans een strafbepaling te maken, ofschoon Troelstra, naar men weet, toen een zeer bruikbaar strafmiddel aan de band had gedaan. Het nieuwe regeeringsartikel gaf echter aanleiding tot zoo groote moeilijkheden, dat niemand er raad mêe wist, en men de behandeling maar uitstelde totna de Paaschvacantie. Zoo zit de Kamer weer vast in het moeras der juristerij, waarin zij is terecht gekomen door de vrees om den patroon een beetje hardhandig aan te pakken, zooals de socialisten haar hadden voorgesteld. Uit de Paascheieren zullen de heeren nu de kracht moeten putten, het armzalig karretje weer los te trekken. Ons hoofdorgaan Hei Volk geeft den volgenden raad Schorsing der behandeling, en het heele ontwerp in handen van een commissie van voorbereiding, zooals de Kamer die ook voor andere uitgebreide onderwerpen wel benoemt. Zouden de hooge heeren zich daartoe kunnen verheffen Zangvereen. „Excelsior." De leden worden er aan herinnerd, dat a.s. Maandag (2e Paaschdag) de repetitie op gewonen tjjd gehouden wordt en dat het méér dan gewenscht is, dat alle leden present zijn. Miliciensbond. In het April-nummer van De Milicien deelt de secretaris der afd. Schiedam het vol gende mede: „De afdeeling is in de afgeloopen maand goed voor uitgegaan. Van 25 leden klom zij tot 41, dus eene vermeerdering van zestien leden. Er is dan ook flink gewerkt door enkele leden. Zij, die nog niemand als lid opgaven, moeten in deze maand de handen flink uit de mouw steken en hun schade inhalen. Dan zal de maand April ons verrassingen brengen. Het bestuur zag gaarne het oorspronkelijke leden aantal van 25 verdubbeld. Wie helpt mede om de ont- brekenden aan te vullen In Schiedam loopen nog een groot aantal miliciens en oud-miliciens en vooral land weermannen „los". Overtuigt hen, dat ze zich behooren aan te sluiten bjj onze afdeeling. Eerst dan zijn ze DE MOK ER I

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1906 | | pagina 1