Een nieuw Roomse h relletje.
Uit het clericaal-kapitalistisehe kamp.
Vlaardingsche IJzerkoekjes
arbeid van de godsdienstige ontwikkeling der natie.
Slechts in zake den eed en de beperking der verkeers-
gelegenheid verlangt het Overheidsdwang.
De anti-revolutionaire praktik drijft daarentegen hier
en daar tot een haast onbeperkte toepassing van den
Overheidsdwang. Dat is louter machtsmisbruik en geen
beginseltoepassing.
In „Het sociale vraagstuk en de christelijke religie"
schrijft Dr. Kuyper in noot 18: „Een overheid als orgaan
en instrument der tijdelijke meerderheid is daarom een
zoo diep zondige opvatting der magistrale taak". In
zijn brochure „Maranatka"" schrijft dezelfde op blz. 16:
„En zoo aanvaarden wij dan ook zonder arch of heimelijke
bedoeling, de positie van rechtsgelijkheid voor de wet
met wie anderes geestes zijn." In diezelfde brochure
staat op blz. 20: „Het Evangelie versmaadt de krachten
der machthebbenden. Al wat het vraagt is onbeperkte
vrpheid om zich naar zpn aard in den boezem van ons
volksleven te kunnen ontwikkelen. We wenschen zelts
niet, dat de Overheid ons het ongeloof gebonden en
geboeid als ter geestelijke ekecutie zal overleveren."
In al deze aanhalingen wordt de Overheidsdwang in
dienst van het A. R. beginsel veroordeeld.
Omdat de Overheidsdwang, zooals een paar A.-R.-
raadsleden te Schiedam dien willen doorvoeren, niet
voortvloeit uit het A. R. beginsel, en evenmin een A. R.
beginsel maar integendeel in strpd daarmee is, daarom
is een bestrijding van het maehtsdrijven dier A. R.
raadsleden geen aanval op hun beginsel maar een zeer
geoorloofd en zeer noodzakelijk verweer tegen misbruik
van 't bezit „der tijdelijke meerderheid". En in 't bij
zonder geldt dat de Zondagsheiliging, waarbij de A. R.
Schiedamsche raadsleden den Overheidsdwang zullen
toegepast zien.
Dat geldt „in 't bijzonder" de Zondagsheiliging, omdat
de Zondagsopvattingen en -beschouwingen in verschil
lende kringen zeer verschillend zijn en de Overheids
dwang in dezen oorzaak zou kunnen worden en zeker
ook zou zijn van vermeerderende „zedeloosheid, tuch
teloosheid en bandeloosheid". Immers, voor velen, ook
onder hen die hun godsdienstplichten geregeld waar
nemen, is de Zondag bij uitstek „de vrije dag", de dag
waarop zp, ééns per week, niet den druk van door
gaans geestdoodenden verplichten meer-of-minder-slecht-
betaalden loonarbeid of van ander gedrongen gareel-
tverk gevoelen,de dag waarop zij, ééns per week,
ook eens zichzelf, ook eens zelfdenkend, zeitgevoelend,
zelflevend mensch kunnen zpn, de dag waarop zp,
behalve voor de verrichting hunner Zondagsche gods
dienstplichten voor zoover zij daar behoefte aan heb-
beD, ook ruimschoots gelegenheid wenschen te hebben
voor lichaamsbeweging, ontspanning, genot. En hoe
meer de overheid nu door dwingende maatregelen de
menschen belet, aan die lichaamsbeweging, die ont
spanning, dat genot een opheffend, opvoedend karakter
te geven door gymnastiek, sport, openbare leeszalen,
kant enz.hoe meer de overheid dat belet, des
te lager worde daardoor de orde dier uitspanningen en
genietingen.
Het is vooral deze zijde van de kwestie der Zondags
heiliging en den Overheidsdwang daarin, die door de
tegenstanders van dezen dwang, uit andere dan anti
revolutionaire kringen, met göed gevolg naar den voor
grond kan worden gekeerd. Want dat de Overheid als
bevorderaarster zou optreden van „zedeloosheid, tuch
teloosheid en bandeloosheid", wat ze bij zulk een dwang
worden zou, dat kan toch ook een anti-revolutionair
niet begeer en? En dat zon toch het geval zijn, waar
de meeste menschen toch niet te krijgen zouden zpn
tot de (buiten de kerktijden) geestdoodende „Zondags
viering" die onze anti-revolutionaire raadsleden de
menschen wil opleggen.
