W er kloosheidsbestrijding
Maatschappelijke orde".
herinnerde de Voorzitter vóór de stemming over het
voorstel-Von Briel Sasse de Raadsleden eraan, dat zij
niet geheel uit het oog moesten verliezen dat men daar
buiten voldoende waardigheid en ernst van hen ver
wachtte. Alsof men veeren kan plukken van een kikker!
Nog een heelen tijd deinde de verlegenheid over hun
April-grap onder de Raadsleden na. Op 't gericht van
den Bargemeester stond te lezen: „wat ben ik blij, dat
ik met zoo'n troep niet lang meer hoef te werken!"
En op de tribune regende het nog kwinkslagen over
deze opperste mop van Schiedams Vroeden.
De benoemingskwestie, die tot deze eerste rangs
komische scène aanleiding gaf was de volgende:
In de vorige zitting besloot de Raad zich tot de
Regenten van het St. Jacobs Gasthuis te wenden met
de vraag, hoe hun meening is over de benoeming van
Regenten in de 2 vacatures voor een tijdvak van 8
jaar. Regenten hadden daarop geantwoord, dat zij de
stichtingsoorkonde nog niet hadden kunnen vinden en
hun meening dus nog niet konden uitspreken zoolang
zij niet precies wisten wat die oorkonde over de be
noeming van Regenten bepaalde. De heer van Westen
dorp (zelf Regent) bepleitte bovendien de onwettigheid
van Mr. Jansen's-voorstel op grond van art. 2 van het
reglement van het Gasthuis, (dat alleen van benoeming
zonder meer spreekt), op grond van art. 17 (dat de
Regenten de bevoegdheid toekent veranderingen voor te
stellen) en op grond van art. 5 der Armenwet (dat
gemeenschappelijke beraadslaging over vaststelling en
verandering van dergelijke reglementen voorschrijft
voor den gemeenteraad en debetrokken commissie.)
Daarom vroegen Regenten, voor wie de aanvulling der
vacatures dringt, tot benoeming zonder meer van 2
Regenten over te gaan.
Mr. Jansen ontkende dat zijn voorstel onwettig was.
En kreeg de stemmen der 10 bovengenoemde Raads
leden vóór zijn voorstel, om in de eene vacature een
Regent te benoemen voor den tijd tot 31 Dec. 1915 en
voor de andere tot 31 Dec. 1917, met het doel daarmee
een rooster van altreden telkens van 1 regent iedere
2 jaar aan te leggen.
Na de aannemiüg van dit voorstel speelde de Raad
bovenvermelde komische scène af.
Wat het voorstel van Mr. Jansen betreft, dat ligt
zóó geheel in den lijn van een democratisch regeerings-
leleid, dat de heeren Van Westendorp en De Groot en
later ook De Bruin hun verwondering erover uitspraken,
dat zooiets van Mr. W. H. kwam. De heer Van
Westendorp gaf ronduit te kennen, dat hij juist daarom
het zaakie niet vertrouwde. Hij zeide niet met zoovele
woorden wat hij er achter zocht maar het was duidelijk,
dat hij er een nieuwe poging van Slok-op in zag om
ook op deze instelling de zwarte hand te leggen.
Voordat deze benoemingskwestie aan de orde kwam,
was op voorstel van den heer De Groot voorlezing
gedaan van het jaarverslag der Commissie voor het
stedelijk Ziekenhuis. Daaruit bleek o.a. dat het
aantal verplegingsdagen van 7180 in 1908 tot 8598 in
1909, dus met 20 procent, was gestegen. Op grond van
die cjjfers betoogde de Commisrie nog eens, dat zij de
verantwoordelykheid voor den bestaanden
toestand niet meer dragen kan en dat er slechts
één oplossing uit de Ziekenhuis-misère is, n.l. de
bouw van
een nieuw Ziekenhuis.
Iedereen, ook de Voorzitter, wachtte op eenig voor
stel van den heer De Groot naar aanleiding van deze
door hem gevraagde voorlezing. Maar de heer De Groot
hield zijn mond en liet deze prachtige gelegenheid
voorbijgaan om nog eens de Ziekenhuis-kwestie te
stellen.
