Appeltjes voor de Katholieken.
rekening over 1891f 20150
de schoolgelden- 1918.
blijft
f 18237.—
of per leerling, het aantal op 27 gerekend f 348.
en van Schiedamsche ouders- 782.
In een vergelijkende tabel van 10 gemeenten in ons
land, met Schiedam ongeveer gelijk te stellen, komt de
voor Schiedam verpletterende uitkomst dat het Gymna
sium onderwijs verstrekt aan 1.1 leerling per duizend
inwoners en dat over 1890 de netto kosten voor de
Gemeente bedroegen f 9022.of f 322.per leerling,
Van alle gemeenten is het aantal leerlingen te Schie
dam verreweg 't kleinste en de kosten per leerling
verreweg 't grootst.
We hebben enkele cijfers verzameld uit de begrooting
1908 en krijgen daaruit het volgende overzicht
Schoolgelden.
Rijks
Uitgaven
Kosten
subsidie.
Gemeente.
Gemeente.
f 10213.
f 13476.615
f 10729.II6
- 10195.
- 13645
- 10745.—
- 10612.50
- 13372.50
- 10572,50
Op het oogenbpk zijn er 33 leerlingen, dus over 1908
kost elke leerling aan de Gemeente het bedrag van
f 323.41.
Onder de 33 leerlingen zijn slechts 11 Schiedammers,
dus elke Schiedamsche leerling kost aan de Gemeente
het bagatel van f 970.23.
Tegenover al deze cijfers bewaren B. en W. een
geheimzinnig stilzwijgen.
Moeten de arbeiders zich in de technische kwestie
partij stellen? Natuurlijk niet. Zij zullen niet willen
beoordeelen of het Gymnasiaal onderwijs in waarde
vermindert en niet beantwoordt aan de eischen des tijds.
Zij zullen het niet in hun hoofd halen te zeggen tot
anderen, meer welgestelden„wij willen niet dat uw
kinderen een gymnasiale opleiding genieten." 't Kan
ze niets schelen.
Maar hun zwaar opgebrachte belastingpenningen noode-
loos te zien verspild aan zulk een inrichting, terwijl er te
Botterdam, Delft en Den Haag ruimschoots plaats is
om ook de Schiedamsche gymnasiasten te herbergen, dat
moet hun wrevel wekken en brengen tot den eisch
Weg met het Schiedamsche gymnasium
De vraag zal, dank zij een voorstel van de Bruin,
door B. en W. beantwoord moeten worden, wat de
finaneieële voordeden zullen kunnen zijn van de ophef
fing van het Gymnasium. Want deze, meenden som
migen, zullen niet zoo groot zijn, omdat de leeraren op
wachtgeld moeten gesteld worden.
De Bruin haalde daarop de gegevens maar weer aan
uit het rapport van 1903. Een globale berekening-
geeft de volgende uitkomst
f 17.300
f7900
- 6700
-5500
-4800
-3900
-3400
-3000
-2600
-1700
f 9400
- 10600
-11800
- 12500
- 13400
- 13900
- 14300
-14700
-15600
1893/4
1894/5
1895/6
1896/7
1897/8
1898/9
1899/1900
1900/1901
1901/1902
om dan van 1 Sept. 1907 af de geheele f 17.300.— te
bedragen.
Dus wanneer in 1893 tot opheffing besloten was,
waren we nu reeds geheel vrij van de onkosten geweest.
Helaas is toen de gced-bedoelde poging mislukt.
We meenen met het oog op de nieuwe elementen in
den Raad te mogen vertrouwen dat er héél wat zal
moeten gebeuren, eer dat deze tweede beweging even
eens in 't riet gestuurd kan worden
Laten we 't afwachten.
Wij hebben nog eenige appeltjes te schillen met onzen
Katholieken confra'er, dNieuwe Schiedamsche Courant
met den R.-K. Volksbond en met de nieuwe Katholieke
jongelingsvereeniging „Katholiek leven". Het zjjn mooie
roode appeltjes.