„Niemand kan mij beletten, den Zondag te heiligen
zooals ik dat overeenkomstig mijn beginsel wil doen",
zei de heer Goslinga in den Raad. Niemand wil dat
ook. Maar dezelfde heer wil wel anderen dwingen,
.den Zondag te heiligen niet naar hun beginselen maar
naar die des heeren Goslinga. Dat is op en top egoïstisch
en onlogisch van dit anti-revolutionaire raadslid en
bovendienin strijd met het beginselprogramma der
A. R. partij en de toelichtiug daarop door Dr. Kuyper.
Wij hopen, dat bp de eerste de beste gelegenheid
den anti-revolutionairen raadsleden eens aan 't verstand
gebracht zal worden, al is 't dan ook door paganisten,
dat nog steeds waar is, wat Dr. Abraham Kuyper
schreef in noot 18 op zijne brochure „Het sociale
vraagstuk en de christelijke religie" met deze woorden
Een Overheid als orgaan en instrument der tijde
lijke meerderheid is daarom een zoo diep zondige
opvatting der magistrale taak.
AVij hebben gezegd.
Van Roomsche zijde worden pogingen aangewend,
het Bestuur der Officieren-Vereeniging te dwingen, de
verhuring van de zaal voor de vergadering met Van
Vorst terug te nemen. Een lijst gaat daarvoor rond
onder de leden.
Wij kunnen meedeelen, dat bij h<-t huren der zaal
onmiddellijk meegedeeld is, dat het Van Vorst is die
zou komen spreken, en dat toen nadrukkelijk gevraagd
is of daartegen van de zijde van het Bestuur geen
bezwaar zou worden gemaakt. De pachter zeide toen
van zijn kant geen bezwaar te kunnen maken en mo
gelijke bezwaren van het Bestuur der S. O. V. ter
kennis van het afd. .bestuur der S. D. A. P. te zullen
brengen. Het afd. bestuur Heeft nooit eenig bericht van
eenig bezwaar van de zpde van het bestuur der S.O.V.
gekregen, zoodat er aan die zpde blijkbaar geen be
zwaren bestaan.
Of het Bestnnr der S. O. V., nu beroofd van zpn
Voorzitter (den heer Gouka), zich door Roomsche leden
zal laten dwingen, een tegenovergesteld besluit te
nemen, zal nog moeten blijken. Maar de heeren kunnen
er zeker van zijn, dat onze afdeeling de verkregen
huurrechten niet zonder meer zal prijs geven.
Godsdienst en zedelgkheid. Reeds sinds ge-
ruimen tpd is het bekend, dat in die streken waar het
gezag der geestelijkheid het grootst is het drankmisbruik
en de misdaad nevens anoere ongerechtigheden het
weligst tieren. Limburg en Brabant zpn in Nederland
daarvan de treurige bewpzen. De onlangs voor het eerst
door het Centraal Bureau voor de statistiek uitgegeven
studie over de sexueele criminaliteit (de geslachtsmis
dadigheid) komt nieuwe gegevens bp de vroeger bekende
voegen in die studie, bewerkt door Mr. de Roos, wordt
o.a. met de cpfers bewezen, dat de voornaamste aan
deelhouders in sexueele criminaliteit de Roomscheu zpn,
op eenigen afstand gevolgd door de Protestanten, dezen
weer gevolgd door de Israëlieten en dezen op grooten
afstand door de niet tot eenig kerkgenootschap behoo
renden. De cijferverhouding is aldus
Mannen. Vrouwen.
Roomschen 13.5 2.3
Protestanten 10.0 0.6
Israëlieten 8.0 0.4
niet bij een kerkgen. beh. 5.4 0.6
Het buitengewoon hooge cijfer der Roomsche vrouwen
is extra de aandacht waard.