Wat een gemis aan politiek bewustzijn
Bij het voorstel om den magazijn-meester van
het entrepot een gratificatie van f 100.—toe te kennen,
vroeg De Bruin, welke omstandigheden zulk een grati
ficatie wettigden en ol hier niet een verhooging van
inkomen meer op haar plaats was. Uit de besprekingen
die hierop volgden bleek, dat de betrokken magazijn
meester f400.per jaar ontvangt, in de laatste 1VS
jaar zeer veel meer heeft moeten arbeiden dan daar
vóór, maar deze groote drukte wel weer eens zou
kunnen verminderen. De Bruin verklaarde daarop, nu
wel met het voorstel te willen meegaan, maar over de
loonskwestie toch niet tevreden te zijn gesteld. Daarop
zal hij dus vermoedelijk bjj de eerstvolgende begrooting
terugkomen.
De heer Smit, die zich in den laatsten tijd zeer
koesjt heeft gehouden, nam nu de gelegenheid te baat
om weer eens een ongelukkigen indruk te maken.
B. en W. stelden n.l. voor, het muurvlak van het huis
van den machinist van het poldergemaal aan het Emma-
plein voor f 25.per jaar te verhuren aan de Schied.
Verzekeringsmaatschappij. Dat muurvlak was tot 1 Dec.
1909 in huur geweest bij den heer Smit, maar deze
had de huur opgezegd, doch later weer f 10.—geboden,
wat evenwel door het gemeentebestuur van de hand
was gewezen. Nu kwam de heer Smit vertéllen,
dat B. en W. hem schandelijk hadden behandeld, dat
het niet aanging, terwijl men met hem nog in onder
handeling was, nu eeu voorstel van verhuring aan een
ander in den Raad te brengen, enz.De heer Van
Westendorp toonde door voorlezing der stukken aan,
dat de heer Smit een onjuiste voorstelling van zaken
gaf en B. en W. zeer correct hadden gehandeld. Waarop
de heer Wittkampf den heer Smit eventjes ongenadig
afdroogde.
Het verwonderde ons, dat niemand den heer Smit er
opmerkzaam op maakte, dat zulk een verdediging van
particuliere belangetjes in lijnrechten strijd is met het
geen men van een Raadslid kan verwachten.
Het was gewoonweg een belabberde scène.
Hierna had een lang debat plaats over het verzoek
van het Bestuur der Ambachtsschool omlo. een
extra bijdrage van f 500.over 1910, 2o. de verlaging
der jaarlijksche aflossing van 6 tot 5 procent, 3o. een
stuk grond in erfpacht, 4o. een bouwcrediet van hoog
stens f 23000 voor uitbouw der school en 5o. intrekking
van de verplichting van hypothecair verband met de
gemeente.
In een onsamenhangende ellenlange speech vertelde
de heer Goslinga, dat hjj twijfelde aan de zuinigheid
in het beheer der school, dat hg de opzet van het
subsidiestelsel aan de Ambachtsschool verkeerd vond,
dat hg vond dat de buitenleerlingen te veel aan de
school kostten en dus ook weer aan de gemeente,
dat hjj het bedrag van f 23000.voor een smidse en
een leerlokaalveel te hoog vond, en dat hg het
afkeurde dat. B. en W. het Raadsbesluit aangaande
het leggen van hypothecair* verband eenvoudig niet
hadden uitgevoerd. Hjj stelde daarom voor, wel crediet
te verleenen, maar zonder te zeggen hoeveel, en het
besluit van hypothecair verband te handhaven.
Het eerste dezer 2 voorstellen trok de heer Goslinga
later weer in. T
Het tweede onthulde op nieuw met welk een lichtzin
nigheid de Raad vandaag ja en morgen neen zegt. De
heer Van Westendorp en de Voorzitter verdedigden het
voorstel van B. en W. op dat punt door er aan te
herinneren, dat zij van den Raad in gesloten zitting
de opdracht hadden gekregen een voorstel te ontwerpen
zoo als zij nu ter tafel brachten. Maar jawel, de Raad
ging nu met den heer Goslinga mee en liet het voorstel,
dat de Raad zelf B. en W. had opgedragen in te dienen,
nu kelderen.
