Bij de Vrijzinnigen. Eare manieren Onderwijstoestanden in Schiedam. vakvereeniging der Onderwijzers, die door kloekheid en doortastendheid achting weet af te dwingen. Al is er door den Bond en onder den drang van dén Bond al veel ten goede veranderd, zooals er maat schappelijk al veel verbeterd is onder den drang der S. D. A. P., toch valt er nog veel, nog heel veel te doen voor hem over. Zoo heeft hij bijvoorbeeld, vooral als de z.g. Chris tenen" eens mogen zegevieren, jaren werk om bestuur- deren van Staat of Gemeente, die vaak even onnoozel wat die „Christenen" betreft, onwillig, zijn op dat punt als zwervende ketellappers, van het nut van goed onder wijs te overtuigen, hun te doen beseffen dat het de eerste plicht is voor goed onderwijs zorg te dragen. Nog heel wat gespinrag van conservatisme moet daar toe uit de donkere koppen weggevaagd Daardoor komt het dat de school die miniatuur afbeelding van de maatschappij nog altijd wettelijk een verhouding doet zien tusschen het hoofd en de anderen, die de maatschappij voor zich zelf al sedert honderd jaren niet meer kent. De absolute monarchie is uit den Staat gebannen bij de gratie der wet leeft ze nog in de school. Alleen haar karaker begint zich te wijzigen, het middeleenwsche er in verdwijnt. Evenals men in de 18e eeuw onder den invloed vooral van Fransche schrijvers de absolute monarchen langzamerhand zag plaats maken voor monarchen met meer verlichte denkbeelden, zoo ziet men ook bjj het onderwijs ondanks de geschiedenis, die de maatschappij zelve doorleefde, pas in dezen tijd, voornamelijk onder invloed van den Bond, de absolute monarchjes van vroeger plaats maken voor wat meer verlichtenmaar evenals men honderd jaar geleden op maatschappelijk gebied sprak van verlichte despoten, zoo zijnook zij niet anders dan verlichte despoten. Ze hebben een concessie gedaan aan den tijd. En ze wekken vaak, evenals hun adellijker voorgangers van voor honderd jaar, door een verkeerde toepassing van de nieuwe denkbeelden, ontevredenheid bij hen, die de nieuwe denkbeelden met den gloed der overtuiging zijn toegedaan. Wat hun, den sc/iooZhoofden, in den weg staat is bekrompenheid, bij vele dienaren van het onderwijs geen privaat- maar gemeenschappelijk bezit. Dat is dikwijls niet hun schuld, maar de schuld van de Gemeente, vooral ook van den Staat, die nog steeds hetzelfde inzicht in het belang van goed onderwijs blijven dragen, dat enkele tientallen jaren geleden al begon muf te rieken en te schimmelen. Op wiens altaar offert de Staat zijn meeste gouden lammeren? Op dat van .Mars het hardst aan mee En de .Christenen" doen er In de Tweede Kamer zei een der afgevaardigden in 1907: Laten we ons niet verschuilen achter het motief\: er is geen geld, want dat is een leugen!" Er moest geofferd worden aan oorlog. En er wérd geofferd! Het was voor het bouwen van slagschepen. Doch kort te voren deed op dezelfde plaats dezelfde leugen wél opgeld. Maar toen gold het het onderwijs, hier den onderwijzers. Toen kreeg men instee van een flinke wet, die voor langen tijd de onderwijzers uit finantieelen nood zou helpen, het mormel van wetgeving, dat men boven zijn stand de Wet" Rink noemt. Geen bout werd gegeven men wierp een armelijk been. 