Het meer dan treurige formalisme (uiterlpk-vormelijke),
waartoe de Ned. Kerkgenootschappen onder den beder-
venden invloed van het kapitalisme zpn vervallen, kan
in de kringen der „geloovigen" geen ander gevolg
hebben dan toenemend ongeloof, toenemende onver
schilligheid, toemende verstomping van het zedelijk be
wustzijn. En waar in het Christendom toch reeds een
element aanwezig is, dat vijandig staat tegenover de
ontwikkeling der persoonlijke karakterkracht, kan een
tormalistisch Christendom niet anders dan zedeloosheids-
uitwassen in de hand werken.
De toestand aan boord. Dr. Thiebout van
Maassluis schreef voor korten tijd een artikel over den
toestand aan boord van zeevisschersvaartuigen in het
Tijdschrift voor Sociale Hygiène, dat als prae-advies
was bedoeld voor het Congres voor Openbare Gezond
heidsregeling, te Groningen gehouden.
Daar Dr. Thiebout zich tot taak had gesteld na
te gaan, „in hoever aan de meest elementaire eischen
der gezondheidsleer aan boord van zeevisschersvaar
tuigen wordt voldaan", behoeft het niet te verwon
deren, dat zijn prae-advies onder meer uitliep op één
opsomming der vele tekortkomingen.
Hp schrijlt dfl,n ook, dat „Nederland in vergelijk van
andere landen voor den zeeman weinig doet", een
teekenende erkenning voorwaarWeinig bemoedi
gend voor den zeeman is echter zpn meening, dat een
goede gezondheidsregeliHg zeer moeilijk is, „voorname
lijk omdat deze bedrpven een ongeregelde ievenswpze
vooropstellen".
„Vrede en Welvaartvan 15 December j.l., het
orgaan der visschers-vereeniging van dien naam, is
daarover begrijpelpkerwps weinig gesticht en schrijft
naar aanleiding daarvan
„Wat zeggen de zeelieden daarvan
Vinden zp het niet teekenend dat tegenover de ver
klaring van het weinige dat wordt gedaan ten onzent
en de opsomming van alles wat beter moest en beter
kon, ten slotte alles af schijnt te stuiten op de wissel
valligheid van het bedrijf
Men legt het stuk van Dr. Thiebout na de lezing neer,
maar is niet bevredigd.
Men verwacht bij beschrijving van zulke toestanden,
die zeker niet te zwart geschilderd zijn, een aanwpzen
van middelen, waarmede en waardoor dat alles beter
kan worden gemaakt, bij de inrichting der schepen en
de uitrusting ervan.
Men verwacht een waardeerend woord voor de stoere
kerels onder de visschers, die vechten voor de verheffing,
de moreele verheffing van hun beroepsgenooteu en een
aanmoediging om daarmee voort te gaan, want niet alle
visschers zpn zooals Dr. Thiebout ze teekent, lang niet
alle, gelukkig.
Men verwacht dat ook de invloed van een leven, zoo
als de visschers dat leiden, op de ontwikkeling, op het
gevoelsleven, op den mensch in zijn geheel uitgeoefend,
ook eens in het licht zal worden gesteld, al is dat
misschien niet hygiënisch.
En men vindt van dat alles niets.
Daarvoor moeten de visschers zelve zorgen en om dat
te kunnen doen moeten zij hebben hun vakorganisatie.
De afdeeling IJnmiden van den Zeemansbond heeft
dat al gedaan in een rapport, eveneens het Congres
voor Openbare Gezondheidsregeling voorgelegd.
In hoofdzaak behandelt dat rapport den toestand aan
boord van stoomtrawlers, zooals het artikel van Dr.
Thiebout in hoofdzaak de toestanden op loggers behandelt.
Met instemming halen wij in 't kort aan wat hierover
in het rapport van den Zeemansbond wordt gezegd en
vullen dat hier en daar met onze meening voorloopig aan.
Allereerst wordt weggenomen de gedachte dat de
oudere schepen, waarvan Dr. Thiebout spreekt, slechts
weinige zijn. De 200 bommen die varen, kunnen daar
alle onder gerekend worden, want nieuw-) worden de
laatste jaren niet meer gebouwd en loggers varen er nog
500, waarvan er wel 400 tot de oudere gerekend kun
nen worden. Er zijn dus een kleine 7000 man waarvan
elke 8 a 11 leven in een ruimte van 17 M3. en een
ruimte om te slapen hebben van ruim 1 M3. per man.
