Uit Vlaardingen. toch maar over straal dwijlen. We wezen haar erop dat we meer vrije tijd verlangden om ons wat meer te kannen ontwikkelen, en tevens wanneer we den leelen dag zijn bezig geweest in kamers, keuken of kelder, dat we dan behoefte hebben aan de buitenlucht om wat frissche lucht in onze longen te krijgen. En wat dat straatslenteren betreft, wij betreuren het even diep als hu i het veroordeelen, dat er een massa meisjes zijn die nog niet weten hoe het beetje vryen tyd wat ze hebben, nattig en aangenaam te besteden. Maar, zeiden we, daarvoor was ook onze organisatie, wier streven het is, de dienstbode te verheffen. Na ja, zei ze, maar ik zit liever in de keuken en wanneer viij maar goed zyn, worden de Mevrouwen van zelf goed. Ik voor my geloof eerder het tegenovergestelde, en gij lezeressen Gelooft gij, dat wanneer ge maar flink u afbeult, (want daarin bestaat immers onze goed heid) de mevrouwen n een flink loon, genoeg vryen tjjd enz. enz. zullen geven Neen immers. Dat verkrijgen we alléén dan, wanneer we ons als züsters aaneensluiten en lid worden van den Alg. Ned. Dienstb. Bond. Daar alleen is onze kracht. Maar we gaan verder. Juffrouw koopt u een vakblad van ons Needaar wil ik niks mee te maken hebben, dat weet jullie toch wel. Bom de deur voor ons neus dicht! We stappen weer wat door, verkoopen eens een ,0us Streven" en bellen dan weer ergens aan waar Mjjnheer opendoet. Zoo juffieMynheer, is de dienst bode thuis Neen, maar (komt een stapje nader) wat moeten jullie 0, Mjjnheer, de dienstbode spreken. Ja, maar ik wil weten wat jullie komt doen, als er iets voor de meid komt dan moet ik toeten wat het is. Zoo Mijnheer, dat is verregaand brutaal Zoo vindt je dat, nn jij bent brutaal hoor om dat tegen mij te zeggen, ik moet weten wat er komt voor de meid. We stelden hem voor 't geval wanneer zyn dienstbode zoo deed tegenover zijn bezoekers, dat stond o.i. gelijk. Smijt woedend de deur dicht. Hé Mijnheer, ik heb niet zoo'n opvoeding genoten als u. Hy steekt zjjn hoofd nog eens even echt nijdig buiten de deur en roept: Neen, als n opvoeding genoten had zou u niet zoo brutaal zijn, en bel nu maar niet meer want ik laatje met de politie van de deur zetten! Nu Mijnheer, dat zal ons zeer aangenaam zijn, goeiendag Eeu harde slag en we staau eenigszins verbluft door zoo'n optreden van een wel opgevoed meusch, maar we zija maar meiden. Mijnheer wist heel goed dat we van de dienstbodenbond kwamen ('t was niet de eerste kennismaking) vandaar zijn boosheid Nog een klein staaltje. Op ons bellen komt Mevrouw voor. Op onze vraag naar de dienstbode zei zij, met een blik op onze krantenO, dat is zeker van die blaadjes hè Neen hoordaar moeten wij Diets van hebben. Nu ja Mevrouw, dat hindert niet, wij moeten de dienstboden hebben, u nietFlap, de deur dicht Verderop verkoopen we nog een enkele maal een blad, ,en dan is 't weer tien uur, tijd om te eindigen. En we gaan naar huis in de vaste overtuiging dat we hard, erg hard moeten werken, maar dat we ééns zullen overwinnen. T. Serlier. Vergadering Nieuwe Nederlandsche Post- bond. Zondagmiddag had de afdeeling Vlaardingen van den N. N. P. een vergadering belegd op de boven zaal van den Volksbond, waar Th. v. d. Gieten van Rotterdam zou spreken over de vraag„Waarom het Post- en Telegraafpersoneel niet tevreden kan zijn met de begrootingsvoorstellen van 1910." De meerderheid der lagere postbeambten was aanwezig. De Voorzitter opende de vergadering met zjjn spjjt uit te drukken over het feit dat de mannen van den ouden bond „De Post" schitterden door afwezigheid, ondanks de gezonden uitnoodiging. Natuurlijk wordt nu weer het argument gebruikt dat men niet komt