Werkloosheidsverzekering
Gemeentelijk of Landelijk?
FEUILLETON,
Uitsluitingseinde.
Men staat hierbij weer voor een van die gevallen,
waarin de praktijk in strijd is met de theorie. Van
theoretisch standpunt komt men daardoor licht tot een
anderen slotsom dan van praktisch standpunt.
De praktijk is dezede werkeloosheidsverzekering
met steun van gemeentewege heeft haar intrede in
Ned-rland gedaan voordat de gecentraliseerde vakor
ganisatie sterk genoeg is die verzekering onder het
beheer en de leiding der landelijke bonden te brengen.
De buitengewone werkloosheid van den vorigen winter
en van den naderenden winter stelt in tal vai gemeente
die plaatselijke verzekering aan de orde en in werking.
Eu de arbeidersorganisaties doen natuurlijk in 't belang
harer organisaties mede aan deze plaatselijke verze
kering. Dat is de praktijk. Legt men zich zonder verder
nadenken neer bij dezen toestand, dan aanvaardt men
daarbij zonder meer de gemeentelijke organisatie der
werkloosheidsverzekering.
De ontwikkeling der vakorganisatie in de richting
van landelijke centralisatie is feitelijk met deze plaat
selijke werkeloosheidsverzekering in strjjd. Want in een
belangrijk onderdeel der vakactie, n.l. de verzekering
tegen werkloosheid, is het aldus niet de landelijke bond
die binnen eigen organisatieverband het belang zijner
leden behartigt maar laat die bond dat belang buiten
zijn eigen landelijke organisatie om door plaatselijk-
georganiseerde fondsen behartigen. De theorie der vak
beweging staat hier dus tegenover de praktijk van 't
oogenblik.
Het komt ons voor, dat men in 't belang der orga
nisatie de plaatselijke (gemeentelijke) werkloosheids
verzekering volledig heeft te aanvaarden, mits aan die(
plaatselijke verzekering de volledige erkenning der*
organisatie gepaard gaat. Vooreerst omdat aan het door
de gemeentebesturen aanvaarde Gentsche stelsel de
officieele erkenning der vakorganisatie ten grondslag
ligt, de vakorganisatie als een medebeheerend en mede-
regeerend element in onze maatschappij wordt erkend,
en dus de vakorganisatie daardoor een niet onbelangrijk
terrein verovert. En vervolgens ook omdat voor een
landelijke regeling de organisaties nog niet klaar zyn.
In éen niet verre toekomst ligt bovendien de invoering
van een rijksuitkeering aan gemeenten, die gelden voor
werkloosheidsverzekering uitgeven. Het zal aan de
vakorganisatie liggen, of daarvan een gewone geldelijke
regeling zonder meer zal worden gemaakt of dat aan die
geldelijke regeling een landelijke organisatie der werk
loosheidsverzekering zal worden verbonden, alsdan onder
beheer en toezicht der organisatie zooals dat nu plaat
selijk 't geval is. Bij een voortgaande vakontwikkeling
zooals in de laatste paar jaren, is 't niet twijfelachtig
of de landelijke vakorganisatie zal dan voor de rijks
werkloosheidsverzekering" dezelfde rol kunnen spelen
als nu de plaatselijke vakorganisatie dat gemeentelijk
doet. En hoe sterker in dat opzicht thans de plaatse
lijke regeling der werkloosheidsverzekering is, des te
zekerder zal later de rijksregeling in gelijken geest
en van gelijke strekking worden.
Gevaar voor ontwrichting of invloedsvermindering
der landelijke bonden bestaat dus niet. Wij hopen
daarom dat deze bonden al 't hunne zullen doen om
de gemeentelijke werkloosheidsverzekering zoo volledig
mogelijk te doen slagen.
Be algemeene coöperatieve bakkery. Het
zesde jaarverslag dezer coöperatie moet op den vriend
der arbeidersbeweging een ongunstigen indruk maken
en den strijder in de arbeidersorganisatie ontstemmen.
Wast het heele verslag ademt den geest van den te
vreden, zij 't dan ook niet geheel tevreden, ondernemer.
De meeste materialistische kapitalistische ondernemers
opvattingen liggen aan dit verslag en de geheele coö
peratie ten grondslag.
