Neemt deel aan den strijd! Sociaal-Democratische Arbeiders-Partij. De gehuwde vrouw in gemeentedienst mondeling herhaaldelijk beweerd, dat het geheele lange bestuur van den heer Versteeg te Schiedam niet op één enkele daad van vooruitstrevendheid of democratie kon bogen. En nu wordt dat van vrijzinnige zijde niet be streden door het aanwijzen van feiten en daden, die het tegendeel kunnen bewijzen. Neen, die zijn niet te vinden. Men maakt er zich af met een verklaring van den heer Versteeg zelf. De vrijzinnige kiesver- eenigingen durfden zelf die verklaring nog niet eens te geven, 't Is om te proesten. Zoo was de vrijzinnige actie zoek, was de vrijzinnige candidaat zoek en waren de vrijzinnige beginselen zoek. Alles blanco De kerkelijke». Van de kerkelijke partijen kwamen de Christen democraten met hun candidaat Staalman en de Christe- ljjk-historischen met hun candidaat de Geer voor het voetlicht. Dat is dus beter dan de vrijzinnigen. Maar daarmee is dan ook alle goeds van dit optreden ge zegd. Debatteeren (met uitzondering van op de Dins dagvergadering der S. D. A P. te Vlaardingen) deden ook de kerkeljjken niet. En de saai-voorgelezen saaie rede van den heer de Geer was een slecht propaganda stuk, terwijl de heer Staalman verzuimde uit te leggen hoe hjj op democratische wijze de positief christelijke beginselen meende in de politiek in praktijk te kunnen brengen. Het is intusschen merkwaardig, dat de anti-revolu tionairen, die den heer Idenburg candidaat stelden, noch met eigen sprekers noch met debatters te voor schijn zijn gekomen. Dat is geen sterke en geen waar dige houding geweest. Het volkomen stil'.wijgen der katholieken eri hun volledige lichtschuwheid kunnen niet meer verbazen. Die hooren bij hun heele stelsel van geestelijke advi seurs en niet-zelf-denkende leeken. En de nadeelen van dit stelsel tot op intellectueel en moreel gebied "toe zullen zich toch vroeg of laat aan hen zelt en aan hun kerk wreken. Met de schriftelijke propaganda der kelkelijken was het treurig gesteld. De Staalman-ophemelende letterkunde bevat aan het adres der soc.-dem. deze dwaasheid, dat zij op de eene blad zijde de S. D. A. P. als Marxisten veroordeelt en op de andere diezelfde S. D. A. P.-ers gewone burgerlijke her vormers noemtzoo kan Staalman er altijd tusschen uit. Maar snugger is het niet. Trouwens hoe kan dat van iemand verwacht worden, wiens beginselprogramma met evenveel woorden zegt, dat hij niet weet wat hij van de maatschappelijke samenstelling enz. moet den ken, maar toch bijv. den klassenstrijd veroordeelt? Het is niet ieder gegeven, gaven en kennis genoeg te be zitten om „stichter" eener politieke partij te zijn, zelfs niet iemand, die 12 jaar lid van de Tweede Kamer is geweest en 49 jaar in Den Helder heeft gewoond. De candidaat van Job, den heer De Geer, is voorna melijk verdedigd geworden door de Nieuwe Schiedamsche Courant. Dit optreden van een katholiek orgaan voor de Calvinistische politiek, gegrondvest in Nederland door een Willem van Oranje en de Dordsche Synode, doet zeer dwaas aan. Maar de wijze, waarop dit gedaan werd, is stuitend. De heer \Tersteeg wordt even als een „partijdig" burgemeester gebrandmerktde Nieuwe weet beter, de heer Versteeg was als burgemeester onpa-- tijdig maar zeer behoudend, zeer con-ervatief. Dit stemmingmaken tegen den heer V. is leeljjk. - Tegen den heer Staalman wordt stemming gemaakt door hem als „den Helderschen sigarenhandelaar, die een Kamer zetel sterk ambieert", voor te stellen. Ook al leelijk. En tegen onzen partijgenoot wordt op weinig-christelijke wijze de ketterjacht gepredikt. Wij drukken het stukje hier af: Niet ver van hem af staat de candidaat, dien wij allen maar al te goed kennen, den heer dr. J. van Leeuwen, dun leeraar die aan Schiedams Hoogere Burgerschool de sociaal-democratische be ginselen niet mag doceeren of propagandeeren den man, die hier in het lokaal zijner partjjgenooten of zelfs in zijn eigen woning gastvrijheid biedt aan hen, die zich hetzjj tegen het geestelijk of burger lijk gezag of wel tegen beiden verzetten. Dr. van Leeuwen moge een bekwaam leeraar zijn, wat wij niet kunnen of willen beoordeelen of betwisten de gave der tale moge hem in ruime mate verzekerd zjjn, wat wij, die hem meermalen hoorden spreken, niet willen ontkennen, maar een beslist aanhanger der bederfzaaiende sociaal-democratische beginselen is hij zeker vóór alles. Daarom kan deze telcan- didaat niet de man zijn der Schiedamsche kiezers, die de maatschappelijke grondslagen eerbiedigen en op die grondslagen langs ordelijken weg