omdat de vergadering op Zondag plaats heeft. Dat is natuurlijk een smoesje, in de week is er eenvoudig geen gelegen heid om te vergaderen. Het woord was vervolgens aan Van der Giesen, die begint met op te merken dat de verbetering van positie bjj de begrooting van 1905 gegeven, niet schitterend was, maar vergeleken met het nu voorgestelde, nog heel wat beteekende. Hij gaat vervolgens na hoe de levensstandaard in de laatste jaren met 25 pCt. is gestegen. Dat is den Ministers niet onbekend, want die van Justitie, Oorlog en Marine, motiveeren hunne verhoogde begrotingsposten met de stijging van den pry's der levensmiddelen en diverse Armbesturen, als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag hebben hoogere posten aan de gemeentelijke autoriteiten gevraagd met hetzelfde argument. Bovendien is sinds de invoering van het verlaagde posttarief de dienst veel meer uitgebreid en intensief geworden. Daardoor zijn de inkomsten van den dienst belangrijk gestegen, zoodat lotsverbetering niet kan worden geweerd met het argument dat den dienst ge makkelijker is of nadeelig. Spreker geeft verschillende cijfers waaruit blijkt dat na de invoering van het verlaagde tarief bijna f 2.000.000 meer ontvangen werd dan over eenzelfde tijdperk voor die invoering. Ook dit jaar sluit de raming van inkomsten en uitgaven, zelfs na aftrek van de voorgestelde ver betering met een overschot f 1.767.547.65. Wat wil de Minister nu aan verbetering geven. Wie de troonrede leest zegt er weinig van, daar wordt alleen gesproken van de noodige toewijding, die de ambtenaren moeten hebben. Komt er meer personeel, zoodat de intensiviteit vermindert Geen sprake van. Daarvoor blijft het stelsel van lokale, jonge krachten, die voor weinig geld werken, gehandhaafd. De Minister stelt voor een hooger bedrag voor de bezoldiging der post- en telegraafambtenaren beschik baar te stellen van f 386.017. In dit bedrag zit ook het noodige voor de aanvullingsbegrooting van 1909, salarissen van directeuren en commiezen. Daarvoor gaat van genoemd bedrag af f 180.096. Er bljjft dus over f 205.921. Maar daar moet at t 19.000 voor de mede telling der postbodenjaren' voor de bereiking van het maximum salaris, dat berekend is op een totaal salaris van f 540, maar in werkelijkheid voor de meesten niet meer dan f 400 bedroeg, zoodat zij er eenige dienst jaren by inschieten. Er blyft dan in totaal over f 186.921 voor meer dan 10.000 ambtenaren. Bovendien merkt spreker op dat de medetelling der postbodt Djaren een heel oude eisch is. Spreker gaat de positie van diverse categoriën na, o.a. van klerken en kantoorknechts en komt ten slotte tot de conclusie dat gezicht zetten tegenover vreemdelingen, was soms model voor liefhebbers van vagebonds-figuren, en zoo leefde hy. Toen-ie zestien was, wouen ze hem doen werken. Ter zee, op de vischvangst moest-ie. Doch half dood kwam-ie terug. 'Ze hadden hem gepest omdat hy het zware werk niet aan kon, daar had-ie geen pooten aan z'n lijf voor. En zoo ging 't voort, levende in een oude planken hat, stroopende en kapende, en bedelend. Iu den winter had 'n koddebeier 'm driemaal ge snapt, drie weken moest-ie zitten. Hy liep naar de stad en ze zetten hem bij een stel kerels in hechtenis. Maar 't was er warm en hij kreeg d'r eten, beter dan-ie ooit gehad had op de beste van zijn feestdagen. Kort nadien kwam hy terug, voor drie maanden nu. Ze hadden 'm gesnapt met kapen. Kou hem niks hommen, hij was weer onder dak. Waren ze bij 'm gekomen met allerhande kletspraat. Een dominee wilde hem bekeeren, een schoolmeester wilde hem leeren lezen en schrrjveu. Waartoe? Een derde wilde'm leeren werken. D'r wou 'm immers toch niemand aan 