Wat een kerels
De Ambachtsschool kreeg de 4 eerste aanvragen in
gewilligd. Maarheel duidelijk bleek, dat de
Raad nu niet méér wil doen voor de Ambachtsschool
en dat de Raad voor de consequenties van zijn Am-
bachtsschoolpolitiek van 1907 begint terug te deinzen.
Zeer ter snede merkte De Bruin daarom op, dat de
heeren nu hun verdiende loon kregen voor hun door
drijverij in 1907 tegen alle waarschuwingen „van zekere
z\jde" in, daarbij doelende op de oppositie van Van
Leeuwen tegen de oprichting eener particuliere inplaats
van een gemeentelijke Ambachtsschool, waarbij torn
ook de moeieljjkheden waarin de Ambachtsschool en de
gemeente beiden nu zitten werden voorspeld.
De heeren zullen nog wel eens meer ondervinden dat
stemmen geen kunst is en misbruik hunner meer
derheid maken evenmin, maar dat het wel een kunst is
om goed te regeeren en dat zij met hun stemt-
maar-raak-politiek en hun armoe aan goede werkers die
kunst volkomen missen,
Aan 't einde der zitting verkocht de Raad opnieuw
een stuk gemeentegrond, zijn eenigen waardevollen
bron van inkomsten opnieuw aldus verkleinende.
In de Nieuwe Schiedamsche Courant van 31 Maart
kwam het volgende artikel voor
Nationale Tereeniging tegen de
Werkloosheid.
Van wege de Nationale Vereeniging tegen de Werk
loosheid is een schrijven gericht ook aan verschillende
aanzienlijke ingezetenen dezer gemeente, waarin zij
mededeelt, binnenkort een circulaire te zullen verspreiden
tot werving van leden. Zij is van meening dat het
meeste resultaat zal worden bereikt, wanneer die cir
culaire in elke gemeente ter verspreiding wordt aan
bevolen door eenige invloedrijke personen van verschil
lende politieke richting. Daarom verzoekt zij bedoelde
personen allereerst als lid te willen toetreden en in de
tweede plaats om de betrokken circulaire, voor zoover
't hun gemeente betreft, wel van een aanbeveling te
willen voorzien.
Bedoeld verzoek is volgens mededeeling in be
doeld schrijven gericht tot de heeren H. J. A. Coppens,
A. C. A. Nolet, P. J van Harderwijk, J. H van Wes
tendorp, M. C. M. de Groot, G. Visser Bzu., J. M. van
der Schalk, P. Loopuyt, mr. J. C. von*Briel Sasse,
T. S. Goslinga, ds. P. C. A. Halfman, ds. S. T. Goslinga
en ds. J. J. L. Duyvendak.
Het schrijven is voor de Katholieken al reeds daarom
minder aantrekkelijk, omdat in eene .gemeente, waar
zij circa 12000 zielen tellen, slechts één Katholiek,
buiten het geëerbiedigd hoofd der katholieke gemeente,
in deze circulaire genoemd wordt, terwijl zij toch aan
verschillende antfersgezinden is toegezonden.
Wjj hebben hier weer'e doen met een van die uitingen
van moderne philantropie, die in kringen, waar de chris
telijke liefdadigheid met toewijding beoefend wordt,
maar slecht ingang kunnen vinden. Bovendien dringt
zich hier weer eene organisatie op, die wij in onze
gemeente best kunnen missen Hier, waar wij ons eigen
werkloosheidtonds hebben, gesubsidieerd door de ge
meente, die daaraan een aardige bijdrage, natunrijjk
indirect uit de zakken der belastingschuldigen, heeft te
offeren, is bedoelde organisatie geheel onnoodig.
Wij vertrouwen dan ook, dat bedoeld schrijven voor
onze gemeente weinig gevolg zal hebben. Hier in onze
gemeente, waar de christelijke liefdadigheid voortdurend
in de weer is om indirect de gevolgen der werkloos
heid te bestrijden, behoeft de moderne philantropie ons
geen nieuwe organisatie op te dringen: wg hebben ons
eigen werkloosheidfonds en onze christelijke inrichtingen
van liefdadigheid. Daar door wordt het euvel der werk
loosheid voldoende bestreden.