De Nieuwe Schiedamsche Courant gaf naar aanleiding
van de begrootingsdebatten een beschouwing onder den
titel In onze Vroedschap"die een aandachtige ontle ling
overwaard is, omdat daaruit zeer duidelijk het oer-
achterlijke, oer-couservatieve en oer-partijdige der Katho
lieke politiek blijkt. Nemen wjj eerst eens in oogen-
schouw wat de Nieuwe het belangrijkste uit het begroo-
tingsdebat acht en waarbij hij dan ook het langste
stilstaat:
„Wat ons vooral bij deze begrootingsdiscussiën goed
heelt gedaan, is dat de heer Van der Laan den nadruk
gelegd heeft op het enorme verschil in de opbrengst
der schoolgelden bij het openbaar en bijzonder onderwijs.
Al nemen wij ook gaarne aan de verzekering van den
wethouder van onderwijs, dat 't zijne zwaarste taak is
de schoolgelden te doen innen en gelooven wij alleszins
dat hij zijne beste krachten daaraan wijdt, toch valt
hierbij een opmerkelijk feit te constateeren. Waar de
levensomstandigheden bij de ouders der kinderen, die de
openbare en bijzondere scholen bezoek-u wel geljjk
zijn, valt 't toch op, dat de laatste zooveel offervaardiger
zijn om iets voor het onderwijs hunner kinderen bij te
dragen dan de eerste. Bjj de eersl bedoelden domineert
blijkbaar de lust de opvoedingstaak op alvader Staat
te schuiven, terwijl de laatstbedoelden die taak zelf
gewetensvol ter hand nemen."
In dit stukje zit iets zeldzaam onoprechts en valsch.
De (katholieke) wethouder van onderwijs, van wien
heusch niet gezegd kan worden dat hjj niet alles doet
om de schoolgelden binnen te krijgen, gaf den heer Van
der Laan onder anderen Un antwoord, dat zijn vergelijking
tusschen bijzonder en lager onderwjjs in het geheel niet
opgaat, omdat bij het bjjzonder onderwijs, dat uitgaat
van den regel geen kinderen zonder betaling aan te
nemen, daar het er dan niet zou kunnen komen,de kinderen
der on- en minvermogenden geplaatst worden geheel of
gedeeltelijk met het geld der meergegoeden. Wat de
gemeente en het Rijk doen voor de kinderen der on- en
minvermogenden, die de openbare school bezoeken, doen
de meergegoede voorstanders van het bijzonder onderwijs
voor soortgelijke bezoekers der bijzondere school. De
(Katholieke!) wethouder van onderwijs heeft dat heel
duidelijk in openbare raadszitting gezegd, zonder dat
een der „Christelijke" raadsleden hem dat tegensprak.
En iedereen weet, dat hij de waarheid sprak. Ook de
Nieuwe kan dit weten. En buitengewoon onoprecht is
daarom, wat deze Katholieke krant in de 2 laatste
aangehaalde zinnen zegt; als met zulke bedriegelijke
voorstellingen het bijzonder onderwijs ten koste van het
openbaie in de lucht moet worden gestoken, dan staat
het er slecht voor met de „Christelijke" zaak.
Iets oueerlpks, onoprechts, iets met minder mooie
nevenbedoelingen ligt trouwens in den schamperen toon
van het heele stuk, maar dat kan wel aan het „humeur"
van den schrijver liggen of aan zijn slechte digestie.
Een staaltje daarvan is de volgende aanhaling:
„Aan het eind van dit begrootingsdebat werd hun,
die meenden, dat deze begrooting zonder aanzienlijke
belastingverhooging sluiten zou, nog een kleine verrassing
bereid. Het ontbrekende bedrag f7600 moest toch ergens
op gevonden worden en 't is na eenig debat op de
opcenten gelegd. Al werden de verhoogde personeel-
upcenten bij nadere becijfering nog gereduceerd, een
stijging tot 76 mag toch niet onaanzienlijk worden
genoemd. Zoo zullen dan de belasting-betalers van het
begrootingsdebat nog eenige napijn in hun beurs voelen."
