De Brain's uitwerping uit de Commissie
voor Gemeentewerken.
De Openbare School.
De Handeldrijvende Middenstand.
tegenover de arbeidersorganisatie als zoodanig. Er werd
toen ook door „De Moker" gewezen op het volkomen
„onvoldoende" van een eventueel ter inzage zenden
van een vóór-ontwerp aan de werklieden-organisatie,
omdat de opmerkingen dezer organisatie dan toch niet
verder dan „in welwillende overweging" zonden worden
genomen en van wezenleken invloed der organisatie
op de samenstelling van het ontwerp-reglement geen
sprake zou zijn.
Onze bedenkingen blijken nu volledig gegrond te zijn
geweest. Want het ter inzage zenden van het vóór-
ontwerp aan de werkliedenorganisatie heeft de officieele
niet-erkenning der organisatie in de bepalingen van het
reglement en de niet-inwilliging van eenige hoofdeischen
der organisatie niet kunnen opheffen. Nuchter schrijft
de commissie dan ook:
Hun opmerkingen zijn door ons ernstig overwogen
en enkele daarvan gaven ons aanleiding in ons
ontwerp wijzigingen aan te brengen.
't Is de moeite waard
Voordat wij de bepalingen van het ontwerp-reglement
en de memorie van toelichting bespreken, willen wij
eerst eens de positie van een gemeentewerkman om
schrijven en de daaruit voortkomende grondeischen van
een goed en rechtvaardig werkliedenreglement nagaan.
De arbeid van den gemeentewerkman draagt niet het
stempel van den particulieren kapitalistischen loonarbeid,
maar van den maatschappelijken arbeid (den arbeid in
dienst der gemeenschap.) Het doel van zijn arbeid is
niet om winst te maken, en zijn arbeid hangt ook niet
af van exploitatiekansen. Het doel van zijn arbeid is
ten behoeve van de gemeenschap die waren voort te
brengen en die werkzaamheden te verrichten, waaraan
de gemeenschap behoefte heeft en voor zoover zij die
zelve laat voortbrengen en uitvoeren. Zijn arbeid hangt
dus af vanle. de wettelijke verplichtingen der ge
meenten om allerlei werkzaamheden te doen verrichten,
2e. de niet wettelijk verplichte maar wel wettelijk
geoorloofde besluiten der gemeenten om bepaalde werken
in eigen beheer te doen uitvoeren en bepaalde waren
zelf voort te brengen en gemeentelijk te exploiteeren,
en 3e. den eventueelen vooruitgang, stilstand of achter
uitgang van de beteekenis der gemeente.
Waar nu de maatschappelijke en staatkundige ont
wikkeling van onzen tijd voortdurend tot uitbreiding
der gemeenschapswerkzaamheden en tot vergrooting van
den maatschappelijken arbeid voert, is de hoeveelheid
voor een gemeente benoodigde arbeidskrachten voor de
geregelde werkzaamheden gemakkelijk te bepalen, ook
in haar geleidelijke toeneming, en is er van afneming
dier hoeveelheid slechts in gevallen van achteruitgang
sprake.
De arbeid in dienst der gemeente is dus niet slechts
van maatschappelijken aard maar ook onafgebroken en
vast, en verschilt dus ook daardoor van den gewonen
particulieren loonarbeid.
Maar deze zeer gunstige positie van den werkman
in dienst der gemeente is steeds een gunstige positie
in een kapitalistische maatschappij. De loonsbepaling,
de arbeidsvoorwaarden en zelfs de rechtsverhouding
zjjn kapitalistisch in wezen en vorm. De meeste nadeelen
van het kapitalistische stelsel en niet de minst groote
drukken dan ook met hun volle wicht op de gemeente
werkman even goed als op zijn minder „bevoorrechte"
kameraden in particulieren dienst. Het loon, de arbeids
dag, de rechtsverhouding enz. zijn op kapitalistische leest
geschoeid en dus ook voor dit „bevoorrechte" deel der
arbeidersklasse oorzaken van dageljjksche tekorten in
woning, kleeding, voeding, ontwikkeling, genot en
arbeidsliefde. Dientengevolge zal juist bjj deze „bevoor
rechten" onder de arbeiders het klassebewustzpn eer
nog sterker dan zwakker ontwikkeld worden. Maar
daardoor weer is de kans op botsingen en op verschillen
in inzicht tusschen den gemeente-werkgever en de (ge
organiseerde) gemeente-werknemers zoo groot.
