Ditjes en Datjes.
Vlaardingsche IJzerkoekjes.
zijt vöör Uw 30ste jaar te eindigen met studeeren. Na,
dat is, gezien de gebrekkige vorm van uw ingezonden
stuk, een zeer verstandig besluit en in een jongmensch
van Uw leeftijd te prijzen.
Dan bestaat er nog eenige kans, dat ge mettertijd tot
wat meer zelfkennis komt, dat ge wat nalaat U zelf
altijd in holle en Uw kollega's (exept de heer R. na
tuurlijk) in bolle spiegels te zien, en dan zullen in later
tjjden misschien Uw kollega's (except idem) van U bij
verwisseling van betrekking, niet meer zeggen; Ge
lukkig, dat hij weg is", zooals dat aan school G. hier
het geval was. Maar vooreerst, werkelijk, zou 'k maar
met mijn klompen van 't ijs blijven. Ge zijt op een
manier uitgegleden, die je een figuur heeft doen slaan
als die van een Urker visscher in een balzaal en die
je gemaakt heeft tot de risee van de kollega's hier
(except: idem). Voor den moed, Uw naam onder Uw
onbenullig stukje te zetten, hebben we het allergrootste
respect; menigeen zou zich daarvoor geschaamd hebben,
maar om mijn naam te weten zal ieder moeten wachten
tot mjjn laatste stuk.
Wat de zaak zelf betreft, waarover 't ingezonden
stukje loopt, we zullen met Tollens maar denken: „En
rekent d' uitslag niet, maar telt het doel alleen". Het
schijnt dan bedoeld als een lofrede op den heer R., plus
als protest tegenwat in deze artikelenreeks nooit
is beweerd. Geen woord is gevallen over de minder
waardigheid van den heer R. als klasseonderwijzer.
Wij zijn enkel te velde getrokken tegen de opkammerij,
de mooidoenerij, het hooghouden van den schijn, wat
wij in den heer R. gepersonifieerd achten. Is de heer
R. bij het te pronk stellen daarvan wat al te zeer in 't
gedrang gekomen, dan bedenke men, dat uit al die
mooidoenerij een wezenlijk gevaar moet ontstaan voor
het onderwijs, en een maatstaf van bevoordeeling, die
aan den eenen kant overschat, aan den anderen onderschat.
Wij hebben aan de kaak gesteld, wat wij in een
ernstig onderwijzer onwaardig vinden, aan de kaak
gesteld het accepteeren van lof en loon voor o.i. on
waardig klein gedoe.
Broodnijd is ons vreemd, al kannen we traktements
vermeerdering nog best gebruiken, maar de achting voor
ons zelf en die onzer kollega's is ons meer waard dan
een paar toegestopte harde guldens, het loon van afge
bedelde protectie, waarbij men langzaam maar zeker
zijn heele zelfstandigheid inboet.
Bij de bespreking van wat wij verderfelijk achten
voor het onderwijs in onze stad zijn een paar zinnen
uit de pen geslipt, waarvan het (wat den inhoud be
treft) niet jammer is, dat ze geschreven zijn, maar dat ze
zóó geschreven zijn, als ze daar stonden. Daar zijn zeer
zeker harde slagen gevallen, maar we zouden ze ver-
kiezen boven de door controle en uniformiteit ons ge
geven laffe kleine en grootere speldeprikken, die soms
zoo'n pijn doen, maar die w\j moeten verdragen met
de tanden op elkaar geklemd, speldeprikken, die ons
wel eens laden met een zeker soort electriciteit, bij
welker ontlading zelfs het huiselijk leven wel eens wordt
vergald. En ja, daardoor dreigt dan wel eens onze
liefde en lust voor ons vak ons te ontzinken, maar dan
gloort aan den verren horizon het eerste schemerlicht
van de verwenzelijking onzer idealen en af schudden we
de misere, door 't ambulantisme over ons gebracht en
met nieuwen moed en lust betreden we weer ons school
lokaal en de vertrouwelijkheid, waarmede onze leer
lingen ons tegemoet komen, de liefde waarmede ze
aan ons hangen, vriendschapsuitingen, die Ambulantis
moet derven, ze zijn ons een groote schadeloosstelling
voor 't ondervonden leed enwèg valt 't ambulan
tisme, wèg het gevoel van onmondigheid en knecht
schap en in ons op stijgt ons groot verantwoordelijks-
heidsgevoel en weer geven we ons met al de toewijding,
waarover we beschikken, totdat weer een nieuw conflict
ons tot wankelen brengt en we weer een overwinning
op ons zelf moeten behalen. Maar daardooor juist ge
voelen we ons sterker en sterker, èn in ons willen èn
iu o s handelen.