't werk hebben. Hij b greep van dat alles niks. D'r was zoo'n ont zaggelijken afstand tusschen zyn geestestoestand, en dien van de anderen, dat hij geen enkele poging deed' om er bij te komen. En allemaal keken ze hem ver achtelijk aan, als hij daar zat met zijn wezenlooze, idiote oogen, ze aan te gluren. Rare wezens, die menschen, hij begreep hun niet en zij begrepen hem niet, dat gold voor degenen die zich met hem bemoeiden, zooals die daar in de gevangenis. In het dorp bemoeide zich niemand met hem. Allemaal waren ze daar erop uit om hem het leven zuur te maken. Vaak ranselden ze hem van de deur, de kinderen pestten hem in zyn hut en toen hy terugkwam na drie maanden voor diefstal te hebben gezeten, werden ze werkelijk wreed, en maakten ze hem het leven ondragelyk. Dief, dief, riep hem het jonge tuig na en als-ie kwam op de plaatsen waar-ie wel eens wat op deed, joegen ze hem met scheldwoorden weg. Ten einde raad wou-ie dan nog maar liever werken, maar niemand wou 'm hebben. Toen kaapte hy maar weer, hoewel het hem haast ondoenlyk werd gemaakt. Elk oogenblik kreeg hij ransel, en honger dat-ie leed. Geen lap had-ie meer aan 't lyf. Toen werd-ie weer gesnapt en 't was werkelijk een uitkomst geweest. Een heelen tyd moest-ie toen zitten, langer dan een jaar. Hij raakte gewend aan het leven in een hok, waar je ten minste te vreten kreeg en niet geranseld werd. De gevangenbewaarders waren de vriendelijkste menschen die hij ooit had ontmoet. Hij moest werken, zakkies plakken en erwten uitzoeken en later de gangen schrobben. Toen-ie d'r uit kwy,m was-ie ruim 18 jaar, hij was gegroeid, hij was sterker geworden. Hy had geld boven dien, geld, meer dan hy ooit gehad had. Onwillekeurig wendde hij zich weer tot het zeedorp. Het was zomer en de oude scharrelary ving aan. Maar ranselen liet-ie zich nou niet meer, en de eerste die 't weer probeerde kreeg een por van hem. Hij werd voor de rechtbank gebracht en die sprak hem vry. Hy begreep er niks van, doch bemerkte dat ze in 't dorp niet zoo happig meer waren met 't geven van ransel. Hy stroopte verder, scharrelde op 'n onmogelijke wijs het allernoodigste om te eten by elkaar. Doch met den dag was ze grooter geworden, de klove tusschen hem en de menschen. Het was als behoorde hy er niet by. Hy haatte ze alle, 't waren allemaal vijanden. En toen ze voortdurend pogingen begonnen te doen om 'm de verbetering eigenlijk neerkomt op f 0.631/? per week, nog niet eens voor allen. De overige eischen, verkorting van arbeidsduur, ver betering van de Zondagsrust, uitbreiding van verlof, betaling voor Zondags- en overwerk, betere regeling van het hulppersoneel, er wordt niet over gekikt. Wie daar de schuld van is. Voor een groot deel de ambtenaren zelf. In 1909 zei de Minister dat hij ver trouwde, dat de betrokken ambtenaren hem zouden waarschuwen, als salarisverhooging noodig was. De N. N. P. nam toen in een December-vergadering een motie aan maar geen der andere organisatie betuigde adhaesie. Zoo kwam het niet tot een gemeenschappelijke salaris-actie. In Febr. deed de N. N. P. daarvoor een nieuwe oproep. Van de 50 vereenigingen zonden 9 een toestemmend en 6 een twijfelachtig antwoord. De bond „de Post" weigerde ook samenwerking, „zij was sterk in haar isolement" meende zy. Later liep de neutraliteit gevaar. De neutraliteit, en dat terwyl in de Eerste Kamer den Minister dank gebracht werd voor de stevigheid waarmede hy zich verzet had tegen de verhooging van de salarissen der lagere ambtenaren. Spreker zet vervolgens uiteen het standpunt van den N. N. P. De bond vraagt niet naar de godsdienstige of politieke richting harer leden, maar laat zich bij haar werken ook alleen leiden