Art. 6. Zij zorgen voor orde, netheid, zindelijkheid,
verwarming en lnchtverversching in de lokalen en zien
toe, dat de schoolmeubelen bjj het onderwijs in gebruik,
voortdurend in goeden staat verkeeren.
Wij zouden dan nagaan, wat van het ambulantisme
terecht komt, benevens den aard en omvang der werk
zaamheden van een Hoofd van Bijstand. Zoo als ook
uit voorstaande instructie blijkt, staan ook hier de auto
riteiten op hetzelfde standpunt van 1857 en heeft men
zich ook hier in 't minst niet gestoord aan al wat in
de laatste 50 'jaar op onderwijsgebied is gepasseerd.
Het zwaartepunt van de taak van een Hoofd van
Bijstand ligt in de almachtige, alomvattende controle,
Dat is het eerste, waarmee zjj bij autoriteiten komen
aandragen, wetend dat dat bij andere gezagsmenschen
ook het zwaarst weegt. Het is het plechtanker bij de
redding van hun standje, en prijkt, bij de verschillende
instructie's dan ook als no. 1 op het lijstje van werk
zaamheden.
Gaan we nu na, wat de praktijk omtrent die hoog
geroemde controle leert.
Wie tusschen de regels van bovenstaand art. 2
doorleest, vindt daar ditWat zou er van 't onderwijs
terecht komen als niemand naar die meesters keek
De resultaten van 't onderwijs zijn natnnrlijk heel
gemakkelijk te controleeren, het zijn de meesters, die
becontroleerd moeten werken in hun werk. En och
arme, die zjjn niet te controleeren of men moest dag
aan dag, uur aan uur nauwkeurig nagaan, wat zij deden.
Op die manier had elke school 10, 12, 18 Hoofden van
Bijstand of liever Bijzit noodig en deed zich natuurlijk
weer de behoefte gevoelen van een Opperhoofd van
Bijstand, om de Hoofden te controleeren.
Maar dat is de bedoeling niet, zeggen velen, maar
het is toch goed, dat het Hoofd van Bijstand ieder
oogenblik in de klas kan komen om te zien, of en wat
er gewerkt wordt. Zoo spreken soms ook onderwijzers.
Ik zou ze willen toevoegen Gij zjjt uw carrière mis-
geloopen, ge hadt gauwdief moeten wordendie ver
richten hun werk onder de voortdurende vrees, gesnapt
te zullen worden. Want moet de vrees „gesnapt te
zullen worden" de drijfveer van ons goed willen zijn,
dan is het treurig met ons gesteld. Kan zoo'n onderwij
zer zijn ambachtsmanplichten doen, geinspireerd door
dien factor (d. w. z. tot het oogenblik, dat het Hoofd
van Bijstand er geweest is), als paedagoog, als opvoe
der is hij niets waard en van hem kan niet de minste
invloed ten goede uitgaan. Wij onderwijzers moeten
onzen plicht doen, daartoe innerlijk gedrongen èn wat
het onderwijs èn wat de opvoeding betreft en daarbij kun
nen we geen controle hebben, in 't geheel niet bij de
opvoeding onzer pupillen. „Waar het onderwijs op
voeding wordt en de onderwijzer paedagoog, daar is
geen plaats voor een Hoofd", sprak eens het school
hoofd G. H. van Daalen. Dat is een waar woord,
want by de inwerking van des onderwijzers ziel op die
van 't kind, daar is geen plaats voor een controleur.
En toch is het doel een meester te kunnen snappen
bij de schoolhoofden het begrip controle, 't Is hun niet
kwalijk te nemen, bij de studie voor 't vergelijkend
examen is de onderwijzersziel bjj de meesten er uitge
gaan en door 't ambulant-spelen niet teruggekeerd en
ze gevoelen niet meer zooals een onderwijzer-opvoeder.
Ja, velen gebruiken de controle niet uit belangstelling
in 't onderwijs, maar als een door de instructie gesanc
tioneerde pesterjj van den meester, vooral wanneer hjj
meent in zjjn hoofdenwaardigheid te kort gedaan te
zijn. Allerlei kleinzielige plagerijen doet de controle ze
aan de hand- want alles kan bij autoriteiten terugge
bracht worden tot: controle, 't Is dan ook volkomen
waar, wat het schoolhoofd Jan Ligthart van den Haag
schreef: „Of ik 't zeg of zwijg, 't bljjft waar, dat de
Hoofden maar zelden het vertrouwen der onderwijzers
bezitten".
