Van onze vroede Vaderen. A. Gouka. met de marktprijs en de zeden en gewoonten in een fatsoenlijke" onderneming. Maar bjj al haar hande lingen legt zij den maatstaf aan van het belang van haar kapitaal en haar bedrijf. Dat is het zuivere klasse-standpunt van den kapi- talistischen ondernemer. En omdat de firma Smulders op het klassestandpunt staat, deed zij eerst of zij van het bestaan eener arbeidersorganisatie niets wist, en toonde zjj nu, dat zij den strijd tegen die organisatie wil omdat die organi satie haar kapitaal-belang in den weg staat. Maar de arbeidersklasse heeft belangen en daardoor in 't leven geroepen inzichten, die Ijjnrecht ingaan tegen de klasse-belangen en klasse-inzichten van de kapitalistische ondernemersklasse, waarvan de firma Smulders een overtuigd lid bljjkt te zijn. Zjj weet, dat zij door haar arbeid het kapitaal aan zjjn rente en zijn winst helpt, en grondt daarop haar recht op een aandeel in die winst, zjj het aanvankelijk ook indirekt in den vorm van loonsverhooging, en op medezeggen schap in de regeling van den arbeid en de arbeids voorwaarden. Zjj weet ook, dat slechts door over brenging van den particulieren eigendom van den grond en de voortbrengingsmiddelen op de gemeenschap de materieele en geestelijke belangen van de leden harer klasse voldoende behartigd zullen kunnen worden. Dat is het zuivere klassse-standpunt van den van het kapitalisme volkomen afhankeljjken arbeider, proletariër. En omdat de arbeiders op dit klasse-standpnnt [staan en inzien dat het niet een strijd van persoon tegen persoon maar van klasse tegen klasse is, vereenigen zij zich in klasse-organisaties, die als vakorganisaties den economischen klassestrijd voeren en als politieke klasse-partij den politieken klassestrijd. Daarom voerde ook de metaalbewerkersorganisatie strijd, een stuk arbeiders-klassestrijd, tegen allerlei ondernemers en werd zij, sterker wordend, een bedreiging, een gevaar ook voor het klassegezag van de firma Smulders. Wat het antwoord der georganiseerde arbeidersklasse op dezen onverhoedschen klasse-aanval der firma Smulders zal zijn, zullen wij nu niet meedeelen. Wij zijn ook niet de organisatorische factor, die dat te be slissen heeft. Maar wel roepen wij de georganiseerde arbeiders van Schiedam, in de eerste plaats de Metaalbewerkers, toe zorgt ervoor, dat de slag dien gij terug te geven hebt harder en krachtiger zal zijn dan de slag, dien gij hebt ontvangenvreest den strijd nietontwijkt hem niet 1 uit het feit, dat de firma Smulders den aanval begon, blijkt dat hij uw groeiende macht vreesttoont hem, dat die vrees niet ongegrond was (Slot). 16 November. Bij de aanvrage der Vlaardingsche Hockey-club om de huur van een stuk gemeentegrond en het voorstel van B. en W. om daarop gunstig te be schikken, achtten de heeren van rechts het noodig, de gemeente Schiedam nog eens opmerkzaam te maken op hun liefhebberij om hun guillotinetaktiek ook toe te passen op hun theorie hunner gemeenschappelijke stoeling op denzelfden wortel des geloofs. De heer Van der Drift stelde n.l. voor, in het voorstel van B. en W. de bepaling op te nemen, dat op Zondag niet gespeeld mocht worden. Dr. Bis maakte hem er opmerkzaam op, dat dit voorstel on billijk was, omdat Hermes en anderen vergunning is verleend, 's Zondags van 12 uur af te spelen. Maar wat maalt een anti-revolionair om billijkheid, als hij anderen kan dwingen zich te onderwerpen aan de antirevolutionare opvatting van „vrijheid van consciëntie?" Hij hield vol, maar zag zich door 4 coalitiegenooten snoodelijk verlatende katholieke raadsleden Beukers, Wittkampf, Honnerlage Grete en Lagerwey stemden tegen zijn voorstel en hielpen het verwerpen. De geest der H. Antithese slaakte een diepen hart- verteederden zucht over zooveel trouweloosheid. Het voorstel van den heer Wittkampf om de Hockey club gelijke voorwaarden toe te staan als Hermes kreeg 10 stemmen [voor en 10 stemmen tegen. Er voor stemden de 7 katholieken en de 3 anti's von Briel Sasse, Gosliuga en Klein. Er