Dit feit moet als onomstooteljjk erkend worden bjj
de vaststelling van een gemeentewerklieden reglement.
{Wordt vervolgd.)
In vrijzinnige kringen is men zeer ontstemd over De
Bruin's uitwerping uit de Commissie voor Gemeente
werken. Zóó ontstemd, dat zelfs de Schiedamsche Courant
er iets over heeft durven zeggen, en een van die doortrapte
insinueerende stukjes uit het anti-revolutionaire vSchie-
damsch Volksbladwaarin de „christelijke" pers een
meesterschap zonder weerga heeft bereikt, min of meer
heeft durven bestrijden.
Wij begrijpen die ontstemming niet. Het zijn immers
vrijzinnige kiezers en alleen vrijzinnige kiezers geweest,
die bij de groote herstemming voor den Gemeenteraad
er voor hebben gezorgd, dat de kerkelijke partijen de
meerderheid behielden en niet kwijtraakten. Het zijn
de vrijzinnigen geweest die bij de allerlaatste Raads
verkiezing in de kaart der kerkdijken speelden door
de candidaatstelling van den buiten iedere organisatie
staanden heer Van der SchalK. Het waren de vrijzinnige
raadsleden, die door de beschikbaarstelling van den
heer Van Westendorp voor 6en wethouderschap de
kerkelijke meerderheid het regeeren hielpen mogelijk
maken.
En wanneer dan diezelfde door het vrijzinnigendom
gesteunde, gehandhaafde, gemainteneerde kerkelijke
meerderheid zich „ontstemd" toont over het feit, dat
die kerkelijke meerderheid van haar macht gebruik
maakt om De Bruin uit de Commissie van Gemeente
werken te werpen, dan maakt de ontstemming van een
partij m0t zulke antecedenten uit den allerlaatsten tijd
een zeer zonderlingen indruk. Wij hechten dan ook
niets aan deze ontstemming,' te meer niet daar wij over
tuigd zijn dat de vrijzinnige raadsleden toch niet in
staat zijn door een daad te toonen, dat zij zulk een
partijbesluit als de uitwerping van De Bruin ten strengste
veroordeelen. Die daad zou moeten en kunnen zijn:
de weigering om de vergaderingen van de commissies
van bijstand bij te wonen zoolang De Bruin niet in de
Comm. v. Gem. Werken is herbenoemd. Maar zooals
wij zeiden, wij zijn overtuigd, dat de vrijzinigen tot zulk
een dat niet in staat zijn. En daarom kunnen wij hun
ontstemming niet voor vol aannmen en daarom zullen
de kerkelijken ook niet weinig lef hebben aan die vrij
zinnige ontstemdheid!
Intnsschen, de zaak is nog niet uit. De kerkelijken
hebben hun spel van insinuaties, begonnen door het
anti-revolutionaire Schiedamsche Volksblad voortgezet.
In de sectie, waarin De Bruin zitting heeft, is door den
heer Smit gezegd, dat De Bruin's „niet-herkiezing een
kwestie van betrouwbaarheid kon zijn". Voorzichtig
uitgedrukt is dat zeker, maar door de al te groote
voorzichtigheid des te insinueerender. Wij verwachten,
dat De Bruin in 't openbaar opheldering over deze
„christelijke" verdachtmaking zal vorderen.
Wij willen thans evenwel reeds publiceeren, dat reeds
vóór den aanvang der laatste raadszitting door een
Roomsch propagandist is verteld
dat De Bruin uit Gemeentewerken zou gegooid
worden omdat er in den laatsten te veel rooden
bij Gemeentewerken werden in dienst gesteld, 1)
en dat von Briël Sasse uit Strafverordeningen zou
worden gezet omdat hij nooit een commissiever
gadering bijwoont.
De kerkelijke raadsleden hebben dus geen geheim
gemaakt, evenmin van hun fractiebesluiten als van hun
motieven.
„Er is een luchtje aanzooals zoo vaak aan de
„christelijke" politiek.
1) Dit klopt met een uitlating in volkomen gelijken geest in
de „Nieuwe Seh. Ct." in 't artikel „Uit onze Vroedschap".
VII.
De vrye „vrije" school.
Vervvolg.)