Zoo vaak wordt gezegd van liberale en clericale
zijdeWat moet er van 't onderwijs te recht komen,
als men let op de uitingen in woord en schrift van
vele onderwijzers.
We verwijzen ze, naar wat we zoo even schreven,
Daar wat in zoo menig onderwjjzersziel omgaat, en bij
betrachting van wat eerlijkheid zullen ze tot de erken-
ning moéten komen, dat onze strijd tegen het ambulan
tisme een eerlijke, noodzakelijke en rechtvaardige is,
de strijd tegen het stelsel, dat feitelijk bestaat bij de
gratie van baantjesjagers en strooplikkers, de parasieten
van onzen stand, bij de genade van die menschen, die
in hun schulp kruipen, moeten kruipen, om hun levens
doel te bereiken, als hun wordt toegevoegdPas op,
of ik word boos. (historisch hier.)
Eu dan komt zoo'n Korthof, met zijn amphibi?en-
standpunt in zake den bondsstrijd en meent ook een
duit in 't zakje te moeten doen met zijn bewering, dat
je zelf het regiem schept, waaronder je leeft.
Neen, als we alles bedenken, als daar voor onzen
geest het beeld zweeft van een grooten s'rooppot met
op den rand aan dea eenen kant een vlieg zich zat
etend, aan den anderen kant een dubbelhartige wesp,
dan zou ons dat haast verleiden, het stukje van den
heer Korthof eens uit elkaar te rafelen, tot er geen
draad van heel bleef.
Maar dan zouden onze artikelen nog meer stof opjagen
dan nu reeds het geval is, en eigen veiligheid gebiedt,
de voorzichtigheid eenigermate te betrachten, want nog
geldt, wat Vondel reeds in 1630 schreef
En sprack ick klaerdre spraek, ick sorg syx) soume dreygen
Met breuck -) of boeten, of te levren aan den beul.
Want waerheid (dat 's al oud) vind nergens heyl noch heul:
Dies roemtmen hem voor wijs. die vinger op den mond leyd.
O, kon ick oock die kunstmaer wat op 's harten grond
[leyd
Dat weltme na de keelick word te stijf geparst,
En 't werckt als nieuwe wijn, die tot de spon uytbarst.
P.S. Voor ambulant bovenmeester hebben we nooit
gesolliciteerd en we zullen het natuurlijk nooit
doen ook.
de overheid. breuk overtreding der wet.
Kunst aan het Volk. Tot sluiting van het
seizoen is Zondag-avond een tooneeluitvoering gegeven
door den heer en mevr. Tartaud-Klein, die ongetwijfeld
een gunstigen indruk heeft nagelaten.
Van de opgevoerde stukjes waren „Vreedzaam Thuis"
en „Dokteres en Modemaker" wel de succesnummers.
„Aleid" een onbekend werkje van Multatuli eischt groote
kennis met de werken van dezen auteur om het goed
te volgen en zich de handeling te kunnen indenken.
Of alle aanwezigen er zich in vinden konden, weten
we niet, al was de voordracht onberispelijk, 't Gaf trou
wens tusschen al het grappige een aangename verpoozing.
„Het Kind", van den heer Van Raalte, dat voor het
eerst werd opgevoerd, is wat onmatig sentimenteel,
't Heeft veel origineels en de bouw is niet slecht, doch
het komt ons voor dat vooral het begin eenige omwer
king naar iets forschers behoeft.
Onder den indruk van „Een Stortbui", een ramme
lende verwelkoming van den uit-geweest-zijnden echtge
noot door z'n wachtende betere helft, die hem door een
stortbui verwijten iedere verklaring onmogelijk maakt,
tot een gouden armband plots de zonneschijn na deze
stortbui doet komen, gingen de talrijke bezoekers uiteen.
