Grensregelmgscommissie.
Uit de Vakvereenigingen.
moraal en verantwoordelijkheid, die in onze burger-
maarschappij, ook in de zoogenaamd „christelijke" krin
gen bestaan. Van zuiver menschelijk en van christelijk-
zedelijk standpunt was de heer Jansen van de molen
Nederland verplicht geweest, van Eijk geldelijk te steu
nen ten einde hem mogelijk te maken, een faillisse
mentsaanvrage te voorkomen. Voor Mr. W. H.Jansen,
die zich in de laatste Raadszitting zoo lofzingend uitliet
over het genot van „vrijwillige" belastingbetaling, was
hier een prachtige gelegenheid voorhanden om vrijwillig
belasting te betalen. Maar daar dachten die heeren niet
aan. De molen van Jansen maalt weer. Het faillissement
Jansen is geëindigd. Wat zou men zich nu nog bekom
meren om latere slachtoffers van dat faillissement
Walgelijke huichelarij zit er in onze christelijke bur
germaatschappij men leest naastenliefde en kijkt met
hemelsche oogendraaierij neer op wie zich afwenden
van het kerkelijke Christendom onzer dagen, maar in
het dagelijksche leven speelt men het meest brutale
spel van egoïsme en naastenverdelging. Een maat
schappelijke inrichting, die de menschen zóó ontaard en
verdierlijkt, heeft geen recht van bestaan meer en moet
zoo gauw mogelijk worden opgeruimd.
Maar ook de houding van de firma van der Eist is
een bespreking waard. Dat een firma, die zulke groote
zaken drijft, voortdurend schadeposten van oninbare
vorderingen heeft, is in ons heerlijke maatschappelijke
stelsel, dat zijn doemwaardig bestaan nog maar steeds
voortzet, onvermijdelijk. En dat de firma zich zooveel
mogelijk tegen het ondergaan van zulke schade tracht
te wapenen, is haar recht en voor haar bedrijf ook
haar plicht. Maar dat deze firma zoo onhandelbaar is
tegenover een debiteur, met wien ze lange jaren ach
tereen zaken deed en aan wien ze de noodige sommen
heeft verdiend, dat is alleen weer te begrijpen, indien
men bedenkt, dat het kapitalisme de ingeboren neiging
heeft de menschen tot ruwe roofdieren te verlagen.
Op ruwe en rauwe wijze ondervindt nu de heer L.
van Eijck met zjjn familie de vloekwaardigheid van het
kapitalisme. Straks zijn het anderen. In dezen tijd van
crisis komen er dagelijks honderden bij, die soortgelijke
ondervindingen op doen. Zoo schept het kapitalisme
zelf de machten, die het zullen aanvallen en omver
werpen maar dat dan ook deze slachtoffers inzien, wat
de oorzaak is van huD ondergang en verderf! dat zij
dan ook bewuste strijders worden tegen het kapitalisme
strijders in de rangen der sociaal-democratie!
De vrijzinnig-democratische vereeniging Schiedam
hield verleden Zaterdag een ledenvergadering ter be
spreking van de meest gewenschte wijze om zonder de
kosten eener stemming de gemeente aan de vereischte
grensregelingscomm'ssie te helpen. Het bestuur deelde
toen mede, dat het zich tot de besturen van alle
plaatselijke politieke organisatie had gewend met het
voorstel, deze zaak gezamenlijk te regelen, en kreeg
volgens de verslagen in de dagbladen mandaat om in
dien zin de zaak verder op te lossen.
Wij zijn in de hoogste mate verbaasd over deze
wjjze van optreden. Het bestuur van de kiesvereeniging
Schiedam noodigde de besturen der andere kiesvereni
gingen uit tot een onderlinge bespreking. Voor zoover
wij kunnen nagaan, namen alle besturen die uitnoodi-
girg aan. Nu zou het logisch zijn geweest, indien eerst
een onderlinge bespreking dier besturen was gehouden
en indien die tot volkomen overeenstemming hadden
kunnen komen dan die besturen ieder in eigen organi
satie dat gemeenschappelijk-ontworpen voorstel hadden
gebracht. Dan hadden de organisaties nog wel dat
voorstel kunnen verwerpen. Maar dan was het voor-
bereidingswerk, zooals het bestuur van Schiedam dat
blijkens zijn uitnoodigingswerk bedoelde, toch zuiver
uitgevoerd geworden.