willen verbeteren, wat noodzakelijk verbeterd moet worden. Wij zijn niet van zins hierop iets te antwoorden. Het stukje veroordeelt zichzelf. De uitslag. De uitslag is een herstemming tusschen de beeren De Geer en Versteeg. De cijfers verwonderen ons. Vooreerst verbaast ons het groot getal thuisblijvers: van de 8083 kiezers kwamen er slechts 6216 op en bleven er dus 1867 of 22 procent thuis. Dan verbaast het ons, dat de heer De Geer niet ineens gekozen is; dP moge de schuld zijn van Vlaardingen, waar 361 stemmen op den heer Idenburg en 112 op den heer Staalman werden uitgebracht; wij hadden de coalitie van rechts toch voor sterker gehouden. Ook verbaast ons het gering aantal cijfers van den heer Versteeg; zelfs te Schiedam kwam hij in geen enkel district tot een meerderheid en te Vlaardingen kwam hij niet verder dan 274 stemmen. Evenzeer verbaast ons het aantal op Van Leeuwen uitgebrachte stemmen, dat sinds de vorige Kamerverkiezing met 73 achteruit ging. Maar die algemeene verbazing over den uitslag is op zichzelf alweer geen verwonderlijk iets immers van een werkelijken beginselstrijd is bjj een hyenaachtig gevecht om den buit zooals dat ditmaal aan burgerlijke zijde heeft plaats gehad, geen sprake. Men heeft van die zijde niets gedaan dan gehengeld om stemmen en gespeculeerd op de domheid van veel kiezers. Van een open strijd om de beginselen was niets te merken. Die tijd zal ook wel komen te Schiedam, dat de gruote tegenstellingen in onze maatschappij tot een edeler en zuiverder strijd zullen dwingen. Dan zal het onze tijd zijn. Sluit U aan bij de Geestverwanten. Zet Uwe sympathie met ons werken om in daden! In het laatste nummer van De Gemeente, maandblad van de ver. van soc.-dem. gemeenteraadsleden, geeft de redacteur Wibaut een uiteenzetting van de kwestie aangaande bovenstaand onderwerp zooals het soc.-dem strijdprogram die aan de hand doet. Deze uiteenzetting, geheel overeenkomende met het standpunt door De Moker, daain steeds ingenomen, willen wij in hoofd zaak overnemen omdat ze van een zoo gezaghebbende zijde komt. Wibaut stelt de kwestie eerst uit een oogpunt van maatschappelijk recht en belang en schrijft dan het volgende „Welke zonden nu de overwegingen zijn voor deze gebiedende bepaling in ons strijdprogram, die onze gemeenteraadsleden ten taak stelt alle ach terstelling van- de vrouw, gehuwde en ongehuwde, voor het vervullen van gemeentebetrekkingen, ten sterkste te bestrijden? Onze voornaamste ovei- weging is dat wjj eene ongelijkheid tusschen man en vrouw, andere ongelijkheid dan rechtstreeks en noodzakelijk voortvloeit uit het verschil in ge slacht, niet erkennen. Wij zien niet in den man den meester of den meerdere van de ondergeschikte mindere vrouw. Doch wij weten dat gelijkheid tusschen man en vrouw, in den tijd waarin wij leven, voor zeer groote groepen van vrouwen, weinig meer is dan een wóórd, z-o zij niet begint bij gelijkheid van kansen op broodwinning, gelijk heid in keuze van broodwinning, voor zoover deze bestaanbaar is met verschil in lichamelijke gesteld heid en verschil in geslacht. Daarom zjjn wij sterke voorstanders van het openstellen van zooveel mogeljjk betrekkingen, gelijkelijk voor mannen en vrouwen, gehuwde en ongehuwde, op den grondslag van geljjke bezoldiging. „Of wij het dan een ideaal vinden dat de ge huwde vrouw, in de jaren van moederschap, een broodwinning moet vinden buitenshuis, aldus aan hare kinderen niet al de zorg en al de liefkoozing kan geven die haar hart zou begeeren? Wij vinden het op zich zelve evenmin een ideaal dat de moeder van jonge kinderen gedwongen is een broodwinning te vinden als beambte in een of andere gemeente dienst, dan dat zjj als fabriekarbeidster den kost moet verdienen. Zeker zouden wij wemchen dat moeders die het begeeren en die er de gechiktheid voor hebben, zich geheel aan de verpleging en de opvoeding van jonge kinderen konden wijden. Doch wjj leven niet in een tijd dat onze idealen reeds werkelijkheid worden. De werkelijkheid is, dat loonen en bezoldiging van den man in zeer veel gevallen onvoldoende zijn voor levensonderhoud van het gezin. De werkelijkheid is, dat veelal de keuze staat tusschen gebrek in het gezin of loon arbeid van de moeder, buiteu het gezin, of, wat dikwijls niet beter en ook dikwijls nog erger is, voor de moeder een der slechtste vormen van huis arbeid, loonarbeid in het gezin. De werkelijkheid is, dat veelal de keuze staat tusschen niet huwen, of broodwinning door vrouw en man beide. Op grond dezer overwegingen reeds kunnen wij niet wenschen den arbeid der gehuwde