Over het personeel schrijft het verslag het volgende:
Wegens meerdere werkzaamheden tengevolge
van de uitbreiding met een Verbruikswinkel werd
de boekhouder een hulp gegeven.
Omtrent het personeel van den bakkerij kunnen
wjj melden dat het uitgebreid is met 1 persoon,
De meester-bakker heeft in het voorjaar ontslag
genomen daar hy een betere positie kon krijgen,
echter is hij op zijn besluit weer teruggekomen,
wat zeer door het bestuur wordt geapprecieerd,
daar wij meenen een goed chef aan hem te hebben.
De verbruikswinkel werd geopend met een
chef en een winkelknecht, waarbij spoedig een
jongmaatje moest komen, gevolgd door een nood
hulp. De winkelknecht vertrok na eenige maanden
wiens plaats door den noodhulp werd ingenomen,
Later werd nog een halfwas aangesteld.
Op een enkele uitzondering na is het personeel
steeds tot tevredenheid van het bestuur en in
onderlinge eensgezindheid werkzaam. De werk
tijd is, behalve Zaterdags, ongeveer 10 nren.
Zondags en Christelijke feestdagen benevens
Koninginnedag wordt niet gewerkt en 's nachts
evenmin alleen door een enkel persoon in den
morgenstond. Daarbij heeft het personeel 4 vrije
dagen met behoud van loon. Als aandeel in de
winst wordt aan het personeel 7 pCt. op hun ver
diend loon uitgekeerd. Behalve de periodieke
verhoogingen wegens leeftjjd of dienstjaren van
personeel, werd wegens drukkere werkzaamheden
den meester-bakker f 1.—, den waarnemenden
k meesterknecht en den winkelchef ieder f 0.50 per
week verhooging toegekend.
Het arbeidsreglement voor het personeel is nog;
steeds in bewerking. Doordien voortdurend andere
en dringerder zaken voorgaan, blijft het nog
hangende. Van verschillende maaischappijen zp
opgaven ontvangen voor verzekering van het
personeel tegen ouderdom. Ook wordt gedacht
aan het oprichten van een fonds voor verzekering
van het personeel door de coöperatie zelf.
Is dat niet de bekende taal van den gewone patroon,
voor wien het personeel niets anders is dan een middel
om zijn zaak te doen bloeien Dat in een coöperatie
„het personeel" nog iets m<?er is dan de voortbrenger
van de waren en de winst uit de onderneming, blijkt
dit 6e jaarverslag niet te begrijpen.
Zeer kras komt het gewone kapitalistische karakter
uit in het slot van het jaarverslag, dat aldus luidt:
Hoe meer de Coöperatie wordt uitgebreid, ook
zooveel meer worden de gevolgen van haar streven
in de maatschappij ondervonden, evenals in het
buitenland, in hoofdzaak in Engeland, waar dui
zenden een goede positie bij de Coöperatieve ver-
eenigiugen bekleeden en honderdduizenden de voor-
deelen van hun coöpereeren ondervinden, kan ook
hier, door goede doorvoering der coöperatieve
beginselen, de maatschappij een sociale evolutie
ondergaan, die aan duizenden ten goede kan komen,
Werkt allen daartoe mede. Ook te dezer stede kan
men, al is het nog maar gering, die voordeelen
der Coöperatie verkrijgen. Werkt allen samen de
Coöperatieve beginselen verbreiden om tot het be
oogde doel te geraken, dan kunnen wij aan het
einde van het pas ingetreden boekjaar, ondanks
de felle en onhebbelijke bestrijding, ëvenals nu,
getuigen dat dit jaar weder een jaar van vooruit
gang is geweest. Dat het zoo moge zijn.
die verschijnselen van economischer, maatschappelijken
en staatkundigen aard zijn, leveren zij iederen soc.-dem.
onderzoeker dezelfde resultaten zijner onderzoeking op.
De chr.-soc. kwamen in dat opzicht ook niet tot
afwijkende resultaten.