Maar nu gaat het bestuur van Schiedam, na zijn
bovengenoemde uitnoodiging te hebben rondgezonden,
eerst nog eens een ledenvergadering houden over het
zelfde onderwerp waarover het eerst de andere be-
be turen in gemeenschappelijk overleg had willen raad
plegen. Rara, wat is dat Heeft men daar zoo weinig
begrip van wat reen doen moet Is dat allemaal louter
onhandigheid Of wat is dat Een hoogst onaangenamen
indruk maakt het in elk geval.
Was er eerst door „Schiedam" een huish. verg. ge
houden en had die het bestuur toen opgedragen, de
zaak naar een bepaalde opvatting met de andere orga
nisaties te regelen, dan was het iets geheel anders
geweest.
Na is 't gevalonbegrijpelijk.
De Houtbewerkers. De onlangs door samen
smelting van kleine groepen ontstane „Nederlandsche
Vereeniging van Houtbewerkers, Kuipers en arbeiders
in aanverwante vakken" heeft den ijverigen en be
kwamen Secr. der Kaipersgezellen-vereeniging W. Drop
tot bezoldigd propagandist, tevens redacteur van het
Vereenigingsorgaan „De Houtbewerker" aangesteld.
Wetende welk een goede kracht Drop is, verwachten
wij in deze nieuwe landelijke vereeniging in den eersten
tjjd ondanks de slechte tijden een krachtigen vooruit
gang. Zijn eerste artikel in „De Houtbewerker" is reeds
een bewijs van den ernst en de vastberadenheid, waar
mee hij zijn organisatiewerk opvat. Wij nemen er het
laatste stuk van over
„Een persoonlijk woord tenslotte. Ik heb de functie
waartoe het vertrouwen der organisatie mij riep aan
vaard met grooten ernst, diep gevoelend de zware ver
antwoordelijke taak die op mij rusten zal.
„In Vlaardingen, Zaandam, Rotterdam en Eindhoven
verwacht men nu van mij dat ik leiding zal geven aan
de richting die de organisatie neemt, dat ik systeem
zal brengen in onzen organisatievorm en in onze propa
ganda en in onze actie.
„Door middel van ons orgaan zal ik hebben te wek
ken goede gedachten, ijver voor de goede zaak, juiste
begrippen bij vele vraagstukken, en bovenal zal ik
hebb-n aan te kweeken de onderlinge eenheid.
„Aan die taak zal ik mijn beste krachten geven,
maar daarbij roep ik in de medewerking van alle leden
en vooral van Hoofd- en Afdeelings-bestuurders. Laat
de samenwerking tusschen ons allen getuigen van vurigen
gloed voor den strijd dien wij hebben te voeren.
„Laat or s toonen dat het ons ernst met ons werk is.
Dat wij waarachtig werken willen aan den verheffing
onzer klasse door den opbouw onzer organisatie.
„Dan zullen de vijandige en spijtige blikken van
tegenstanders ons koud laten, dan zal de achterklap
over het „goede baantje" dat ik slechts in het belang
der organisatie aanvaarde, mij slechts met te meer
fierheid in staat vinden haar voorbij te gaan.
„Boven en voor alles zal ik trachten te doen gaan
het belang der organisatie. De organisatie die mij lief
is geworden omdat ik in haar het instrument zie bij
den grooten strijd voor een menschwaardig bestaan.
„Moeilijk zal mijn werk zijn, want strikte rechtvaar
digheid is eerste eisch om als het noodig is te kunnen
zeggen: „Gij zijt die man". Spaar ook op mjj de critiek
niet, maar laat de critiek zijn zakelijk en beoogen het
belang der organisatie.
„En hoe kan ik dit artikel beter besluiten, dan met
dank te brengen aan den vriend met wien ik de beide
laatste jaren samenwerkte voor de wijze waarop dat
gebeurde. Hij verlangt het niet, ik weet het, een stukje
van zijn ideaal is/nu bereikt, dat is zijn grootste vol
doening.
„Maar tegenover menschen die meenen dat men in
de vakbeweging allereerst om zich zeiven denkt en
trachten moet er zelf wat voordeel uit te slaan, (die
zich dus ook verbeelden dat anderen dat doen), moet
ik verklaren, dat bij de beraadslagiagen alle persoon
lijke overwegingen hebben gezwegen, dat alleen is ge
steld de vraag die in onze vakbeweging alleen en
uitsluitend den doorslag geven mag
„Op welke wijze worden de belangen der vakgenooten
op de beste wijze gediend".
