Van onze vroede vaderen.
Verslag van de Gezondheidscommissie,
15 Maart.
Onder de ingekomen stukken was het verslag der
gemeentelijke schoolartsen, waarin De Bruin's
aandacht getrokken was door het buitengewoon hooge
getal zwakzinnige kinderen. Hjj vroeg daarom B. en W.
of zjj op grond van die cjjfers niet van plan waren,
nieuwe voorstellen voor onderwijs van zwakzinnige
kinderen aan den Raad te doen. De voorz. antwoordde,
dat het verslag nog pas zoo kort geleden was ingeko
men, dat het nog niet in het college van B. en W.
besproken was geworden. Maar hp zegde De Bruin toe,
dat hij zyn vraag in 't college ter sprake zou brengen.
Twee benoemingen trokken daarop zeer sterk
de aandacht De eerste was die van een lid der Comm.
van Toezicht op het Midd. Onderwijs, ter vervanging
van den heer Gouka. De eerst-voorgedragene, de heer
ter Horst, werd gekozen. Maar er werden 8 stemmen
in blanco uitgebracht, proteststemmen van Roomsch-
anti-revolutionaire zijde het reactionaire monster gromde
blanco. De tweede was die van een voorzitter en
plaatsvervangend voorzitter der arbeidsbeurs. Nu werden
er 4 stemmen m blanco uitgebracht, proteststemmen
tegèn den knoeirommel met deze arbeidsbeurs. En be
noemd werden 2 Boomschen, overeenkomstig het door
den heer Smit in zijn „benoemt-Roomschenrede" verra
den wachtwoord. Voorzitter werd mr. van Velzen, een
piepjong advocaatjewilde de Raad daarmee te kennen
geven, dat hij zelf' niet veel om d6 arbeidsbeurs geeft?
Een vrij lang debat had plaats naar aanleiding van
het voorstel van B. en W. om voor het groot aantal
aangegeven kinderen, waarvoor geen plaats op de tegen
woordige scholen te vinden was, de vroegere scholen aan
het Broersveld en de Schoolstraat weer in te richten.
B. en W. hadden tevens voorgesteld, geen kinderen
beneden de 572 jaar toe te laten en daardoor het aan
tal kinderen, waarvoor plaats gemaakt moest worden,
tot 120 terug te brengen. In den loop der discussie
bleek, dat deze voorstellen gedaan werden in volkomen
overeenstemming met den schoolopziener, Dr. Jennes,
en met Gedeputeerde Staten. Voor die 2 nieuwe oude
scholen moeten dus natuurlijk weer hoofden worden
benoemd.
Tegen de voorstellen zelf werd niet geopponeerd. De
Raad erkende algemeen de noodzakelijkheid ervan en
nam ze dan ook met algemeene stemmen aan.
Maar De Bruin meende in de toelichting der voor
stellen van B. en W. eenige uitlatingen te vinden, die
de uitlegging toelieten dat de bouw van een nieuwe,
toch hoogst noodzakelijke, school nu weer op de
lange baan zou worden geschoven. Hij bracht in herin
nering, dat reeds den 12 Mei 1908 door den Wethouder
van Onderwijs was verklaard, dat de bouw van een
nieuwe school niet wachten kon, en dat dit toen met
zooveel aandrang door hem was betoogd, dat de heer
Van der Drift daardoor bewogen werd tot intrekking
van zijn voorstel om den bouw uit te stellen. Nu was
het bijna Mei 1910. en nu is met den bouw niet alleen
nog niet begonnen maar weet men zelfs niet, waar de
school geplaatst moet worden. En daarom vroeg hij,
hoe B. en W. nu voor de plannen van een nieuwen
school stonden.
Tevens vroeg De Bruin waarom de leeftijd van aan
neming der kinderen verhoogd was, en of de bijzondere
scholen ook dien leeftijdgrens hadden.
De heer De Oroot verklaarde ten deele met De Bruin
in te stemmen, en vroeg, waar de kinderen dier nieuwe
oude scholen gymnastiek zouden krijgen, en of deze
regeling met 2 nieuwe hoofden niet erg duur was.
De Wethouder van Onderwijs antwoordde daarop,
dat de gymnastiek gegeven zou worden in de gymnas
tieklokalen der andere scholen, en dat er toch 2 nieuwe
hoofden moeten komen omdat de nieuwe te bouwen
school, die er een met 13 klassen zal worden, nu reeds
te klein is, en dus een 2e nieuwe school binnen niet te
langen tijd toch noodig zal wezen.