En dat doet meestal die ellendige kleine controle. De
Hoofden van Bjjstand, het zjjn de moderne Uilenspiegels,
zjj worden verschrikkelijk gehaat, vooral die oude poten
taatjes, maar ze hebben het er dubbel en dwars naar
gemaakt, want grievender is niets voor den klasseonder-
wjjzer, die zjjn plicht doet en gevoelt, die lust en liefde
voor zijn vak heeft, dan die hatelijke controle van een
man, volgens diplome zijn geljjke, volgens de wet zjjn
meerdere, volgens zjjn gevoel en inderdaad zijn mindere.
Grievend ook, dat de autoriteiten (art. 2) ook op dat
standpunt staan, het niet noodig achten de stem van
den klasseonderwijzer te hooren, maar, voorgelicht als
ze zijn, door de Hoofden van Bijstand gerif aannemen,
dat dezen in werkelijkheid onze meerderen zijn en een
artikel formuleeren, dat voor den klasseonderwijzer een
beleediging is. Wanneer zal men ook eens in Schiedam
bij de vaklui inzake onderwijs om raad vragen.
Willen wij dan geen controle, geen gezag?
De Hoofden van Bijstand wijzen altijd autoriteiten op
dit: De tegenwoordige onderwijzers zijn tegen alle
Controle en gezag en schuiven dan meteen dit bij elke
gelegenheid als de' groote zaak, waarbij het tusschen
hen en ons loopt, op den voorgrond.
Maar Gij, Hoofd van Bjjstand, wat verbeeldt gjj U,
dat Gjj gezag voor ons zjjt, Gij met Uw zelfde bevoegd
heid Of eischt ge gezag, omdat ge indertijd eens een
opstelletje kont maken over de nuttigheid van het dictee
b(j 't taalonderwijs, of omdat Ge een kruiwagen kont
teekenen, of omdat ge zooveel beteekenissen wist van
't woordje op. Nu, dat kunnen wij ook, maar waar
schijnlijk zouden onze beschouwingen wat meer verband
houden met de praktijk en minder met het een of ander
leerboek en daarom volgens U beneden peil zijn, maar,
ééns en vooral, voor Uw woordjes-op kennis geven wij
geen duit. Die hadden we ook, toen we ons examen
deden, maar omdat Gij een her-examen maaktet en wij
niet, zoudt Ge daarom gezag voor ons willen vertegen
woordigen? Neen man, d&t gezag erkenen we niet.
Maar wel een ander. Zie, op school kennen we elkaar
tamelijk jnist, zonder dat we elkaar controleeren, zonder
dat we bjj elkaar in de klas loopen op een gegeven
moment, ja, zonder dat we zelfs het werk van eikaars
leerlingen zien en die kennis van elkaar zou nog juister
zijn, als we met elkaar in gereglementeerde schoolver
gaderingen de zaken konden besprekeD, die schoolzaken,
die toch van zoo'n groot gewicht z\jn voor het kind,
die zaken, waarvan, zou 'k haast zeggen, later het
wel en wee der maatschappij afhangt.
En op die schoolvergaderingen treedt dan de een of
andere figuur op den voorgrond, daar ervaren we dan
onze minderheid tegenover zoo iemand, dan erkennen
we gaarne diens meerderheid in kennis, (vooral van
't schoolkind), karakter, kijk op 't zieleleven van zijn
kollega's en van 't schoolkind, kjjk op de school in zijn
ganschen omvang. En dan krijgt diè gezag voor ons,
al heeft hij niet de hoofdakte, al heeft hij voor mijn
part niet de onderwijzersakte, al kan hij niet het woordje
op in zooveel beteekenissen gebruiken, al kan hjj in
plaats van den heelen kruiwagen nog niet de boomen
teekenen en ziet, autoriteiten, dat is het gezag,*dat wjj
wenschen. Yan dien kollega willen we gecontroleerd
zjjn, wetende, dat hjj, die zelf dagelijks de moeilijkheden
van onze betrekking bjj ervaring kent, dat hij, met zijn
nobelen zin en fier karakter begint met te begrijpen
onze feilen, in plaats van ons daarover te grieven,
begint met een onwrikbaar geloof en vertrouwen in
ons willen, in onzen ernst voor de schoone taak, die
we als klasseonderwijzer hebben te vervullen. Ziet,
Hoofd van Bjjstand, dat gezag wenschen wij, dat gezag
van een „hervorragende" persoonlijkheid. Maar dat
gezag heeft niet hij, die zoo mooi over de nuttigheid
van een dictee kon schrijven, niet hij, die een kruiwagen
kan teekenen, niet hij, die woordjes op in 10 beteeke
nissen kon gebruiken. Dat gezag heeft hij, die op de
schoolvergadering op den voorgrond treedt door zijn
breeden kijk op de schoolzaken en van dien gezagsman
willen we op- en aanmerkingen ontvangen. En dien
man wenschen we tot Hoofd (voorzitter schoolvergade
ring) van onze democratische school, de school der
toekomst.