tegen stemden de 6 vrijzinnigen, de 8 anti's Van der Velden, Van der Drift en Van der Meer, en De Bruin, waarvan de vrijzinnigen en De Bruin tegenstemden omdat zij vóór het voorstel van B. en W. waren en de 3 anti's, omdat zjj na de verwerping van het voorstel v. d. Drift blijkbaar tegen iedere vergunning waren. Zeer zonderling was het, dat de Wethouders Honnerlage Grete en Lagerwey beiden vóór het voorstel-Wittkampf stemden en dat de Burge meester verklaarde, dat hij een ander voorstel zou hebben ingediend, indien hij geweten had dat de bedoeling was, op Zondag te spelen. Wat worden zulke zaken toch ellendig voorbereid!! Het voorstel van B. en W. om de Zaterdagavond- markt af te schaffen gaf den gemeenteraad van zijn allersmalsten kant te zien. Den 10 Maart 1908 kwam het voorstel van B. en W. tot instelling eener Zaterdagavondmarkt bij de Gemeente raad in en deze nam dat den 28 April zonder beiaad- slaging en hoofdelijke stemming aan. Bjj de begrooting voor 1908 was de wensch tot instelling eener dergelijke markt uitgesproken. B. en W. hadden zich daarom tot de Kamer van Koophandel en de Vereeniging voor den Handeldrijvenden Middenstand om advies gewend, en op grond van die adviezen stelden B. en W toen voor, de markt in te stellen. De K. v. K. hadden 5 argu menten vóór de markt: 1. bescherming van den winkel stand tegen de rondrijdende kooplieden; 2. opheffing verkeersbelemmering Hoogstraat; 3. voorkoming straat vervuiling 4. mogelijkheid van meer toezicht verkochte waren; en 5. financieel voordeel. B. en W. waren het kennelijk met die argumenten eens maar wilden niet weten van wering, van niet-Schiedamsehe kooplieden zooals de K. v. K. en de Ver. v. d. Handeldr. Midd. verlangden. De Commissaris van politie, om rapport gevraagd schreef o.a. Ik geloof dan ook niet, dat met het instellen van die markt aan den kleinhandel een dienst zal worden bewezen. En hij drong er op aan, om mocht de markt er toch komen, dan daarvoor „zoo min mogelijk straten aan te wijzen waar kleine neringdoenden wonen, want, is een markt voor hen toch al schadelijk, dit wordt nog erger als ze die vóór hun deur hebben". Het eenige argument, dat in 1908 de instelling der Zaterdagavondmarkt moest verdedigen, was dus feite lijk ditdat een eind moest gemaakt worden aan de onaangenaamheden der loopende venterij. Maar de commissaris van politie waarschuwde toen onmiddel lijk tegen de nadeelen, die de markt aan de kleinhan delaren in 't algemeen en de bij de markt wonenden in 't bijzonder noodzakelijk zou moeten toebrengen. Ook uit dit feit blijkt, dat de Commissaris een beteren kijk op de dingen heeft dan het Hoofd der Politie, die intusschen het steeds beter wil weten, meenende dat het „hoogste" gezag, vooral in handen van een men- schelijk-onfeilbaren Calvinist daartoe .bevoegd is. Doch dit is slechts een opmerking in het voorbijgaan, al hechten wjj er „in het verband der dingen" wel eenige waarde aan. Nu, in de laatste Raadszitting bleek, dat de Com missarissen van Politie destijds volkomen gelijk had. Uit een nauwkeurig onderzoek van B. en W. bleek, dat de kleinhandelaren, vooral de dicht bij de markt wonenden, groote nadeelen van de markt ondervonden, en dat deze nadeelen oneindig veel zwaarder moesten wezen dan het kleine voordeel van beëindiging van allerlei onaangenaamheden der loopende venterij. En met 13 tegen 7 stemmen werd de Zaterdagavondmarkt weer opgeheven (de tegenstemmers waren de heeren Koopmans, De Groot, Ris, Kranen, Van der Velden, Smit en Jansen). De venters zullen nu dus weer rond kunnen loopen door de stad, in plaats van gebonden te zjjn aan een vaste plaats van verkoop. Het debat over de opheffing begon met een giftige speech van den heer Smit, die buitengewoon heftig was èn omdat bjj opheffing het ventersgeschreeuw voor zijn deur weer zal beginnen en hem dit buitengewoon onaangenaam is èn omdat hjj over een der onder teekenaars van het adres over opheffing der markt heen De Bruin hoogst onaangenaam kon zijn. Mejuf frouw van