In zjjn antwoord aan De Bruin legde de Wethouder
van Onderwijs een eigenaardige prikkelbaarheid aan den
dag, die wij al meer bjj hem waarnamen, en die hem
ook na weer tot een onjuiste opvatting van De Bruin's
opmerkingen en tot het stellen van een persoonlijke
kwestie verleidden.
In plaats van eenvoudig te antwoorden, dat B. en W.
onophoudelijk bezig waren geweest met het zoeken
naar een geschikte en niet te dure oplossing van de
schoolbouwkwestie en dat een voorstel spoedig te wach
ten was, inplaats daarvan maakte hij zich boos op
De Bruin, beschuldigde hem dat hij niet kon „bewijzen"
dat B. en W. niets hadden gedaan enz.en bracht
daardoor een onaangename st mming in het debat, die
door De Bruin's opmerking in 't geheel niet opgewekt
was geworden.
Breedvoerig ging de Wethouder van Onderwijs ook
in op De Bruin's vraag naar de reden van de inkrim
ping van den leeftijdsgrens. Hij haalde er een Kon.
Besluit van 29 Oct. 1906, een besluit van Ged. Staten
van Zeeland, enz. bjj om dat voorstel te verdedigen.
Maar de hoofdzaak, n.l. De Bruin s vraag naar den
leeftijdgrens bij het bijzonder onderwijs, liet hjj onbe
antwoord.
Met een scherpe prikkeling in de stem verdedigde
hij daarop de noodmaatregelen van B. en W., die
door niemand, ook niet door De Bruin, waren aan
gevallen.
Een goed voorzitter zou door een korte samenvatting
van de argumenten van den Wethouder van Onderwijs,
met terzijdelating van alle prikkelende overbodige toe
lichtingen, een eind aan het debat hebben kunnen
maken, Maar onze Burgemeester heeft er nu eenmaal
geen slag van, een vergadering te leiden.
De geprikkelde stemming bleef dus. En het debat
werd voortgezet.
De Bruin beantwoordde een paar opmerkingen van
den Wethouder van Onderwijs, toonde opnieuw met
de cijfers aan, dat er met den schoolbouw werd gesleept,
sprak zjjn verwondering er over uit, dat evenmin
de Weth. v. Ond. als de hoofden van scholen, zooals
de Weth. had meegedeeld, dien toeloop van kinderen
hadden voorzien, en vroeg nu een positief antwoord
op de vraag, of de Raad „spoedig" op de indiening
van nieuwe schoolbouwt lannen kon rekenen.
De heer Ooslinga deelde mede, dat aan de gerefor
meerde scholen de leeftijdsgrens voor toelating ook
572 jaar is, bracht den Weth. v. Ond. hulde voor
zijn goede zorgen voor het openbaar onderwijs, en
bevestigde als lid van de Grondbedrijfscommissie, dat
plannen voor een nieuwe school voortdurend in be
spreking waren.
De Wethouder van Onderwijs kwam nu met boos
heid verklaren, dat De Bruin hem gelooven moest als
hjj iets zeide, dat hij niet zat te liegen maar de waar
heid sprak, dat het waar was dat hij niets van dien
toeloop had voorzien enz
De Voorzitter meende toen ook tegen De Bruin te
moeten uitvallen, zeide dat hjj hoopte dat de Raad
De Bruin niet voor de derde maal het woord zou ver-
leenen (wat deze niet eens had gevraagd)Een
heel klein Schiedamseh gemeenteraads-heibeltje spookte
in deze verkiezingsdagen door de zaal.
De Bruin verklaarde natuurlijk dat de Wethouder
hem ten onrechte aldus beschuldigde en zette de zaak
even recht.
Ten slotte kwam de heer Van Westendorp nog een
uitval doen tegen de raadsleden, die zijn mooie
Doeleplein-plan hadden doen kantelen (zijn partijgenoot
Koopmans was destijds in deze zaak de voornaamste
bestrijder van den heer v. W.hjj zette een
pluim op den hoed van zijn collega, hij gaf een
snauw naar De Bruin.
En toen was de kwestie klaar. Er werd niet gestemd.
Een beetje getik op de tinnen inktkokers. Klaar was Kees.