Raadsvergadering. A.s. Dindsdag (2 uur) ver
gadert de gemeenteraad. Enkele belangrijke zaken zullen
aan de orde komen, zooals het werkloozen-reglement
de aanvrage der Oranjevereeniging om subsidie (B. en
W. adviseeren afwijzend) en dan de interpellatie van
de Bruin over het Stadsziekenhuis.
Dat zijn reeds een aantal punten, waarbij het fatsoen
lijk zal kunnen waaien.
Dominee regeert. j&aar men weet te vertellen,
is er voor de vacature-Havenmeeeter, (den heer Bitter
is op 1 Januari 1910 ontslag verleent) reeds een plaats
vervanger gevonden in den persoon van een zoon van
dominee Goslinga. Dominee is nog steeds goeie vrinden
met B. en W.
't Leukste zou zijn, als bij de katholieken ook een
pretendent ve'schijnt. Dan hebben we tenminste nog 't
gezellige gezicht van de vechtpartij van de twee hon
den om den kluif.
Of misschien krijgt de ander een troostprijs, en zoe
ken we nóg een betrekking. Dan zijn ze beiden zoet
en is er (stijl-Kuyper) dubbele winstel
De krabbende vinger. Wij vinden in De
Blijde Wereld, het blad onzer dominees, de volgende
origineele gelijkenis:
Nu heb ik een zeer onsmakelijke en onfatsoenlijke
geschiedenis te vertellen.
Men moet wel socialist zijn, om na deze waarschuwing
nog voort te lezen.
Een zeker insect leefde lang in een haarbos, vrooljjk
en opgeruimd en welvarend, totdat er vingers kwamen,
die jacht op den stakker maakten.
„De kerel is onrechtvaardig," zeide het beestje boos
om een krabbelenden vinger. Ik geef hem een prikkel
tot arbeid, en nu brengt hij rnjju zaken in de war en
verwoest de beschaving. Als ik er niet was om hem zijn
hoofd te doen voePn, zou de kerel niet eens weten, dat
hjj hersenen heeft. Juist kwam een dikke, lompe vinger
op de plaats, waar het diertje zijn zaken uitoefende,
maar het was een verstandig diertje en stapte tijdig
uit den weg.
„Nu straft de kerel zich zelf met zjjn nagels en alles
wat ik te doen heb, is op een nieuwe plaats te beginnen."
En zoo deed hij
In dezen tijd nu ried een vriend den man met den
haarbos aan, zich te laten knippen en het hoofd met
zeepwater te wasschen. Dit stond het beestje bijster
slecht aan. Hjj gromde
„Iedereen weet, dat het geheel strijdig is met de
menscheljjke natuur het hoofd te wasschen. Het zou
revolutionair zijn. Ja, het is ongodsdienstig en onzedelijk.
Het zou de beschaving verwoesten, die ik gesticht heb
met veel en hard bloedzuigen.
Die vriend is een gemeene, gevaarlijke kerel, hij
ondermijnt de historische grondslagen onzer maatschappij
Ja, dat is zoo.
Het lieve beestje heet trust, de haarbos is het kapi
talisme en de gemeene kerel is de socialist.
Het dividend van den arbeider. Onze
partijgenoot G. Kruit, de propagandist van den Drank-
bereidersbond, schrijft aan Het Volk:
Uit de artikelen „Uit Jeneverstad" is indertijd ge
bleken, hoe gevaarvol het beroep der brandersknechts
is. Dit bleek opnieuw kort geleden. De brandersknecht
R. te Schiedam was bezig met „waterstorten", dat is
het met een groote houten kit met kokend water bjj
een steile trap oploopen toen hij het ongeluk had,
de geheele hoeveelheid nog kokend water over
een zijner beenen te krijgen, dat vanaf de knie tot aan
de teenen vreeselijk verbrandde.
Als men nu weet, dat deze man 118 uur per week
werkt, met om de 5 toeken een vrijen Zondag, dan mag
't groote verwondering wekken, dat deze menschen nog
niet vaker zoo goed als levend verbranden.