door de vraag wat het belang harer leden eischt. De organisatie der werk gevers, ook op parlementair terrein, de klasseverhou dingen der maatschapdy bepalen de strydmethode dei- arbeiders, niet onze grille en onze wenschen. De N. N. P. werkt voor de positie-verbetering van alle^ambtenaren en wil ook de organisatie van allen zyn. Spreker wyst daartoe op het onlangs verzonden adres eu eindigt met het stellen der bekende motie, waarin het onvoldoende der voorgestelde verhoogingen wordt geformuleerd. Debat werd niet verlangd, de motie werd met alge- meene stemmen aangenomen. Een nieuw lid werd ge wonnen. Het was een zeer leerrijke vergadering, aan welks slot de Voorzitter van den Bestutirdersbond de Afdeeling van den N. N. P. uitnoodigde de banden met de plaatselijke arbeiders-beweging wat nauwer aan te halen. Kloosterman Evangelist. Wie herinnert zich niet den tyd dat Engeltje onze goede stad in rep en roer maakte met zyn felle anti-clericale colportage en markt-propaganda. Toen de op en top revolutionair, alles wat op gods dienst gelijkt bestrydend op schandalige manier. Nu is Engeltje deftig in 't zwart, met lange indrukwekkende haren en zalvende gebaren. Een speciale circulaire kondigde aan dat hij Dinsdag j.l. spreken zou over „De leugens der Sociaal-Democratie, de misleiding van 't Anarchisme en den zegen van het Christendom". Voor arbeiders was de entrée 10 cents. Van debat werd niet gesproken. De bedoeling was duidelijk. Daar moest de „goegemeente" worden heengelokt en dan, ja dan zou Engeltje een boekje open doen. De man die vroeger zich zoo hevig kon verzetten wanneer niet of niet voldoende debat werd toegestaan, zou nu spreken over zijn tegenstanders zonder debat. Leuk, hé Maar, zelfs de „goegemeente" vertrouwt Engeltje niet. Ze kwamen niet in massa's. Engeltje sprak Dinsdag voor een zaal die maar voor l/3 gevuld wes. Hij sprak ook niet over het aangekondigde onderwerp, dat was dus reclame, maar over de vraag of een christen socialist kon zijn. Nu, hij heeft „de methode nit dorp weg te krijgen, bood hij tegenstand, verzette hy zich als een beest dat niet uit zijn hol wil. Toen waren ze gekomen en hadden z'n hok afgebroken. Als-ie geen onderdak meer heeft, had-ie ze hooren smoezen, dan kunnen we hem opzenden, naar Veen- huizen, of naar de Schans. Van Veenhnizen en de Schans had-ie wel eens gehoord in de gevangenis, dat kon 'm niks bommen, maar dat ze 'm nou, vlak voor den winter, z'n kast afbraken, dat ergerde hem onbeschrpijk. Toen had-ie geen onderdak meer, en ze gaven hem geen eten meer, en kapen had-ie niets gekund gedurende eenig dagen en toen had-ie honger gekregen en het koud gehad, koud, tot in 't merg van z'n beenderen. Toen had-ie, ten einde raad, een poging gedaan om wat machtig te worden, was 's nachts ingebroken in het huis van den naastbijzijnden boer, die 'm gesnapt had. En toen die op hem losranselde met 'n reuzigen knuppel en 'm zyn kop haast te pletter sloeg, had-ie 'm een por gegeven met zyn mes, en toen nog een, en nog een. Rood was 't hem geworden voor zijn oogen. Vuur en bloed had hij gezien, en toen was hy weggehold. Een paar uur later pakten ze hem en nu zit hij hier veroordeeld voor 12 jaar. Volmaakt onverschillig is hem het aantal jaren, hij krijgt weer te eten en de gevan genbewaarders schoppen hem nieten ranselen hem niet. En kond heeft hy het niet, de gevangenis is hem een weelde. Maar dat ze 'm nou zoo aangapen doet hem toch lol. Nu is-ie 'n gevaarlijk wezen en die menschen, al die menschen die hy haat, dat die hem vreezen, zie, dat doet hem lachen, grynslachen, met 'n idioten beestenlach. V.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1910 | | pagina 3