de Tempel, tegen wie de heer Smit aller grofst te keer ging, is n.l. een zuster van De Bruin. Deze bepaalde zich tot een protest tegen de minne wijze van optreden van den heer Smit en lokte daar door uit, dat de voorzitter de uitlatingen en het op treden van den heer Smit zeide te betreuren en ver onderstelde, dat de heer Smit bedoeld had er „een afschrikwekkend voorbeeld" mee te geven. Later kwam bovendien de heer Van Westendorp nog vertellen, dat de cijfers van den heer Smit volkomen onjuist waren, zooals trouwens door mej. v. d. Tempel zelve in een ingezonden stuk in de Schiedamsche Courant is aan getoond. Voor den heer Qoslinga was dit feit weer een wel kome bijdrage in zijn verzameling van gebeurtenissen enz., rakende het stuivertje-wisselen van deugd en on deugd in onze burgermaatschappij, afdeeling politieke christenen f. Allerbelacheljjkst was het argument van den heer De Oroot vóór handhaving der markt. Deze rede neerde de koopers hebben er voordeel van, de markt blijkt levensvatbaar, dus moet-ie blijven bestaan. Zijn partijgenoot Van Westendorp bracht hem dat belachelijke op een leuke manier onder 't oog, door aan te toonen dat er van een eigenlijke markt geen sprake was, doch alleen van het samentrekken der loopende venterij, zoodat het niet ging om de kwestie van vermitdering der koopgelegenheid maar om die van het al of niet samentrekken der losse venterij op één plaats. In aanmerking nemende de vrijzinnig-democratische liefde voor het klein-bedrijf kan men de opmerking van den heer De Groot intusschen wel verklaren. Na het markt-debat kwam een geheelonthouding»- debat, waarbij over alles en nog wat werd gesproken, doch ongeveer niet over geheelonthouding. Gebruik makende van art. 7, le lid lo der Drank wet, stelden B. en W. voor, in de nieuwe wijk, die zich in de omgeving der ambachtschool ontwikkelt, den verkoop van sterken drank in 't klein te verbieden. Dit voorstel ging over het terrein der drankbestrijding. Maar de aangewezen wijk omvat niet geheel ge meentegrond. Er liggen nog stukken grond van de Vincen- tiusvereeniging, de bouwmaatschappij Kortlanden een paar particulieren in. Het verbod van verkoop van sterken drank kwam daarmee op het terrein van de al- of niet- benadeeling der particuliere grondbezitters en van het al- of niet-recht der gemeente om in 't algemeen belang een dergelijk nadeelig verbod vast te stellen bij ver ordening. Voor de drankbestrijding, die er in het voorstel zat namen alleen De Bruin en de heer Qoslinga het op. De laatste bepaalde zich er toe, het voorstel toe te juichen. De Bruin verweet B. en W., dat ze het be ginsel van drankbestrijding niet meer op den voorgrond j hadden gebracht; en stelde zich stevig in positie vóór de geheelonthouding. Ook de „fatsoenlijke café's", die de heer Wittkampf wilde toelaten, achtte De Bruin even verderfelijk als de kleine kroegen. Tegenover de geheelonthouding namen de heeren Wittkampf en Van Westendorp het op voor de matig heid. De eeste kwam daarbij tot den slotsom, dat men „fatsoenlijke café's" niet moest weren; de laatste ver dedigde het voorstel van B. en W. De Voorzitter verdedigde zich tegen het verwijt van De Bruin door de opmerking, dat hij, zelf een bekend geheelonthouder, daarom de geheelonthouding op den achtergrond had gehouden. Waarom, was allesbehalve duidelijk. Maar wanneer is de Voorzitter eens duide lijk? En de verdediging der matigheid tegenover de geheelonthouding beperkte hij tot de voor meerdere uitleggingen vatbare opmerking: „er hoort moed toe om de matigheid in Schiedam te verdedigen", en met een slecht-verteld fabeltje van La Fontaine. De dubbel zinnige opmerking zette de heeren Van der Schalk, Wittkampf en een paar andere leden in vuur en vlam; de heer Van der Schalk luchtte zijn gemoed aldus: het is net of de Schiedammers zoowat allemaal dronken- lappen zijn". En een oogenblik stormde het. De Voor zitter verdronk de bedoeling, de „strekking" van zijn woorden in een groote pot met slappe thee, ontkende bedoeld te