Hierna kwam het door B. en W. geformuleerde
voorstel-Wittkampf (ontheffing van belasting
betaling voor de belastbare inkomens tot f 100in
behandeling.
De Bruin vroeg of nu ook zijn progressie-voorstel
behandeld zou worden. Na eenig heen en weer praten
werd daartoe besloten. Bjj de stemming verklaarden
zich tegen progressie, dus tegen belasting
naar draagkracht, alle kerkel(jken behalve
de heer Goslinga. er vóór verklaarden zich alle
vrijzinnigen, De Brnin en de heer Goslinga.
Deze laatste had gepoogd, het voorstel van De Bruin
als een melk-en-water-voorstel voor „alle raadsleden"
aannemelijk te maken, beweerde dat in de tegen
woordige inkomstenbelasting reeds progressie zit, en
had de domheid zich vóór het voorsfel-De Bruin te
verklaren. Toen Mr. Jansen, de heer Wittkamif en
anderen onder algemeene hilariteit den heer Goslinga op
zijn „vergissing" opmerkzaam maakten, was de heer
Goslinga niet snugger genoeg te retireeren. En zoo
sloeg hij met zijn vóór-stemmen (onder algemeene
vroolijkheidopnieuw een gek figuur.
Bij het eigenlijk voorstel van B. en W. (het gefor
muleerde voorstel-Wittkampf) kwam natuurlijk de
kwestie ter sprake, dat daardoor een aantal kiezers
het kiesrecht voor den gemeenteraad zou verliezen.
De Bruin en anderen legden den vollen nadruk op dat
bezwaar. Maar de voorzitter verklaarde dat dit er
niets mee te maken had, welke verklaring hem de on
aangename opmerking van den heer De Groot en van
De Bruin op den hals haalde, dat de Kieswet zelf ze
aan elkaar heeft gekoppeldEn de heer Wittkampf
verdedigde de stelling, dat de ontheffing van de laagste
inkomens voor hem van zóó overwegend belang was,
dat hjj daarvoor de ontkiezering van e«-n aantal kiezers
grif over had. Ten slotte was de meerderheid het met
hem eens en werd met 10 tegen 8 stemmen de ont
heffing van de belastbare inkomens tot f 100.aan
genomen. Vóór stemden alle vrijzinnigen, de Katho
lieken Honnerlage Grete, Smit en Wittkampf, en de
anti-revolutionairen Van der Drift en Van der Meer.
Er tegen stemden alle overige clericalen.
De heer Goslinga kon ook nu niet nalaten een gek
figuur te slaan. Hij stelde voor, inplaats van f100.
te lezen f 50.maar kreeg over dat voorstel zóó bar
op zijn gezicht van den heer Wittkampf, dat hjj het
maar weer gauw introk en een nieuw voorstel indiende.
Dit werd even ongenadig door den heer Wittkampf
uiteengerafeld en kwam niet eens in stemming.
Het voorstel van B. en W. tot wijziging der precario-
belasting, op zich zelf van niet veel belang, werd oorzaak
van een algemeene vroolijkheid. De heer Smit verklaarde
er zich nl. tegen en wilde de heele belasting aan een
grondige herziening onderwerpen. „In welken zin?'
spotte de heer Wittkampf. Daar was het hek van dei
dam. Iedereen nam den heer Smit in de maling, zelfs
de voorzitter.
Aan het slot der vergadering deed de heer Koopmans
de vraag, of het afsluiten van de waterleiding wegens
nalatigheid in 't betalen door één verbruiker, zooveel
menschen van watergebruik mocht beroven als nu ge
beurd was.
De voorzitter gaf in bedekte termen te kennen, dat
die afsluiting in strjjd met de vigeerende verordening
was en dat zooiets niet meer zou gebeuren.
En toen was het weer afgeloopen.
1) Alle cursiveeringen in de aangehaalde zinnen uit het Verslag
zjjn van ons. Red.