Maar toch is de „vrije school" in sommige opzichten
werkelijk «ok vrij, vrÜ namelijk om 't verkeerde te doen.
„De kranten brachten ons in de verkiezingsdagen
dat de „vrije school" te Eemland gesloten was op den
verkiezingsdagde onderwijzers moesten werken bij de
oerkiezingDat is toch werkelijk vrij, niet waar In
den tjjd, dat de Staat geld geeft voor onderwijs, partij
politiek drijven. Eere zulke vrijheidDe openbare
onderwijzers zouden dat niet wenschen, maar zij eischen
op voor zich, na schooltijd, het recht, dat ieder staats
burger heeft en door sommigen van hen wordt in de
verkiezingsdagen hard gewerkt. Een der vorige Mokers
bracht ons ook het bericht van het verkiezingswerk der
„vrije"-school-kindertjes. Ja, ze zijn daar maar zoo
vrij, geen werk van de leerplichtwet te maken. Alweer
een vrijheid, die wij niet wenschen en ook niet nemen.
Vrjj is men ei' bijbelonderwijs.
Uit de lastercampagne bleek reeds, dat de openbare
onderwijzers, vuilakken zijn, omdat in de beminnelijke,
kleine, christelijke pers een opschudding werd gemaakt
over een openbaar onderwijzer, die „ergens" „in een
laantje* „bjj" Delft, iets over het geslachtsleven gezegd
zou hebben naar aanleiding van een zoogende koe.
Na onderzoek bleek 't verhaal gelogen en de aller-
christelijke leugenaar, die 't verzonnen had, ontoereken
baar. Maar hoe denken de christelijken over de be
handeling van Bjjbelsche onderwerpen, waarin het
seksueele geslachtelijke leven ter sprake komt
Omstreeks April van dit jaar gaf een referent in
een vergadering van christelijke onderwijzers dit advies:
Niets uit den bgbel moet den kinderen ont
houden worden. O.a. noemde de spreker als met de
kinderen in school te bespreken de volgende onder
werpen de geschiedenis van Jozef en Potifar's vrouw
de genezing van de bloed vloeiende vrouw de genezing
van de overspeelster, die op de daad zelve gegrepen
werdde geschiedenis van Batseba enz.
„Hoofdstukken als Lukas I en II en Johannes III
leze men met de kinderen zonder overslaan van een
enkelen tekst", zeide spreker. Dus moet gelezen worden
van de Maagd, die zwanger zal worden en van „het
kindeken, dat in haar lichaam opsprong" enz.
„De voorzitter dankte den spreker hartelijk voor zijn
uitnemend referaat, dat luiden bijval had mogen ont
vangen aldus volgens het verslag in „De School met
den Bijbel(krant).
Daar geen debat plaats had, mag men besluiten dat
de onderwijzers daar aanwezig, met den inleider in
stemden. Wij zeggenbah, hoe onpaedagogisch.
Dat heeten we vrijheid, lezer, schandelijke vrijheid,
en het zal u, evenals mij, waarschijnlijk onverklaarbaar
zjjn, welke houding de christelijke onderwijzer tegenover
zijn kinderen aanneemt bij de behandeling van derge
lijke onderwerpen en ge vraagt u afWat heeft dat
alles nu met de opvoeding te maken
Volledigheidshalve vermelden we ook het oordeel
van een zekeren „Domper" in „De Katholieke School":
„Sexueele voorlichting ligt geheel buiten het terrein
der school. De onderwijzer heeft gewoon daarover te
zwijgen".
Vrij is men bij de „vrije school" om het onderwijs te
verknoeien, slechter en tevens duurder te maken. Van
de 85 gesubsideerde bijzondere scholen in Amsterdam
zijn er 20 met minder dan 100 leerlingen. In Rotterdam
zjjn reeds 64, in Den Haag 45 bijzondere scholen.
Vrij is men ook een scherpe klasseonderscheiding te
maken. Reeds meldden we de scholen van dezelfde
richting, waar het rijke-lui's kind f 38.60 subsidie had
en het arme kind f 17.80.
Vrij is men van de „vrije school", een zaakje te maken,
Het Christelijk Schoolblad schreef: „Er is ons een school
bekend, die een fonds van wel 80.000 gulden bezit,
terwijl ze met haar gering leerlingental slechts 3 leer
krachten heeft. Die school behoeft de rijksbijdrage niet.