De man zit nu ook tevens broodeloos, want de Rijks
verzekeringsbank laat lang op zich wachten; maar de
vrouw zou den patroon dan maar eventjes een voorschot
vragen, doch deze, de heer Wouterlood, een der kapitaal
krachtigste jeneverstokers van Schiedam, eigenaar van
een 4-tal groote branderijen, was zoo bewogen met het
lot van een zijner loonslaven, dat hij niet alleen niet
een vergoeding of een gedeelte van het loon uitkeerde,
maar zelfs een leening weigerde. Ten prooi aan de
vreeselijkste folterpijnen en diepe ellende laat deze
schatrijke jeneverkoning een zijner werkers, die toch de
verzamelaar was van zijn rijkdom, terwijl hij in gezonde
dagen nog geen 10 cent per uur kan halen.
Dnisterlingen. Op welke wijze onze vrienden
in het donker Zuiden bestreden worden, bewijst een
manifest, verspreid door al wat tegen de vooruitgang
is, op de laatst gehouden meeting te Tilburg. Voor de
curisioteit laten wij het pamflet hier volgen
De Sociaal-Democraten wagen een aanval op onze
stad, zjj willen hun licht brengen aan het donkere
Zuiden.
Toont mannen van orde, die gehecht zijt aan Godsdienst,
Vaderland, Oranje en Vrede, dat gij met dat licht niet
gediend zijt.
Hoe kunt gjj dat töonen?
1. Door hunne meeting niet bjj te wonen.
2. Door weg te blijven uit de straten waardoor zij
trekken.
3. Door de vensters te sluiten of de gordijnen neer
te laten als hun optocht langs uwe huizen gaat.
En waarom zult gij dat toonen
Omdat gij den Godsdienst liefhebt, dien zjj onder
mijnen en van de wereld willen doen verdwijnen.
Omdat gij het Vaderland liefhebt? dat zij niet wilen
kennen.
Omdat gij Oranje liefhebt, waarvan zij het voortbestaan
betreuren.
Omdat gij den Vrede liefhebt, terwijl zij, hopeloos
verdeeld onder elkander, haat trachten te wekken en
twist en tweedracht te zaaien in de geordende maat
schappij, waarvan zij de onverwerping beoogen.
Burgers van Tilburg, toont als één man, dat gij dat
niet wilt, gedraagt U ordelijk en doet wat wij U dringend
verzoeken opdat uw protest krachtig en waardig zij en
gij zoo bewijst dat gij hun licht niet verlangt.
Blijft weg van de meeting.
Verlaat de straten bij hun doortocht.
Sluit uwe vensters bij hun optocht.
Gelukkig kunnen wij zeggen, dat de meeting in alle
opzichten geslaagd mag heeten. In dichte drommen
waren ze opgekomen, de arbeiders van het Noorden,
hun makkers brengende de hoop voor een betere toekomst.
Het zal U niet baten heeren, wij winnen, trots alles
Onder zwart regime. Wel mochten wij in
ons episteltje over het Pinkster-Gymnastiekfeest zeggen
„het was slechts een één-dags-vliegDe trek van
het jolig christendom is reeds weer lang de facies onzer
geconfijt-christeljjke autoriteiten verdwenenstroef en
in de plooi was weer alles toen onze muziekvereeniging
vroeg op Dinsdagavond j.l. een marsch door Vlaardingen
te mogen maken. Weigerend was het antwoord der
heeren, niet omdat ze niet van zoo iets houden wie
zou dat na het Gymnastiekfeest durven denken?
maar een marsch van die rooie „Voorwaarts" in deze
verkiezingsdagen, dat was geen spekje naar des heeren
bekje! Die rooien mochten daar eens munt voor hun
actie uit slaan.
Gansch geen antwoord zond het christelijk college
van B. en W. op het verzoek der afdeeling om met
onze verkiezing-„Moker" te mogen venten en daarbij
een leuke transparant door de straten te mogen voeren.
Begrijpelijk voorwaar dat de heeren ons zonder antwoord
en dan ook zonder vergunning lieten, indien we mogen
aannemen, dat zij zich bij hun handelingen laten leiden
door persoonlijke geraaktheid, indien zjj dus de in dien
„Moker" geoefende kritiek wilden doodzwijgen in hooge
mate partijdig en politieke tegenstanders dwarstboomend,
indien men deze houding objectief beschouwt.
Onze „Mokers" echter hebben hun werk toch wel
gedaan en deze weigeringen zullen het ook wel doen