Over het persoonlijke „geestelijke" leven van den
mensch bestaan daarentegen onder de soc.-Hem. de
meest uiteenloopende inzichten. Dat het persoonlijke
geestelijke leven van den menschjjdoor de kapitalistische
maatschappij in zijn vrije menschelijke ontwikkeling
wordt belemmerd en er veelal ernstig door wordt be
dorven en verdierlijkt, erkennen alle soc.-dem.de
waargenomen verschijnselen laten in dat opzicht geen
verschillende meeningen toeook de chr.-soc. erkennen
dat. En dat de vernietiging der kapital'stische maat
schappij noodig is, om de zuivere ontwikkeling van het
persoonlijke geestelijke leven van den mensch mogelijk
te maken, is de onbetwiste overtuiging van alle soc-dem.,
en evenzoo van de chr.-soc.. Maar over het wezen en
den aard van het geestelijk leven, over den oorsprong
ervan en zjjn meerdere of mindere zelfstandigheid zjjn
groote verschillen van meening mogelijk, omdat de
waarneming van de verschijnselen van het geestelijk
leven nog in de hoogste mate onvolledig is en de ge
schiedenis van de ontwikkeling dier verschijns-len nog
geheel geschreven moet worden.
Zoo staat naest de volkomen eenheid ëu eensgezind
heid over het wezen van het kapitalisme, den anti-
kapitalistischen klassenstrijd en de wijze waarop het
kapitalisme vernietigd kan worden, een zeldzaam uit
eenloopend aantal opvattingen over het persoonlijke
geestelijke leven. En wij kunnen niet inzien, dat de
opvattingen over de christen-socialistische „christelijke
maatschappij" (het „einddoel" der chr. soc.) in de
S. D. A. P. niet zouden kunnen worden toegelaten, en
dat de chr. soc. daar niet even vrij hun persoonlijke
meening over het geestelijke leven zouden kunnen ver
kondigen als de mannen van de Blijde Wereld met
hun modern-christelijke opvattingen of de mannen der
Tribune met hun materialistische opvattingen.
Maar in één enkel verband hooren zij allen bijeen,
allen die de vernietiging van het kapitalisme, de omwen
teling van de kapitalistische in de socialistische maat
schappij, of als hun einddoel beschouwen of als de eerst-
noodzakelijke voorwaarde voor de bereiking van een
verder gelegen doel.
Het zal ons zeer aangenaam zijn, van de redactie
van Opwaarts een bestrijding dezer opvattingen te
krijgen. De maatschappelijke en staatkundige toestanden
beiden maken het gewenscht, dat er een een eind komt
aan de onderlinge terughouding tusschen soc. dem. en
chr. soc. Onze meening is, dat het komen kan en dus
komen moet tot vereeniging, tot samensmelting, op
dezelfde wijze als 't gegaan is met de Bljjde-Wereld-
groep. En dus liefst zeer spoedig.
Te Schiedam zijn de arbeidersorganisaties druk bezig
aan het stichten van werkloosheidsfondsen. Verschei
dene der plaatselijke organisaties zjjn afdeelingen van
landelijke bonden. De landelijke bonden hebben voor
een gedeelte reeds zelfstandig de werkeloodsheidsver-
zekering der bondsleden ter hand genomen. Het is
daarom noodig, eens te onderzoeken, of de werkloos
heidsverzekering gemeentelijk of landelijk moet geschie
den, m. a. w. of de landelijke bonden afzonderlijke
werkloosheidsfondsen voor al hun bondsleden moeten
oprichten of hun afdeelingen in de werkloosheidsver
zekering volkomen zelfstandigheid moeten laten.
Uit Vliegen1 s Klanken van strijd).
Het behoorde niet in alle opzichten tot de bevoor
rechten, het gezin van Berg, de slijper. Wel was hij
een flinke kerel, trouw aan zijn werk en zorgzaam
voor de zijnen. Maar zijn gezin was wat talrijk, vijf
kinderen, vier jongens en één meisje, dan zjjn vrouw
en een oude moeder, die hij innig lief heeft. Oude
vrouw die 'n leven vol lijden achter zich heeft, en
eerst 'n „leven" heeft gekregen toen hij, haar zoon,
in staat werd voor haar te zorgen, wat hij deed van
toen hij 't kon en doen zal tot aan haar laatsten snik.
Zijn vrouw, ietwat zwak, arm proletariërskind ge
weest uit een overtalrijk gezin, een paar der kinderen
van gelijk slag, alleen in 't leven gebleven door nooit
verslappende zorg en nooit versagende toewijding van
moeder en van vader.