Het verslag van de Gezondheidscommissie te Schiedam
over 1909, met buitengewoon-neutrale droogheid samen
gesteld, bewjjst opnieuw, dat deze commissie onder leiding
van den onla' gs overleden heer Gouka als voorzitter
en van Dr. Endtz als secretaris, haar wettelijke taak
met zeer veel nauwgezetheid opvat. Of dat zoo blijven
zal? We willen het hopen. Maar de Commissie verloor
in 1909 drie barer 7 leden, nl. de heeren Gouka, Kramers
en Lodder. En het zal een toer zijn te Schiedam drie
goede plaatsvervangers te vinden, vooral een voor den
heer Gouka. Bovendien zal de ellendige rechtsck
partijpolitiek ook deze commissie wel niet ongemoeid laia\
wij vernamen reeds bjj geruchte, dat dit reeds geschied
is. Moet niet alleen de Raad maar ook de Gezondheids
commissie dienstbaar gemaakt worden aan de belangen
der rechtsche politiekers 't Is fraai
Daar het verslag geheel of in zeer uitgebreide uit
treksels door de plaatselijke dag laden is overgenomen,
kunnen wjj ons bepalen tot enkele gedeelten, meer bjj-
zonder van belang voor onze lezers.
lo. Op blz. 6 vindt men de volgende alinea:
„De z.g. brandsloot achter de Hoofdstraat is nog
steeds een open riool1) hoewel nog slechts dienende
voor een klein gedeelte van het groote arbeiderskwartier
ter plaatse, is haar toestand bepaald slecht te noemen.'
Er wonen daar ook maar arbeiders!!
2o. Op blz. 7 lezen wjj het volgende: „De plannen
tot verbranding van straatvuil hebben nog geen vasten
vorm aangenomen. De ophooping van het vuil op het
terrein is bepaald onrustbarend, in verband met de plaats
van het terrein, dat sterk is ingebouwd.
Ons „christelijk" gemeentebestuur is toch wel zeer
bekwaam.
3o Op blz. 8 wordt melding gemaakt van het feit,
dat het uitzoeken van lompen door een gezin als huis
vlijt werd beoefend". Het verslag noemt dit nog een
sporadisch geval, maar acht h' t toch iets zeer ongunstig*.
4o. Het systematisch woningonderzoek blijkt, door ge
brek aan „geschikte krachten" ook in 1909 niet klaar
te zjjn gekomen. Was het niet mngeljjk geweest een
paar bekwame bouwvakarbeiders in hun werkloosheids
seizoen dat onderzoek te laten voltooien?
5o. Met voldoening constateert het Verslag dat de
Bouwverordening een „goeden invloed" heeft uitgeoefend
„op het aantal privaten in het oudere stadsgedeelte",
al moesten die dan ook allemaal „buitenshuis" worden
gebouwd.
6o. Over de „verbeterde" woningen in het Bubber-
mansgesticht zegt het Verslag„eene concurrentie met
goede woningen zullen zij echter moeilijk kunnen aangaan
Toch wonen daar arbeidersgezinnen in, en in nog min
dere woningen ook. En toch weigert ons „christelijk'
gemeenteoestuar voor voldoende „goede" arbeiderswo
ningen te zorgen.
lo. Een zeer sterk staaltje van gemeentelijk wanbeheer
geeft het volgende (bl. 10): „Onder datum van 2 Fe
bruari ontvingen wjj van B. en W. het verzoek om ad
vies op een voorstel van den Ambtenaar belast met het
bouwtoezicht, m de woningen Peruisschestraat. 11 en
13 onbewoo baar te verklaren. Aangezien uit het voor
stel bleek dat de woningen, zjj het dan ook met hooge
kosten, voor verbetering vatbaar waren, besloot onze
commissie B. en W. hierop te wijzen Verder bleek ook
dat de gemeente zelve eigenares der woningen was, zoodai
wij aan het slot van ons schrijven adviseerden de wo
ningen eenvoudig af te brekeu. Dit is dan ook geschied"
Een gemeente, die arbeiderswoningen in eiqendom
heeft en die zóó ellendig onderhoudt dat ze die ten slotte
op advies der Gezondheidscommissie, op grond van
onbewoonbaarheid moet afbreken, is dat geen ver
meldenswaardige gemeente? Daarin staat Schiedam toch
nog beneden Sliedrecht.
Jongens ja, zoo'n gemeente met zoo'n puik „christelijk'
gemeentebestuur verdient een extra lijstje!
8o. Op bl«. 12 en 13 vermeldt het verslag, dat de
loodsuikerfabriek oorzaa is geweest van loodvergiftiging
onder de arbeiders der daar achter gelegen glasfabriek.
Door de afd. Schiedam der Ned. Ver. van Glas- en
Aardewerkers was dit ter kennis der Gezondheids
commissie gebracht. Deze onderzocht het geval en
constateerde de juistheid der klacht. Daarom wendde
-