Tot zoover Drop. Wij hopen, dat ook te Schiedam
het werk van den nieuwen bond en zijn propagandist
goede vruchten zal afwerpen. In zijn strijd voor de
organisatie en tezen het kapitalisme zal hij „De Moker"
steeds aan zijn zijde vinden. Wij wenschen hun groote en
goede resultaten toe.
Propagand alectuur.
bewerkersbond heeft no. 1
De Alg. Ned. Metaal
van een reeks propaganda-
brochures uitgegeven. Het draagt als titel„Op ten
strijdeen kost slechts 2 cent.
Óp heldere, krachtige wijze wordt uiteengezet, wat
de loonarbeider van de kapitalistische maatschappij te
wachten heeft. Duidelijk laat het geschrift uitkomen,
dat het kapitalisme mets van deu arbeider noodig heeft
dan een goed bruikbare arbeidskracht en zich verder
met het lot van den arbeider niet bemoeit. Wjj nemen
er deze zinnen uit over
O, die kapitalistische publieke opinie is zoo huichel
achtig. Steunende op haar stelsel, vertelt zij u in hare
pers: „Nieuwe Rotterdammer", „Handelsblad" enz., in
hartroerende kolommen van het leed der arbeiders,
voornamelijk in de groote stedenzij vertelt u met een
gemoed vol krokedillentranen van de ellende die heerscht
in zoovele gezinnen, waar de man en vader weken,
soms maanden lang zonder werk is geweestwaar
moeders kinderen ter wereld brengen en waar geen
druppel versterkende drank noch levensmiddelen aan
wezig zijn om in het vunzige krot moeder en kind te
laven. Zij schilderen u in z.g. hartroerende taal de
wanhoop van den vader, die, na uren achtereen aan
de fabriekspoort gestaan te hebben om te trachten, al
is het ook voor minder loon, een bete broods te vinde 3
daar voor de zooveelste maal niet in geslaagd is en
zich met loomen tred en doffen blik naar zijn krot be
geeft en op de uitgeteerde blikken van zijn huisge-
nooten niets anders kan antwoorden dau„Neen niets".
Zij vertellen u er bij, dat deze mannen niet gerekend
mogen worden tot het plebs of baliekluivers, de z.g.
beroepswerkeloozen, doch dat het fiere, kloeke werk
lieden zijn, die een vak verstaan en toch geen werk
kunnen vinden. Komt men in de gezinnen dezer werk
lieden, zeggen zij, die de kunst verstaan fatsoenlijke
armoede te lijden, dan kan er geen blind paard schade
doen, alles is naar het pandjeshuis gebracht, en met
een zucht slaken deze schrijvers der bourgeoisie „Waar
moet het van den winter heen?"
Vakgenooten, dat is de kapitalistische moraal, eerst
;agen zij u uit de fabriek om in het wijde leven ge
brek te lijden en dan beklagen zij u in hunne peis om
te trachten bij de vrienden en vriendinnetjes, die iu
rijke, gezellige salons of in de badplaatsen zwelgen van
genot, een aalmoes voor u los te bedelen, om u, als de
nood het ergste nijpt, doch eerder niet, een kluifje toe
te werpen, om zoodoende uw ellendig te rekken, wat
zij, de bourgeoise, weer noodig heeft om bjj opleving
der industrie hare winstgevende machines te kunnen
laten voortsnorren.
Daarna zet dit geschrift uiteen' wat de vakarbeider
in zulke voor hem ellendige omstandigheden kan doen
door een krachtigen klassenstrijd met de vakorganisatie
zijn toestand verbeteren. En dan eindigt het met een
zeer korte omschrijving van den „grondslag- en de
strijdmethode der vakorgantsatie". Wij nemen dit stuk
over om daardoor op te wekken tot lezing en ver
spreiding van dit stukje uitstekende propagandalectuur.
Dit stuk luidt aldus
Hoe moet nu de grondslag en de strijdmethode der
vakorganisatie zijn? Medearbeiders. Wij moeten de
werkgevers met dezelfde middelen bestrijden als waar
mede zij het ons doen. De vakorganisatie moet, evenals
de patroonsorganisatie, alle arbeiders omvatten. Wij
moeten den godsdienststrijd verre uit onze gelederen
houden en geen middel onbeproefd laten om de werk
geversklasse op elk terrein aan te tasten. Moet er
geijverd worden voor hooger loon of korter arbeidsduur,
wij zyn er als de kippen bij. Gaat het om medezeg
gingschap in de vaststelling der fabrieksreglementen,
het veroveren van verlofdagen met doorgaande loon-
betaling, het invoeren van scheidsgerechten met bindende
uitspraak, wij zetten ons beste beentje voor. Moet de
strijd aangebonden worden tegen tirannie en willekeur,
vaak van ondergeschikte chefs, wij doen dit met overleg.