Wat was 't een goede tijd geweest, anderhalf jaar
lang, vóór de uitsluiting in de lucht zat. De twee
zwakste knaapjes met stevige voeding er bovenop ge
holpen, betere woning aangeschaft en hulp in 't huis
houden, wat 't moedertje zoo uitstekend te pas kwam.
Opgeknapt waren ze, met veel melk en veel eieren en
zoo vaak 't maar eenigszins kon, frissche lacht, buiten
in 't vrije veld.
Wél maakten zij zich nu en dan ongerust, of 't wel
aanging zooveel uit te geven voor 't huishouden, in
dat vak met zijn onzekeren markt, en zijn parvenuïge
werkgevers, die zoo prat zijn op hun geld en op hun
macht. Het zou niet altijd zoo druk blijven, en niet
altijd zoo vreedzaam, er konden tijden komen van
slapte en van strijd en wat dan Maar der zwakke
kindertjes konen kregen zoo'n lekkere kleur, en ze
groeiden zoo flink. Maar 't moedertje knapte zoo op
en haar oogen kregen zoo'n levenslustig gestraal. Neen,
zóó moest 't doorgaan, dan kwam alles terecht, dan
zouden ze allen sterk worden en gezond
Daar wierp de uitsluiting haar schaduwen vooruit.
De negen-uren-beweging had Berg een juichkreet
ontlokt. D i e leuze was hem als uit 't vleesch ge
sneden. Hij was boven de vijf-en-dertig en de schrik
voor verzwakte gezichtsvermogens, die heel zijn toe-
komstideaalh-1 gezond en sterk maken van zijn
dierbaren, zouden doen vervliegen in rook, deed vaak
zijn hart angstig kloppen. Doch de wolken van strijd
pakten zich samen, de juweliers verzetten zich. schenen
het op strijd aan te Lggen en weldra begon het.
Al vóór de strijd ingezet was, kwam hij zonder werk
thu's, en na een paar weken van inkrimping, was men
al aan de armoe toe. toen de eigenlijke strijd brandde.
Nu moest er gehandeld worden. De mooie, luchtige,
ruime woning werd verruild voor een paar kleine
dompige kamers in een stille achterbuurt. De hulp in
het huishouden werd afgeschaft, den melk- en eieren
boer werd geen adres achtergelaten en voor 't arme
gezin begon een tijd van lijden en ontberen. De ver-
sterkende middelen, die leven moesten wekken, maakten
plaats voor middelen, om 't leven te rekken, en waartoe
schuld werd gemaakt in lommerd en bakkerij.
En langzamerhand, maar toch zoo vreeselijk snel,
verdwenen de rozen van de kinderkonen en 't vrouwtje
slapte weer af, oogengeglans verdween en als ze met
oud moedertje saam aan de waschkuip had gestaan of
's Zaterdags had geschrobd en geschuurd, dan was ze
op en weldra zat ze weer, bleek en lijdend als voor
heen, met pijn in den rug, met pijn in 't hoofd, met 't
gevoel van eeuwige moeiheid in lijf en leden.
Maar niet klagen, niet zeuren. Berg leed er zoo
onder. Hij kromp ineen bij de gedachte dat alles nu
weer uit was, dat 'tin anderhalf jaar verkregene in een
paar weken weer te loor ging, dat de kleinen weer
begonnen te sukkelen en toen een ervan weer, als twee
jaren geleden, van hoofdpijn begon te klagen en van
moeheid in de beenen, en de oogjes hun klierig-blanwe
tint weerkregen, was het als voelde hij uit 't eigen
hart 't bloed wegvloeien, pijnlijk, druppel voor druppel,
Maarniet klagen. Want moedertje scheen 't nog
niet te merken en dat was goed, anders zou ze 't zich
maar te veel aantrekken en dat moest niet, dat was
niet goed voor ze. En als surrogaat voor melk en eieren,
danste en zong hij met de kleinen, en gÏDg met ze
wandelen om honger op te wekken, zoodat ze zouden
eten wat er was: brood en aardappelen en boouen en
al 't andere wat goedkoop is en eetbaar, maar vooral
goedkoop.
En zoo sukkelden ze verder.
O, die geruchten van 't einde die er telkens liepen,
en die haar deden sidderen van verlangen. Als 't maar