Gij, Hoofden van Bijstand, zoudt Ge er zoo zeker
van zijn uw betrekking (die in de democratische school
natuurlijk van zeer groote superioriteit zal zijn) te
hebben gekregen, indien Gjj waart geëxamineerd in
grootheid van karakter en fjjnheid van gemoed Niet, ik
ook niet, of liever ik weet het wel, Gjj hadt dan Uw
niet en daarom is uw gezag voor ons geen gezag, maar
een door woordjes-op-kennis verkregen surrogaat. Uw
gezag, het is het gezag van de instructie, het gezag
van de strepen, waarvoor alleen minderwaardigen vree
zen en buigen, dat wij, vaklui, lappen aan onzen laars.
En het is vooral dat strepen-gezag, dat wjj haten om
zijn minheid en dat ons eens doet zijn met Professor
Hesseling, die sprak
„Voor het geven van goed onderwijs wordt meer ver-
eischt dan onderwerping aan het gezag," vooral wanneer
dat gezag geen ondergrond heeft, vooral wanneer dat
gezag dient om de reinste anarchie te bedekken inzake
schoolleiding.
Gezag en Controle, wij wenschen ze beide, maar
berustend „op het zedelijk overwicht, dat wel wordt
aanvaard van den model-kollega, maar niet van een
ambuleerend kontroleur."
Wat er van de Controle te recht komt, is lichtelijk
te begrijpen. Is het Hoofd van Bijstand verstandig,
dan laat hjj alles aan de klaseonderwijzers over, is hij
onverstandig, dan controleert hij, waardoor al heel
spoedig een zekere animositeit ontstaat- tusschen hem
en 't personeel, waardoor het onderwijs ten zeerste lijdt.
Van z(jn voorbeeld geven willen we maar niet spreken,
hoe langer hij ambulant is, hoe minder hij zich daaraan
waagt, hoe meer kans dat hij heeft niet uitgelachen te
worden.
Hoofd van
klasse-onderwijzer kan staan. Ongelukkig de onder
wijzer, die van een Hoofd van Bijstand nog iets kan
leeren, werkelijk, die kan zjjn briefje wel scheuren.
Wat de verbetering van 't gehalte van 't personeel
betreft, een grove beleediging aan ons, klasseonderwij
zers, daarover kunnen we kort zijn. De Hoofden steken
noch in kennis noch in karakter boven de klasseonder
wijzers uit en konden we eens ongestraft de naakte
waarheid zeggen, dan geloven we, dat hier in Schiedam
het gehalte der klasseonderwijzers aanmerkelijk honger
zou blijken te zijn dan dat der Hoofden van Bijstand.
(We bedoelen gehalte natuurlijk in denzelfden zin als in
art. 2).
We willen nog een paar andere functie's, de voor
naamste, bespreken.
Een geliefkoosd stokpaardje bjj de verdediging van
't Ambulantisme is de leiding'der school.
De Hoofden van Bjjstand presenteeren zich gaarne
als de leiders. Nu, daarover kunnen wjj meepraten, i
de geleiden.
Jong, pas in 't bezit der akte, komt men meestal
terecht op een dorp, waar het Hoofd zelf een kb
heeft. Daar de botsingen tusschen personeel en
veelvuldig voorkomen uit het feit, dat een Hoofd vai
Bijstand met zijn leegen tjjd geen raad weet en dit
gaat zeuren over allerlei futuliteiten, (Dr. Gunning,
anti-revolutionair schoolopziener in Amsterdam zegt
„Inderdaad, als men rekening houdt met de menschelpt
natuur, dan meen ik, dat men mag zeggen naar zp
aard kweekt het ambulantisme het faineantisme (leeg-
looperij). Waar is de man, die er tegen kan, dat zp
verplichte ambtsbezigheden zijn tijd niet vullen, vooral,
wanneer een goed deel dier bezigheden uit allerlei
onbeduidendheden bestaat." bestaat daar gewoonlijk tus
schen de klasseonderwijzers en het onderwijzer-hooi
een veel betere verhouding dan aan de scholen met
Hoofden van Bijstand. En werkelijk profiteert de jonge
onderwijzer daar wel van de ervaring van zjjn onderen
kollega. Maar in hoofdzaak moet de jonge man er ziel
zelf doorslaan en de praktijk zien te leeren. Ljjdt kj
schipbreuk bij die pogingen, dan blijft hij op een dorp
hangen, anders haalt te eeniger tijd een ambulant Hooi
hem aan zijn school om hem te leiden, voorbeeld te geven,
te becontroleeren enz. Maar dan vraagt zoo iemand wel
eens aan zoo'n Hoofd van Bjjstand„Waar kreeg n
uw opleiding Wat voor bevoegdheden hebt gjj Hoe
lang bent U al zonder klas? Zou U maar niet liever
naar 't kamertje gaan?" Schoenmaker, blijft bjj je leest
zegt een Hollandsch spreekwoord, wat wjj, klasseonder
wijzers, vertalen Hoofd van Bijstand, hou je bij je
kamertje. Het onderwijs-geven is U ontgroeid. Weg is
dan leiding, gezag
Wel te verstaan, zoo gaat het, wanneer zoo'n buiten-
mannetje den moed, zjjn overtuiging te zeggen, heeft
en vooreerst geen plan te solliciteeren. Is men onder
en wil een Hoofd van Bjjstand nog eens een poging
bij je doen als leider op te treden, dan zie je 'm met
verbaasde blikken aan, alsof je 't in Keulen hoort
donderen en zegt met 't onnoozelste gezicht van de
wereld„Maar mijnheer, wat u nu aanprijst als „jt
ware", heb ik voor jaren al eens toegepast en toen
gaf het geen'resultaat". Weg leiding, weg gezag!