Wat voor indruk moet dit stukje maken? Toch zeker
dezedat het „begrootingsdebat", of liever de debaters
daarbij, oorzaak zijn van die verhooging der belasting
In het begin van 't artikel worden de „nieuw ingeko
men" raadsleden even door 't slijk gehaald en met den
heer de Groot met name aangewezen. Ieder lezer moet
wel den indiuk krijgen, dat het dus de schuld dier
„nieuw ingekomenen" is, dat de begrooting is verhoogd.
En de Nieuwe weet beter, vestigt dus een onjuisten
indruk. Dat is onwaardige politiek.
Zeer partijdig en daarbij zeer onvolledig en daardoor
zeer valsch is de verdediging van den Katholieken
Wethouder van financiën tegenover den heer de G oot.
Diens aanval wordt „minder loyaal" genoemd, en de
Nieuwe tracht het optreden van den heer de Groot te
karakteriseeren door de orakelvraag „of 't wellicht des
heeren de Groot's bedoeling is, de rol van Clemenceau
in het ongelukkige Frankrijk hier ten einde toe te
spelen." En daartegenover, stelt de Nieuwe dan niets
dan de verzekering van den Wethouder van financiën
zelf, „dat hij naar zijne beste krachten aan het Dag.
Best. aandeel neemt en er naar zijne beste inzichten bij
werkzaam is." De Nieuwe weet zeer goed (hij heeft een
zeer goed n verslaggever!!!), dat de heer de Groot den
heer Lagerwey niet beschuldigd heeft van luiheid of laks
heid of nalatigheid of slofheid of onverschilligheid of van
al die dingen samen, maar van te weinig kennis van
zaken. De heer de Groot vindt den heer Lagerwey een
prul, iemand, die volkomen ongeschikt is voor het wet
houdersbaantje. En hij verweet de meerderheid van den
Raad, dus de kerkelijke partijen, dat zij een zoo onbe
kwaam man tot wethouder heeft benoemd, zeer tot
schade der gemeente. Wat de Nieuwe en ook de heer
Lagerwey dam op zeiden, raakt de beschuldiging van
den heer de Groot in het geheel niet en is allerminst
weerlegd me; een ongare vergelijking als die van den
heer de Groot metClemenceau.
Partijdig en onvolledig en valsch is ook de kwestie
gesteld van de niet-verhooging van het tractement van
een gemeenteklerk. De Nieuwe schrjjft daarover
„Te verwonderen valt 't daarom te meer, dat men
voor een enkel n hunner, een ambtenaar, die reeds zeven
jaar de gemeeute heeft gedi-nd >n wiens ambt, getuige
de discussiën, lang geen sinecure is, zooveel bezwaar
heeft gemaakt. Werkelijk, waar men zóó royaal is ge
weest, zouden die honderd gulden de gemeente-financiën
niet noemenswaardig meer hebben gedrukt
Maar waarom juist over dezen éénen gesproken
Omdat hij.... een Katholiek isEn waarom er niet bij
verteld, aan wie deze ambtenaar de weigering zijner
verhooging heeft te danken Omdat de tegenstemmers
voor een deel.... kerkeljjke „heeren" warenEn waarom
er niet op gewezen, dat de „nieuw ingekomen" raads-
eden, met name de sociaal-democraat. De Bruin voor
iet werkelijke recht van dezen onrechtvaardig achter-
uitgestelden ambtenaar is opgekomen Omdat De Bruin....
sociaal-democraat is En omdat De Bruin met de ver
dediging van het recht van dezen hoedenproletariër een
stukje klassenstrijd ontblootte, want tegenover hem
stonden.... de heeren, ook de KatholiekeZulk een
doorendoor partijdig overzicht is op het randje van ver-
valschiug aangekomendaar moest een „Christelijk"
blad zich allerminst aan bezondigen.