hebben wat de heer Van der Schalk e.a. meenden, maar slaagde er niet in, duidelijk te maken wat hjj dan wel had bedoeld. De heer Wittkampf maakte een einde aan h*-t „incident" door te zeggen„Ja, voor zitter, U hebt iets gezegd wat U niet had mogen zeggen, maar we zullen er nu verder maar over zwijgen Van anderen aard waren de bezwaren der heeren Von Briel Sasse en Van der Schalk, die meenden, dat een verbod al« het voorgestelde wél zin zou hebben in een fabriekswijk maar niet in een woonwijk. Bestrijding en weerlegging van dat argument tegen het voorstfi bleven achterwege. Daarentegen werd de oppositie van Mr. Jansen oorzaak van een zeer heftig incident. Deze meende, dat de verordening onder den dekmantel der drankbestrijding zich feitelijk tegen de particuliere bezitters richtte en dus eigenlek een aanslag was op de rechten der particuliere grondeigenaren. Nu drukt Mr. Jansen zich moeilijk en niet altijd even duidelijk uit, maar de be- teekenis van zijn oppositie was toch wel degelijk te begrijpen. En daarom was de uitval van den Voor zitter tegenover Mr. Jansen volkomen misplaatst, toen hij Mr. Jansen toevoegde U moogt anderen niet beoordeelen naar Uzelf, het spijt mij, dat ik zulk een kjjk op Uw karakter krjjg; ik hoop dat ik la'er nog eens de gelegenheid zal krijgen, door een ander luikje te kijken. Maar zwak was het antwoord van Mr. Jansen daarop: „mijnheer de Voorzitter, zulk een beleed'ging is nog nooit door den voorzitter in deze Raadszaal tot eenig Raadslid gericht". Een gewiekste kerel zou den aanval van den voorzitter hebben kunnen gebruiken als uit- noodiging tot een zeer verdienden aanval op de meer dan onvoldoende leiding van den Voorzitter en op diens onvermogen om te begrijpen waar het om gaat. En nn ging het om niets anders dan om de verdediging van de rechten der particuliere eigenaren. Men had het recht op dit punt met Mr. Jansen van meening te ver schillen en hem desnoods aan te vallen over zijn voortvarend optreden ten bate van particuliere belangen. Maar de uitval van den Voorzitter, diens aanval op het „karakter" van Mr. Jansen was volkomen buiten de orde en misplaatst. Het incident JansenBrants bracht intusschen zoo veel opschudding te weeg, dat het debat over het voorstel van B. en W. plotseling uit was en dat voor stel in stemming kon komen. Het werd aangenomen met 11 tegen 9 stemmen. De tegenstemmers waren de heeren Koopmans, K'anen, Ris, Van der Scha'k, Benkers, Jansen, Nolet, Wittkampf en Von Briel Sasse (dus: i vrijzinnigen, 4 Katholieken en 1 anti-rev.) Bjj de laatste nummers van het programma gebeurde niets bijzonders behalve dit: dat Wethouder Lagerwey onverwachts als bestrijder van een voorstel van B. en W. optracht, terwijl in de vergaderingen van dat college (zooals Wethouder Van Westendorp meedeelde) door nen heer Lagerwey niet één enkel bezwaa in 't midden was gebracht. Of er ook iets hapert aan den arbeid van ons ge meentebestuur Beter dan alle mogelijke vergaderingen in verkiezings tijden zijn de gewone Raadszittingen in onze stad in staat, om de kiezers te overtuigen van de noodzakelijk heid, andere mannen naar den Raad te zenden. Want de verzameling die er nu zit en onder de hoogst on voldoende leiding van den tegenwoordigen Voorzitter nog voortdurend de gelegenheid krijgt zich nog onge lukkiger voor te doen dan ze al is. Kiezers, komt, komt enjaagt ze zoo gauw mogelijk weg. Voor eenige dagen overleed de heer A. Gouka, een man, die in het openbare leven van Schiedam een be langrijke plaats inuam. Begaafd met een flink gezond verstand, een ijzeren wils- en werkkracht en een zeer groote karakter-eerlijkheid, was hjj in staat om veel invloed uit te oefenen en eerbied af te dwingen. Daar door zal zijn overlijden in het openbare leven onzer stad als een verlies worden gevoeld. Het is ons een genoegen, dit woord van hulde aan de nagedachtenis van dezen man, die een politieke tegenstantei van ons was, te kunnen wijden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1909 | | pagina 2