't Was voor den hond! Zoo blijft de onderwijzer gedwongen zijn eergevoel bij Oome Jan te laten en telkens weer aan te kloppen om salarisverbetering teneinde aan de eischen, die de samenleving aan zijn stand stelt, te kunnen voldoen. Let maar eens op, hoe heel anders b.v. de houding van ons stadsbestuur is tegenover een kassier van de gasfabriek. We kunnen er ons wat best mee vereenigen, dat bewezen diensten naar waarde worden betaald. Maar hoe moet de Bond van Ned. Ond. ondanks een salariëering van den onderwijzer verre beneden de waarde van zijn arbeid zich het vuur uit de sloffen loopen om ook maar een kleine verbetering te behalen. Diezelfde schrielheid, die we bij het salarieeren ontmoeten, treffen we ook aan waar sprake is van onderwijzers opleiding Onze wethouder Van Westendorp heeft eens kwa jongensachtig ondoordacht 't was n.b. als „wijsheid" bedoeld in den Raad gezegd„Je moest eens weten, hoe weinig of ze weten." Er was sprake van verbetering van de bezoldigingen der niet-hoofdaktebezitters. De edele bedoeling van het gezegde van dezen democraat bij Godes gratie was een flinken invloed ten goede, natuurlijk! 't is een vrijzinnig-democraat! op de salarisverbetering der meest-misdeelden van den onder wijzersstand te oefenen. Hij vergat deze beleediging goed te maken. Hij had erbij behooren te voegen„Ik zeg dit nu, maar ik kyk op het oogenblik niet verder dan mijn wijsneus lang is. 't Is waar ze weten weinig als ze examen doen. Maar geen enkel onderwijzer is tevreden met het nare beetje kennis, dat tengevolge der Staatswetten door de inrichtingen voor opleiding tot onderwijzer aan den aan staanden onderwijzer wordt meegegeven. Geen enkel onderwijzer is tevreden met het zwembroekje, dat hij meekrijgt om zijn naaktheid te bedekken en ze trachten met door zware schooltaak meestal uitgeputte zenuwen en vermoeide hersenen het gevoeld tekort aan te vullen. Vandaar het groot getal zenuwlijders onder de onder wijzers." Weinig krijgt de onderwijzer mee en wat hij krijgt, hoe wordt dat dikwijls nog gegeven. Om een plaatse lijk voorbeeld te nemen. Nooit heeft den heer Van Westendorp er misschien idéé in gehad wat prachtig compliment hij maakte aan de Vennootschap van wijlen den heer Sander, voortge zet onder presidium van den heer van der Hout, en zaken drijvende onder den naam„R. N. L. te Schie dam". Zoo weinig maar behoeven te weten voor ondermeesterjeEn ze kunnen er toch zoo aardig zakken. De geheimzinnige wijze, waarop de leeraren kunnen benoemd worden, „gehokuspokust" drukt het beter uit, is er niet naar om gegronde hoop te koesteren, dat althans voor Schiedam de toestand beteren zal. Als hongerende gieren vliegen de hoofden op 't aas en als der gieren koning krijscht de Directeur bij 't deelen van den buit victorie. Hier is van een behartiging van onderwijs belang geen sprake. Zooa's de onderwijzers afgeleverd worden, weten ze weinig, weten ze veel te weinig, d. w. z., niet naar de meening van Staat of Gemeente behalve als 't op betalen aankomtmaar naar die van den Bond van Ned. Onderwijzers en het dient gezegd naar die van een enkele, buiten den Bond staande. De Bond heeft als eisch op haar programma „verbe tering van de opleiding tot onderwijzer"Hij wenscht als een waarborg voor degclyk onderwijs ook aan het volkskind, een brecde ontwikkeling van den onderwijzer, dat hij de school inga met een fond van kennis zéker geljjk aan dat, wat den leerlingen eener H. B. S., wordt meegegeven, vermeerderd dan met een dergelijke kennis van paedagogie en psychologie. Hjj wenscht, dat men inderdaad kan zeggen, dat de leerkrach ten worden afqeleverd. Op dat fond van kennis kan de onderwijzer voort bouwen, niet noodgedwongen, maar naar vrjje verkie zing hij heeft den tjjd zjjn vrije uren aan te wenden ten bate van de school. Wanneer het geven van onderwjjs blijkt te zwaar te zijn voor zjjn krachten, wanneer hij de gave mist een klasse te beheerschen, dan is zjjn kennis de sleutel die hem de deuren opent naar andere werkplaatsen, die de samenleving voor haar leden heeft om nuttig te zijn. Nu is hjj gedwongen te bljjven