Zp leven en slapen in een „vooronder", waarin ge
bakken en gekookt wordt op een vaak ondoelmatig en
te veel warmte gevend kacheltje, terwijl hun proviand-
voorraad niet zelden in de kooi ligt.
En als her, daar niet ligt, dan bevindt het zich in het
„stoppenkistje" dat onder de bank staat waarop men
zit. Een goede kast ontbreekt.
De schuifdeuren, waarvan Dr. Thiebout schrpft, en
de daarmede, voor het verschaffen van lucht, in verbin
ding staande luiken, bleven dikwijls dicht, omdat in die
ruimen het proviand geborgen ligt, terwpl bij minder
goed weer het „huisje" boven het gat met den ladder
staat of het geheel wordt dicht gelegd en den geheelen
dag de lamp brandt.
Over het drinkwater valt te zeggen dat bijna nergens
meer de tonnen eerst met water gevuld worden en een
.vulling met havenwater zeker door niemand tfenschelijk
geacht kan worden. Hier is echter de laatste paar jaren
nog iets anders by gekomen.
De watertonuen worden bijna algemeen gemaakt van
machinaal gezaagd bout en dit hout geeft een nog sterker
smaak dan het met de hand bereide. Daarbij komt dat
dit hout bp het maken der tonnen nogal eens brandt
en dus vindt nen niet zelden in het drinkwater een
goede hoeveelheid houtskoolsplinters, die mede aan de
smaak geen goed doen.
De opgegeven bedragen aan voeding zpn voor een
aantal reederijen geheel juist. Er zpn er bp wien het
minder is. Daarvoor kan, in 't groot ingeslagen, uitstekende
voeding worden gegeven.
Maar is de levering wel altijd in overeenstemming
met de orderbriefjes?
Dit is zeker, dat een voornaam deel van de klachten
komt door de wijze van bereiding.
Als de reederijen konden besluiten wat meer toe te
zien en het wat minder over te laten aan de bemanning
zelve, die het koksbaantje voor 30 cent per week extra
geven aan dengene, die het maar hebben wil, of toevallig
door het lot daarvoor wordt aaugewezen, dan schoten
we op. Een k k moet zijn een nauwgezet man, die het
koken verstaat en dat niet tusschen 't werk door-
behoeft te doen, maar zich ook kan belasten met het
schoonhouden van een en ander.
Wij komen hier weer aan de reinheid.
Ongetwijfeld, wanneer de eene zeeman niet bang is
om een vinger meer uit te steken dan de andere, als de
onderlinge verstandhouding goed is en men voor elkander
wat over heett, kan wel wat gedaan worden.
Maar anderen, die buiten deze levensomstandigheden
staan, moeten zich daar niet van afmaken met eene
algemeenheid, maar. bedenken dat ook hier de omstandig
heden voor een groot deel den mensch hebben gevormd.
Werkt mee die omstandigheden beter te maken en
ook de mensch zal meer en beter gaan gevoelen dat
hp zich daar naar regelen moet."
Voor grooten en kleinen.
Als ik sterk was,
dan wou ik vechten,
tegen alles wat slecht is,
voor alles wat recht is,
en als ik wijs was
dan wou ik spreken
voor alles wat waar is,
dan wou ik zoeken
naar alles wat „klaar" is.
En ali ik niet sterk was
en als ik niet wps was,
dan wou ik het toch probeeren.
Inconnu.
De noodzakelijkheid der vakbeweging.
Dat het er voor ons, arbeiders, steeds beroerder zal
gaan uitzien, indien wij ons niet krachtig tegen de
ons verdrukkende en uitbuitende machten verzetten,
dat wordt opnieuw klemmend bewezen door het manifest
van de afdeeling Vlaardingen van de Houtbewerkers-
bond, dezer dagen verspreid.
Hebben de arbeiders in andere plaatsen, in andere
bedrpven, hunne loonen door den invloed hunner orga
nisatie zien stijgen, den knipers te dezer stede valt het
twpfelachtige genoegen te benrt, hun loonen te zien dalen.
De loonlijsten betvijzen, dat op dit oogenblik dooreen