Schiedams weldenkende- ingezetenen zullen zeker
tegenover deze vereeniging, die zich op zoo eigenaardige
wijze ook in onze gemeente weer wil inburgeren, het
woord toepassenhanden op de zakken. Voor onze
werkloozen zullen wg zelf'nog wel weten te zorgen.
Dit artikel verdient om twee redenen de aandacht,
le. Omdat ook in dit artikel de Slok-op-geest der
Roomschen en de heilige nag ver der christelijke coalitie
partijen weer duidelijk aan den dag komennu het
niet meer gaat om de verovering van de meerderheid,
maar een meerderheid is verkregen die ieder machts-
gebruik toelaat, gaan de verbonden christenen met echt
duivelschen afguust elkaar de grootste en beste brokken
van de buit betwisten
2e. Omdat ook in dit artikel het reactionaire stand
punt van de Roomsche leiders weer heel sterk naar
voren komtde werkloosheidsbestrijding wordt erin
voorgesteld als een werk van philantropie („onze christe
lijke inrichtingen van weldadigheid"), waarvan zelfs
gezegd wordt„daardoor wordt het euvel der werk
loosheid voldoende bestreden" (hoe de Nieuwe van het
totaal bedorven en daardoor mislukte gemeentelijk
werkloosheidsfonds durft spreken als een middel tot
bestrijding der werkloosheid, is een raadsel). Het is dit
Roomsche orgaan dus niet slechts een verborgenheid
gebleven, dat de werkloosheid een onmiddellijk uit
vloeisel is van het kapitalistisch voortbrengingsstelsel.
Maar het wil, door middel der weldadigheid den
grootsten nood der werkloozen lenigende, een we kelijke
bestrijding der we>kloosheid achterwege late». De
weldadigheid wordt daardoor ook in dit geval een
middel tot bestrijding der arbeidersbeweging en ver
dediging van het kapitalisme. En dat is verroest
reactionair.
Alleen door de organisatie der arbeiders en door
den strgd hunner organisaties is het mogelijk den weg
te banen, waarlangs men ook tot vernietiging der
werkloosheid samengekoppeld aan gemis aan inkomsten
kan komen.
Schiedam geniet van de maatschappele „orde" op
buitengewone wijze.
Landman is op de flesch. De curatoren hebben de
afwerking der bestellingen opgedragen aan de firma
Smit en deze verscheept al wat mogelijk is naar haar
eigen fabriek ter afwerking. Een paar kleinigheden
worden nog hier afgemaakt. Maar dat telt nauwelijks mee.
Hoeveel armoe en gebrek onder de Schiedamsche
arbeidersgezinnen ten gevolge van dit faillise ient
heerschen, is eenvoudig niet te beschrijven.
Smulders heeft bijua niets te doen in de meeste af-
deelingen. Hoeveel arbeiders met hun gezinnen daar
van het slachtoffer zijn geworden en nog zullen worden,
is niet te berekenen. Maar zeker is, dat de honger-
dttivel tegenwoordig feest viert te Schiedam.
Dat komt allemaal van die prachtige „orde", die
onze burgerpartijen, de christelijke voorop, zoo graag
willen handhaven. Men werkt alleen om de winst;
men neemt tientallen en desnoods honderdtallen arbeiders
in dienst als daarmee winst te maken is en daardoor
een concurrent de winst ontfutseld kan worden; en men
zet ze met evenveel gemoedsrust weer op de keien, als
ze geen winst meer kuun n opleveren.
„Winst" is de drijfkracht en tegelijk het doel der
maatschappelijke „orde".
In naam dier „orde" worden de grootste misdaden
en vergrijpen gepleegd door de werkgevers tegenover
de arbeiders.
Daarom wekken wg de arbeiders op, door organisatie
en strijd aan die „orde", wier eenige voordeelen de
winst der ondernemers zijn, een eind maken, en een
andere „orde" te scheppen die niet iederen dag duizenden
slachtoffers aan honger en ellende overlevert.
En met diepe verachting kjjken wjj neer op de
smerige praktijken der pol tieke Christenen, die met
hun zoogenaamde verdediging van het Christendom niets
anders, doen dan de winst der ondernemers beschermen
en de ellende der werkers bestendigen. Hun schoone
woorden bedekken zeer leelijke daden.