Conservatief en achterlijk toont de overzichtschrijver
in de Nieuwe zich ook in allerlei uitlatingen, b.v. waar
hij de verhoogiug van de jaarwedden der wethouders
en de invoering van presentiegelden voor de raadsleden
bespreekt. De verhooging der wethoudersja^rwedden
noemt de Nieuwe „voor de betrokkenen niet ongewenscht
en allerminst onverdiend", maar de overzichtschrijver
meent, dat -/ij „niemand zal verlokken er zijn particuliere
zaken voor prijs te geven" en dat het dus zeker is dat
de beste krachten uit de burgerjj" zich niet beschikbaar
zullen stellen. Brutaal komt hier het conservatieve man-
monlievende karakter der Nieuwezij denkt alleen aan
Schiedams „rijke heeren," maar schijnt nog steeds niet
te weten dat er ook onder de nietrijken, voor wie f1500
reeds een „koninklijk" traktement lijkt, groote begaafd
heden zitten, beter geschikt voor het gemeentelijk be-
stuurswerk dan menig vriend der Nieuwe. En de weder
invoering der presentiegelden wordt verdacht gemaakt
met een Fransche aanhaling „Chari bien ordonné com
mence par soi même,". wat in 't Hollandsch beteekent
„een verstandig mensch begint zijn weldaden bij zich
zelf." En dan komt daar deze tirade bjj
„Of zij nu met dat presentiegeld al de schade zullen
kunnen vergoeden, die zij op andere wjjze, ook door het
werk in de commissiën, in hunne zaken wellicht lijden,
durven wij hier niet uit te maken. Maar zeker is 't,
dat het Raadslidmaatschap niet meer een eere-ambt,
maar een bezoldigd, zjj 't dan ook karig bezoldigd,
baantje is."
Het Raadslidmaatschap een „eere-ambt", blijkende uit
het niet betaald worden en dns alleen bereikbaar voor
de rjjken en meergegoeden Ziedaar de hoogste Schie-
damsche Katholieke wjjsheid over het Raadslidmaatschap.
Voor de Ka holieke arbeiders is deze beoordeeling de
moeite van het onthouden waard Maar hoe achterlijk,
hoe klein is zulk Katholiek geschrijf. Al dit Katholieke
werken onder bisschoppelijke goedkeuring en geesteliik
adviseurschap heeft toch maar weinig verheffende
resultaten.
De B. K. Volksbond, ook al bisschoppelijk goed
gekeurd en begeestelijkadviseurd, vierde Zondag 10 Nov.
het patroonsfeest van St. Willibrord. Als feestredenaar
trad op Kapelaan Bekkers, den Vlaardingschen Bonds-
adviseur. Wij zullen die feestrede laten voor wat ze
waseen stukje Katholieke bluf. Maar één enkel
stuk kunnen we niet onopgemerkt laten, n.l. dit
„Maar dezelfden, die afgeven op de leiding van Paus
en Bisschoppen, loopen zelf in het gareel van Bebel en
Troelstrahet verschil bestaat alleen daarin, dat de
adviseurs bjj de S.D.A.P. geen toog dragen en die bij
den N.R.K.V. wel. Zeggen zij ons dus, dat wij geknecht
zjjn, aan den leiband loopen, dan kunnen wij hun ant
woorden gij ookzjj huldigen, in het sociale arbeids
leven de leer van Marx, wij die der Katholieke Kerk,
door St. Willibrord gepredikt, reeds sedert circa 1300
jaar door ons vernomen."