op de plaats, waar hij niet thuis behoort, waar het klasseleven een moordende kwelling is van dag tot dag voor hem, hjj een jammer voor het onderwas. En wat moet hjj dan nog vaak verduren van zijn onmiddelijken chef het hoofd der school, hij de arme de beklagenswaardige mensch. O de maatschappij, de Staat begrijpt zoo goed het belaDg van een degelijke opleiding van den'Onderwijzer voor het onderwijs. En hoe gaat het nu met hem, die de gelukkige be zitter blijkt te zjjn van de gave een klasse te beheerschen. Om een degelijke positie te krijgen begint hij, heeft zjjn dagelijksche door niet-onderwjjzers maar al te vaak onderschatte arbeid zijn denkkracht niet gesloopt,, zijn gezondheid niet benadeeld, een personeels salarisactie. Hjj solliciteert naar alle windstreken, begint een aktejacht, duwt zijn karakter in de luiermand en speelt mooi-weer en aap-wat-heb-je-mooie-jongen, een middeltje dat won deren doet en nog maar al te dikwijls op de beste plaatsen hefboomt, die deze plaatsen liever aan beteren moesten laten. Die aktie-studie Laten we als voorbeeld nemen het vergelijkend examen voor Hoofd de eindsport van den droeven race. Het geestesoog, de gansche ziel staart naar het lachend, lokkend Lekkerland. Dan houdt de onderwijzer op mensch te zijn, wordt hij eerst recht de „meester" de „frik", die alle schatkameren der kennis voorbijloopt, zijn veelzijdigheid vermoordt, vermoorden moet en sleept, en sleurt, en bergt uit het tuighuis van methodiek, paedogogiek en andere-ieks de wapenen die op het vergelijkend examenten zege voeren. Arme held, hoe hult gij U in het harnas van bekrom penheid Neen! Het tegenwoordig stelsel kan niet goed zijn. Och dat een nieuwe morgen glore en ochtendwind verwaaie het stof, de dufheid, het vuil dat kleven in 't gewaad, dat Onderwijs, godin der samenleving, in onbevlekte reinheid moest om de leden hangen. Breng warmte, o toekomstBreng leven X. Met belangstelling togen wij naar de vergadering waar de heer Njjpels, candidaat der vrijzinnigen zijn candidatuur zou verdedigen. De heer Njjpels, volgens de voorzitter, voor de lezers van „Land en Volk" geen onbekende, hoeveel lezers telt L. en V. buiten het Volkshuis? was voor ons echter wel een onbekende. En voor den heer Nijpels én voor de vrijzinnigen had het dunkt ons, beter geweest deze heer niet te laten optreden om zich op deze manier bjj de kiezers bekend te maken. In plaats van een succes voor de vrijzinnigen, was het succes van dien avond geheel aan onze zjjde. De spreker werd door van Leeuwen en de Broia on genadig' de ooren gewasschen, waar hij zich alleen trachtte uit te redden door wat onmogelijkheden over den heilstaat en andere nonsens uit te kramen. Het slot van de historie is echter, dat men nog niet weet wat men aan den heer Njjpels heeft, vleesch of viscL Een gewoon verschijnsel" bij de Vrijzinnig Democraten! In het verslag der Schied. Courant van de verga# ring Nijpels is te lezen: „De heer de Bruin vult daarna nog een twintig minuten „met te herhalen wat reeds door dr. v. Leeuwen beter „was. gezegd." Wij zouden ons de opmerking willen veroorloven, dat het voornaamste gedeelte van het betoog van ii Bruin betrof: le de wet op het Arbeidscontract, waar over door Van Leeuwen met geen woord gerept was; 2e de bezuiniging op militaire uitgaven, door de vrij zinnigen in 1905 beloofd, maar na de verkiezingen „vergeten", waarover Van Leeuwen evenmin een woord had gezegd3e de m o g e 1 ij k h e i d van Staatspen- sionneering, de kosten en de bronnen ervoor, terwijl door van Leeuwen alleen het principe was besproken. Vanwaar die eigenaardige beoordeeling van het debat!' Indien het verslag was opgenomen