Kort de patroon het stukwerk, geeft hij geen uilbetaling
bjj ziekte of ongevallen, of vergt hij van de arbeiders
dat zij overuren maken, wij doen al het mogelijke om
den prijs van het stukwerk te verhoogen, of beter nog:
geheel aigeschalt te krijgen en door goed dag- of uurloon
te doen vervangen. Daar waar het nog niet bestaat,
trachten wij ziekengeld te krijgen en tikken den werk
gever op de vingers als hij het waagt de Ongevallenwet
te ontduiken. Als eisch voor overwerk stellen wij voor
den avond 25 pCt. en voor nacht- en Zondagsarbeil
50 en 100 pCt. extra. Daarnaast strijden wij nog voor
gezondere werkplaatsen, vakscholen met gratis leer
middelen, tegen kinderexploitatie enz. Maar bij elke
actie en eiken strijd houden wij rekening met den
oogenblikkelijken toestand. Als de arbeiders, tot het
uiterste geprikkeld, bereid zijn een werkstaking aan te
gaan, aanvaarden wij dezen strijd, onder voorwaarde
dat de kansen op overwinning groot genoeg zjjn. Blijkt
het echter na nauwkeurig onderzoek, dat de werkgever
uit winstgevende berekening of om zich te ontdoen van
een aantal voor hem lastige arbeiders het op een strijd
aanstuurt en nog wel onder slechte economische om
standigheden, bijv. slapte iu het bedrijf, vermoedelijk te
verwachten onderkruipers in massa, onvoldoende steun
op financieel gebied enz., dan passen wij er voor en
wachten een betere gelegenheid af. Staken is ons doel
niet. Wij staken alleen ais dit tot voordeel der arbeiders
klasse en de organisatie kan leiden. Onze organisatie
vorm is zoo ingericht, dat èn bestuur èn leden zich
allen volkomen bewust zjjn van hun groote verant
woordelijkheid over hun eigen lot en dat hunner mede
arbeiders. Waar wij dus een staking slechts aangaan
onder conditie dat zij voordeelen afwerpt, spreekt het
vanzelf dat wij moeten zorgen dat de organisatie de
middelen bezit om met succes te kunnen strijden. Helder
bewustzijn van het doel dat wij beoogen, nl. „door
verbetering van de levensvoorwaarden" eenmaal te
zullen komen tot algeheele verlossing der arbeidersklasse
uit de klauwen van de winzuchtige kapitalistenklasse,
is de eerste voorwaarde. Vanzelf vloeit daaruit voort
de oprechte kameraadschap en solidariteit, een hooger
zedelijk leven, dat zich ook uit in het onthouden van
het damoraliseerende gebruik van alcoholische dranken.
De middelen zijn echtercentralisatie, zelfgekozen tucht,
zoo groot mogelijke kassen voor werkstakingen en
ondersteuningen. Niet dat wij zouden meenen dat door
flink gevulde weerstandskassen een werkstaking alleen
te winnen zou zijn. Dat zou onzin wezen. Bewustzijn
en solidariteit voorop, maar elke strijd verslindt massa's
geld en het is onze plicht te zorgen dat wij in dagen
van rust en gunstige conjunctuur al het mogelijke
gedaan hebben om zooveel financieele middelen af te
zonderen, dat wij den eersten tijd van den strijd niet
genoodzaakt zijn het op te geven. Stakers moeten eten
met hun gezin en eten kost geld. Daarvoor te zorgen
is onze plicht. Hetzelfde geldt ten opzichte van onder
steuningen bij werkeloosheid of slachtofferschap. Het
zelfde hartelooze kapitalisme, welks brandkast wij al
werkende vullen, dat zich er niet om bekommert of wij
ellende en gebrek lijden, bekommert er zich nog miuder
om, als het ons als werkeloozeu uitgesmeten heeft.
Voldoende steunen kunnen wij onze makkers niet, maar
het is onze zedelijke plicht te doen voor deze uitge-
stootenen wat mogelijk is, om hun te vrijwaren voor
den ergsten honger. Vandaar dat wij het noodzakelijk
vinden werkeloozenkassen te bezitten.