Toch ontvangt zij ten volle en kan op die wijze in een
jaar tu schen de 2Ys en 3000 gulden potten. Voorzeker,
daar is nu een winstgevend bedrijf."
Voor de oprichting van een school is een school-
vereeniging noodig. Komt nu bij de subsidie ook nog de
bouwkosten, dan betaalt het rijk zoo goed als alles,
Hieromtrent schreef de heer J. Kuiper, hoofd van een
christelijke school te Leeuwarden: „Doch als een onder
wijzer met enkele zijner familieleden een schoolver-
eeniging opricht, wier» Statuten Koninklijk worden
goedgekeurd, wat zal er dan gebeuren?
Dit, dat dan het rijk aan die onderwijzer met zjjn
familieleden een aardig sommetje geeft. Reeds nn
worden voor dit doel vereenigingen opgericht, die slechts
uit man en vrouw bestaan en wier Statuten Koninklijk
worden goedgekeurd. Ik kan dit met feiten bewijzen."
Vrjj is men natuu'ljjk voor allerlei politieke doel
einden. In Maastricht gaf de bijzondere school den
kindereu vrij om ;,aQ de relletjes tegen De Voorvechter
mee te doen en de colporteurs, door schreeuwen en
tieren en door 't zingen van liedjes daarvoor zelfs op
school geleerd, het venten van hun blad te belemmeren.
In de school werd aan de kinderen gevraagd of hnn
ouders ook kochten bij de socialistische coöperatie en
werden bjj toestemmend antwoord de kinderen beknord,
onvriendelijk behandeld en de ouders voor slecht uit
gemaakt
Ziet, lezers, dat zijn allemaal vrijheden, die de geeste
lijkheid nog veel verder wil uitgebreid zien. Wisten de
ouders goed wat ze deden, als ze hun kinderen naar
de „vrije" school zonden, ze zouden van die „vrijheid"
niet gediend zijn, want van die vrijheid wordt het kind
de dupe. „Het geestelijke voorop." Jawel, de geestelijk
heid voorop en wanneer het kind genoeg bewerkt is in
't belang van die geestelijkheid, dan zal ook wel eens
aan 't belang van 't kind zelf gedacht worden. Maar
daar aan de „belangen" van de geestelijkheid nooit een
einde zal komen, zal ook in de „vrjje" school nooit
aan de belangen van het kind gedacht worden! En
daarom: Weg met de vrije „vrije school". J.
Een van Schiedam's aantrekkelijkheden is de aan
wezigheid van tal van kranige vereenigingen op ieder
gebied. Al wat Schiedam aan verstand en onderne
mingszin bezit heeft daardoor de gelegenheid zich op
echt Schiedamsche wijze te onderscheiden.
Zoo is er ook een vereeniging, genaamd „Handeldrij
vende Middenstand", tellende thans volgens de mede-
deeling van den secretaris 120 leden. Deze hield de
vorige week Donderdag een vergadering, waar zóó
weinig leden waren dat een der aanwezigen meende te
moeten voorstellen, door de invoering van een boete
stelsel de leden tot opkomst te dwingen, en waar
verder het vraagstuk der Zaterdagavondmarkt en de
kwestie der watermeters aan de orde werden gesteld.
H-t vraagstuk der Zaterdagavond splitste de aan
wezige leden in twee groepen, de groep der dicht bjj
(de markt) en de groep der ver af wonenden. De
eerste groep verklaarde voordeel van de markt te
hebben en nadeel van de afschaffing te zullen onder
vinden. En de tweede groep verzekerde nadeel van
de markt te ondervinden doordat „de nering te veel
naar een punt wordt gedreven, en was dus voor op
heffing der markt. Groep I wilde groep II niet
onaangenaam zijn en groep II groep I niet, uit lonter
liefde voor de gemeenschappelijke vereeniging. Er werd
dus besloten, de zaak te laten zooals ze is.
Uit het bovenstaande blijkt iutusschen, dat geen enkel
deel der maatschappij zoo weinig grond voor gemeen
schappelijke handeling heeft als de middenstand. Want
nergens is de onderlinge strijd om het bestaan heviger.
En al zjjn zij allen gelijkelijk slachtoffer van het maat
schappelijk stelsel, dat hen geleidelijk tot overbodige
ledematen van dat stelsel maakt, zij worden door