door het een of ander beginnend verslaggevertie, zou men natnnrlp geen notitie ervan nemen, doch als de redacteur van een dagblad, (de heer Blommendaal was ter vergadering aanwezig) zooiets neerschrijft, dan zijn er slechts twee veronderstellingen mogelijk: óf de man was niet in staat het debat te volgen, wat van iemand die aan 't hoofd van een dagblad staat, tóch niet veronderstelt mag worden, óf hjj misbruikt het hem toevertrouwde blad om z'n persoonlijke antipathiën tegen anderen bot te vieren. Wij wagen ons niet aan de kwalificeering van zulk een doen. De sympathie of antipathie ook van dagblad schrijvers is ons vrjj onverschilig, maar de Bruin zal er eenig bezwaar tegen hebben, wanneer de redactie der Schied. Courant, den laatsten tijd vooral, minder gelukkige oogenblikken doormaakt (wij noemen slechts haar opmerkingen over de interpellatie-Troelstra inzake het Arbeidscontractden leugen over het stemmen der soc.-dem. Kamerfractie voor het staangeldhaar be schouwingen over de Warande tegenover den heer Van Westendorpallemaal verhandelingen, waarover de redactie wél reden had zich te schamen) dat hjj zot moeten dienen om het wellicht geprikkelde gemoed van den redacteur der Schied. Courant te kalmeeren. Of de betrouwbaarheid van de Schied. Courant door dergelijke, merkbaar door persoonlijke vijandigheid ver knoeide „verslagen" er bjj winnen zal, valt te betwijfelen. Trouwens, het heeft reeds vaak en in verschillende kringen verwondering gewekt, dat de Schied. Courant blijft toevertrouwd aan de handen van iemand, die zoo herhaaldelijk blijk geeft over meer pretenties dan prestaties te beschikken. Jammerljjk lot van een dagblad, waarvan alle be hoorlijke journalisten verdreven zijn geworden en dat nu door 'n journalist-op-een-koopje moet worden bewerkt! TI. Intermezzo. Het zijn de slechtste vruchten niet, Waaraan de wespen knagen. Daar prijken in de laatste Mokers onze beschouwingen over onderwijstoestanden hier als vruchten van ons vernuft en daar komt me zoo'n kleine, venijnige wesp uit Hilversum, n.b. heelemaal uit Hilversum en gaat aan die vruchten knagen. We waren bijna geneigd te vragen Zeg jou, kleine wesp, ben je gestuurd of kom je uit je zelf. Wat een beste vruchten moeten het toch zijn, waaraan zoo'n oud-Schiedamsche kamertjes wesp van heel uit Hilversum komt knagen. Maar, in ernst, de heer Korthof schijnt de portee van onze artikelenreeks niet gesnapt te hebben, en we wisten bij de lezing van zijn onbeduidend stuk niet, waarover we ons het meest moesten verbazen, over de pretentieuse brutaliteit om heelemaal zonder Latijn een apologie te sch'jjven voor een zaak, die absoluut niet te verdedigen is, of over de werkelijke onbeholpen heid van uitdrukking en argumentatie. Zeg 'reis, kereltje, staan in Hilversum zooveel windmolens, dat je je nu reeds kunt aanstellen als een volleerd Don Quichot. In waarheid, je stukje heeft nergers anders toe gediend dan den indruk te bevestigen en versterken, die men hier (except de heer R.) en te Gorkum van je heefteen verwaand, met zich zelf zeer ingenomen ventje, een hernieuwde editie van „Baas Ganzendonck", aliasBlaaskaak, die wij natuurlijk niet au serieux nemen. Een vriend te verdedigen tegen een aanval is op zich zelf een zeer prijzenswaardige zaak, maar Uw stukje hangt als droog zand aan elkaar en de hier aangeleerde opkammerij ligt er zóó duimen dik op, dat de Heer Ruiter wel mag zeggen De Heere beware me voor mijn vriendenvoor mijn vjjanden zal ik zelf wel zorgen. Een ding heb ik na herhaalde lezing uit Uw stukje kunnen opmaken, n.l. dat Ge niet bekrompen genoeg t

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1909 | | pagina 2