vrouw buiten het gezin geweerd te zien. Zoo eischt ten opzichte van arbeidswetgeving art. 12 van ons s rijdprogram niet verbod van vrouwenarbeid in fabrieken en werkplaatsen, doch regeling op den voet van ge lijkheid van loon bij gelijken arbeid en in verband met de gezondheid. „Hier ligt dus het juiste standpunt van sociaal democratische gemeenteraadsleden overal waar in den gemeentelijken dienst de soort van het werk het toelaat, gelijkstelling van vrouwen en mannen voor benoembaarheid, gelijkstelling ook in bezol diging, verzet tegen alle wering der gehuwde vrouw, die niet door den aard van het werk of door het tastbare en overwegende belang van den dienst dringend wordt geboden." Tot zoover Wibaut. Wij geven deze ernstige gedachten ter overweging vooral aan onze tegenstanders, die uit politieke berekening van deze kwestie een onding maken. Aan de hand van een ontwerp-verordenin^. voor gemeente-telefonisten te Amsterdam bespreekt Wibaut dan nader de bezwaren en bedenkingen tegen het werk van de gehuwde vrouw in openbaren dienst, en schrijft dan o. a. verder „Of zjjn er hier wellicht overwegingen van verondersteld hoogere orde dan het gemak, wij zeggen niét het belang, van den dienst Zou de bedoeling zijn te zeggende gehuwde vrouw be hoort in het gezin zoo zij moeder wordt behoort zij bij de kinderen blijft zij kinderloos dan behoort zij toch in het gezinwij willen als gemeente niet voorgaan, althans niet voortgaan op den slechten weg om het gezin te „ontwrichten". Doch dan schijnt de vraag niet overdacht, of een maatregel die in hare gevolgen, bij hare uitbreiding tot andere diensten, de strekking heeft voor een groot aantal gezinnen de inkomsten te verminderen, van een ander groot aantal gezinnen de vorming te belet ten, niet in waarheid en in sterke mate het gezin „ontwricht". Of daarentegen niet bij het in be trekking gaan der moeder, voor een matig aantal uren per dag, deze „ontwrichting" slechts schijn is, wijl de moeder er meestal in slaagt, ook dank zij de ruimere gezinsinkomsten, op andere wijze voor het gezin dubbel te vergoeden wat het door hare afwezigheid ontbeert. Ook worden dan de ook nog talrijk gehuwde vrouwen vergeten die geen moeders worden. Er ontbreekt dan aan de rede neering allereerst de oprechte erkenning der wer kelijkheid, dat het in onze dagen de broodvraag is die meer dan iets anders ideale gezinsverzorging tegenhoudt en belemmert." En Wibaut eindigt zijn artikel dan met deze be- hartenswaardige zinnen „Maatschappelijk gezien is de gehuwde vrouw in onzen tijd de moeder van een volgend geslacht. Deze maatschappelijke taak is in dezen tijd voor veel vrouwen een zeer zware. Wat moet nu de gemeente, die werkelijk pogen zou, in de geringe mate als dit thans mogelijk is, gemeenschap te zijn, doen ten opzichte der gehuwde vrouw? Moet zij zeggen uw moederschap biedt zekere bezwaren voor de vervulling van zekere betrekkingen. Das sluiten wij u uit van deze betrekkingen, zonder echter het moederschap zelve tot een bezoldigde betrekking te verheffen Wij sluiten om uw moeder schap u uit van een aantal broodwinningen, aldus zoowel uwe maatschappelijke taak als ook uwe persoonlijke broodwinning aanzienlijk verzwarend? Of moet zij zeggen, juist omdat door velen van u in dezen tijd het moederschap als een last wordt gevoeld, achten wjj het onze taak u dien last te verlichten Wij zijn niet bij machte de maatschap- peljjke beteekenis van het moederschap te erkennen, door aan de moeders als zoodanig de aanspraak te verleenen op levensonderhoud op kosten der ge meenschap. Doch waar wij dit niet kunnen, nóg niet kunnen, zullen wjj althans alle belemmeringen uit den weg ruimen die als moeders uwe econo mische geljjkstelling met den man, uwe geljjke kansen op betrekkingen in gemeentelijken dienst in den weg staan. Wij zullen, zoo noodig ten koste van eenige oüers door de gemeente te dragen, u de vereeniging van bezoldigd gemeenteambt met moederschap, voor zoover gij die vereeniging be hoeft of begeert, gemakkelijk maken. „De gemeente, willen wij zeggen, die in dezen ontmaafschappelijken tijd, reeds iets voelt, iets voorgevoelt van hare maatschappelijken taak, zon alles moeten doen. Het is de plicht van onze sociaal-democratische" raadsleden in de gemeenten in deze richting te drijven." Welk een andere geest en hoeveel dieper doordringen in deze maatschappelijke kwestie spreekt uit deze uit eenzetting dan uit het lawaiïg schandaal-geroep der katholieke Nieuwe Schiedamsche Courant. Nu ja, het tr

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1907 | | pagina 2