De zotte opmerking over Bebel, Troelstra, Marx ge
heel passend in het min of meer burleske kader van een
R.-K. Volksbond, is een weerlegging niet waard. Maar
een vastnageling is de bekentenis waard, dat de Volks-
bonders aan den leiband loopen en geknecht zijn. Arme
Volksbonders, zoo maar in uw gezicht te moeten hooren
zeggen dat ge niets zijt dan ezels aan een touwtje, met
aan het andere eind van dat touwtje kapelaan Bekkers
en zijne mede-eerwaarden.
Pastoor Coppens, de geestelijke adviseur van den
Schiedamschen Volksbond, laatstelijk in het openbaar
van zich hebbende doen spreken als aanbeveler van een
Katholieke dansclub in het gebouw van den Volksboi d,
maakte het nog erger, en zeide o.a.
„Adv. hoopt, dat zijn leerrijke rede zal leiden tot
nauwere aaneensluiting in den Volksbond en zijne vak-
vereenigingen, waar toch het bolwerk ligt tegen de
socialistische strooming, den grooten vijand, door velen
thans nog beschouwd als het kleine 1 euwtje uit Ezechiel,
waarmede de Joden speelden, maar die eens zal blijken
te zijn de sterke leeuw die een David zal behoeven om
hem de geroofde prooi te ontrukken."
Het eerste deel van dezen langen zin doet denken
aan de beruchte uitspraak van een ander even beroemd
Katholiek, dat „nergens de fabrieksschoorsteenen veiliger
kunnen rooken dan achter de begeestelijkadvisenrde
Volksbondsafdeelingen". Wacht maar eens, heeren, als
„het kleine leeuwtje" een flinke „sterke leeuw" geworden
is, dan eet lijj jullie heelen Volksbond met huid en haar
op en stuurt hjj jullie zelf tot straf de woestijn in.
De jongelingsvereeniging Katholiek leven1' volgde
den R.-K. Volksbond een dag later op met een „groote
vergadering" vol met „eerw. heeren geestelijken, eerw.
broeders en vele aanzienlijke Katholieken". Het spulletje
was dus compleet, geestelijken en aanzienlijken, kerk en
kapitaal en de jongelingschap in hun dienst met een
specialen geestelijken adviseur. En de voorzitter, de heer
J. Putters, deelde mede, dat ook „dames" aan de geboorte
dezer jeugdige vereeniging haar medewerking hadden
verleend.
De geestelijke adviseur van de Rotterdamsche jonge
lingsvereeniging, pater Perquin, hield de dooprede.
Deze zeide o. a. dat het doel dezer Katholieke jonge
lingen „edel" is, en dat zij een „hooge zending" ver
vullen, „trachtend de menschen gelukkig te maken voor
de maatschappij dezer aarde, maar meer nog voor de
maatschappij des hemels"en dat willen zjj doen door
„zich te bekwamen en aaneen te sluiten om volgens de
beginselen der Katholieke leer op sociaal, economisch en
maatschappelijk gebied te arbeiden." Als die jongelingen
door dat alles zich nu maar niet overwerken, vooral
omdat ze zich eigenlijk nog moeten „bekwamen" voor
de „hooge zending" die de geestelijkheid ze wil laten
vervullen! Wat een inzicht anders bij zoo'n adviseur!
Wat zullen die jongens knappe Katholieken worden!
Echte knechtjes van heeroom, tot zegen van de kerk
en van demaatschappij des hemelsde „maat
schappij dezer aarde" zal van zulk soort onberedeneerd
begeestelijk-adviseerend werk wel heel weinig bemerken.
Behalve voor die „hooge zending" moeten de leden
dezer katholieke jongelingsvereeniging ook nog klaar
gemaakt worden tegen de „misleiding van den zilveren
hagel van het kapitalisme en den rooden kiel van het
socialisme" ze moeten leeren te onderscheiden „tusschen
Christus en Belial, tusschen kerk/en ongeloofJongens,
jongens, wat moeten die katholieke jongelingen nog
groen zyn, dat zij 't verschil niet kennen tusscnen
besparing zonder aftrek
van wachtgelden
wachtgelden
blijft besparing