Bljjft over de categorie der sollicitanten en de onder-
wjjzeressen. De eersten nemen gaarne leiding aan,
tenminste in naam. want zonder des Hoofds hulp be
hoef je niet te solliciteeren. En de onderwijzeressen?
Die worden ten deele nooit vakvrouw en laten zich,
ook uit werkeljjk hoofden-respect, allerlei leiding am-
leunen, vooral die onderwijzeressen, die uit meer ge
distingeerde kringen voortkomen en zich in stilte schamen
voor hun betrekking.
Werkelijk, de Hoofden van Bijstand, die zich tegen
over autoriteiten zoo dikwijls op hun leiderschap be
roemen, zjjn in werkeljjkheid meer lyders dan leiders.
En dat kan ook niet anders, het is het gewone gevolg
van het proces dat zich langzamerhand in de laatste
50 jaren heeft ontwikkeld en bjj welker ontwikkeling
hoe langer hoe meer tot de erkenning wordt gekomen,
dat voor een ambulant Hoofd geen plaats meer is in
de school.
Een ander punt bij de verdediging van het ambn-
lantisine is de eenheid in de school.
In de school, ziet u, moet eenheid zijn en wie kan
die beter bezorgen dan het Hoofd van Bijstand Apropos,
vraagt een onnoozele hals, welke eenheid Eenheid
in 't onderwijs natuurlijk. Maar, Hoofd van Bijstand,
hoe is nu eenheid mogelijk bjj 10—12 leerkrachten. Is
er iets nauwer verbonden met het wezen van den uit
voerder als onderwjjs geven en blijft dat niet altijd
iets individueels? Maar zoo bedoelt Ambulantis het
niet. Ziet u, eenheid in leien voorkrjjgen, bijv. in 't
eene lokaal niet in 4 en in 't andere in 5 tempo's,
eenheid in uit- en ingaan, eenheid in handjes op den
rug, handjes over de borst gekruist, eenheid in blauwe
of roode correctie, eenheid in dit, eenheid in dat, een
heid, die aanleiding geeft tot allerlei op- en aanmer
kingen, die even zooveel beleedigingen zijn aan den
ernstigen onderwijzer, eenheid in beuzelarijen, in nietig
heden, die ieder onderwijzer in zjjn eigen lokaal naar
zjjn inzien op z'n dooie gemak regelt. Eenheid in
allerlei snorrepjjperjjen, behalve eenheid in de groote
zaak, die alleen de schoolvergadering kan geven.
Want dat is toch zoo helder als glas, dat een van die eenheid Willen de ambulante heeren niet weten,
Bystand toch niet in den schaduw van een*| dat zou zjjn afbrokkeling van 't gezag. Die eenheid
meent hij alleen te kunnen geven van uit het kamertje,
hij, heelemaal alleen en buiten de praktjjk staand.
Hoofd van Bijstand, stik in eenheid en uniformiteit
en verdwijn.
Ziehier een staaltje van die eenheid. Dezer dagen
werd aan een school het volgende schrijven rond
gezonden
„Ter voldoening aan een bepaling uit het nienw
ontworpen leerplan en mede ter bevordering van net
heid, orde en uniformiteit in schikking van meubilair
en leermiddelen zou ik gaarne zien, dat uw nieuwe
rooster van werkzaamheden werd vastgehecht op
het rechterdeurtje van de bovenkast
ter hoogte van even boven het slot,
bedoeld wordt dus het deurtje naar de zjjdo waar de
kachel staat.
Ik ben er bijzonder opgesteld, dat er overeenkomstig
dit verzoek wordt gehandeld. j(„De Bode".)
i - I o -—O „w i v... Maai