Tweede Kamer
Van onze vroede vaderen.
den hoogepriesters, eerst voor Zijn eigen zonden slacht
offeren op te offeren, daarna voor de zonden des volks
want dat heeft Hjj eenmaal gedaan, als Hjj Zichzelf
opgeofferd heeft".
Van het verdienen der zaligheid door goede werken:
Efeze 2:8, 9. „Want uit genade zijt gjj zalig ge
worden (foor het geloofen dat niet uit n, het is Gods
gave. Niet uit de werken, opdat niemand roeme".
Van het geeselen, de steentjes, erwten, boonen enz.
Col. 2 23. „Dewelke wel hebben een schijnrede van
wjjsheid in eigenwilligen godsdienst en in het lichaam
niets te sparen, doch zijn niet in eenige waarde".
Van het vagevuur: Openb. 14 13. „Zalig zijn de
dooden, die in den Heere sterven, van nu aan".
Van de biecht: Jac. 5
de misdaden".
16. „Belijdt malkanderen
Van den aflaat2 Petr. 2:3," „En zjj zullen door
gierigheid, met gemaakte woorden, van n een koop
manschap maken
De hervorming: (pag. 65).
Dit lesje vertelt ons in vlot geschreven taal hoe
Luther de groote Hervormer werd en na welken ziels
strijd. We stippen aan
Luther is zeer geleerdvrooljjk is hij echter niet.
Soms is hij o zoo bang. Hij is vanwege zijn zonde en
schuld bevreesd voor God en dikwijls vraagt hij zich
zelf af: Waar ga ik heen, als ik slerf?
Had Luther er nu maar eens ernstig aan gedacht,
dat hij gedoopt was en wat dit beteekentmaar ach,
daar weet hij niet veel van. Hij gaat trouw iederen
morgen naar de kerk om tot Maria te bidden maar
het spreekt immers van zelf, dat hem dit niets helpt
Wat is hij daarom big, waar hij op zekeren dag
bevel krijgt zich naar Rome te begeven, om een bood
schap te doen bij den „H. Vader".
Luther gaat op reis. Reeds van verre ziet hij de
stad. Hij valt ter aarde met den uitroep„Wees mjj
gegroet, gij heilig Rome".
In de stad gekomen loopt hij ijverig van de eene
kerk naar de andere. Maar hij voelt zich steeds onge
lukkiger, ja, hjj wordt boos en bedroefd. Hij hoort
en ziet in de kerken, hoe de priesters en andere dienaars
van den Paus den spot drijven met hun eigen godsdienst.
Ach, wat zal Luther toch beginnen Nog één middel
weet hij. Men heeft hem wijsgemaakt, dat ieder,
die op zyn knieën den Pilatustrap te Rome
op- en afkruipt, vergeving der zonde ont
vangt.
Hij er heen.
Daar kruipt hij al„De rechtvaardige zal
door zyn geloof levenAls een donderslag
klinkt opeens dit woord uit de Heilige Schrift in zijn
ziel enLuther staat op en loopt weg. Thans be
grijpt hij, dat alleen onze Heere Jezus Christus de
Zaligmaker van Zondaren is en dat alleen Hij ons ge
lukkig maakt voor tijd en eeuwigheid.
O, wat is Luther blij
't Is net, of hij een andere Luther geworden is. Zoo
komt hij weer thuis en nu begint hij het Evangelie te
prediken en boeken te schrijven.
(Luther had den banbul van den Paus ontvangen).
Pag. 70: Iu sommige kerken wordt de bul voorge
lezen, in sommige steden aangeplakt. Op vele plaatsen
worden oe boeken, die Luther heett laten drukken, iu
de vlammen geworpen; te Rome woidt zelts een pop,
die Lnther verbeelden moet, verbrand.
Eu Luther
We kijken eens buiten de poort van Wittenberg. Wij
zien er een brandstapel Een menigte professoren, stu
denten en andere menschen staan er om heen in af
wachting van de dingeu, die ko en zullen.
Daar komt Luther aanstappen. Hlj heeft eenige
Roomsche oueken under den arm. Piuldaar liggen ze
iu 't vuur Eu nu de pauselijke bul„Omdat gij deu
Heilige des Heeren bedroefd hebt, zoo vertere u het
eeuwige vuurzegt Luther en meteen gaat ook de
banbrief de vlammen in.
De studenten hrffen een juichkreet aan, zij scharen
zich om het vuur en zingen vroolpk een lied, terwijl
Luthet bedaard weer naar huis wandelt.
Ood zegende het werk van Luther. Duizenden bij
duizenden kochten en lazen Gods Woord. Ook in ons
vaderland.
Ja, de Heere zorgde dat er meer mannen kwamen,
die, evenals Luther en zijn vriend Melauchton, hervor
mers werden.
Pag. 83. Wat Karei V van de Hervorming zegt
Ach, hp is een vijand van den Heere en dus ook van
allen, die in Hem gelooven. Dat toont bi) duidelijk
want het is Karei, die, eerst zonder, later met toe
stemming der Staten, de bloedplakkaten tegen de
belijders der waarheid laat afkondigen, 't Was onder
zijn regeering, dat Jan de Bakker iu 1525 te 's Graven-
hage werd verbrand.
Vergeten we het nooit: tijdens Kareis bestuur zijn in
ons vaderland duizenden menschen om het Evangelie
van onzen Heere Jezus Christus als martelaren ter
dood gebracht.
Nog eenige punten uit de behandeling der Indische
begrooting zal ik bier even wat nader bespreken.
Zooals gij allen wel zult weten is de toestand in
Atjeh nog verre van rustig. Atjeh ligt op het eiland
Sumatra en was eertijds een zelfstandige staat. In 1870,
dus reeds veertig jaar geleden, geraakte Nederland
daarmede in oorlog. De geordende tegenstand van het
opperhoofd tegen het Nederlandsche leger was spoedig
beslist. Dat opperhoofd, de Radja, werd gevangen ge
nomen en zijn versterkte plaats, de Kraton, geslecht.
Maar hiermede was het verzet nog bij lange niet gebro
ken. Ongeregelde troepen Atjehers bestookten de Ne
derlandsche patroulies op alle mogelijke plaatsen. Maar
het Nederlandsch-Oost-Indische leger wordt nu ook niet
gevormd uit lieve, brave Hollandsche jongens, maar
bestaat grootendeels uit personen, die hier om de een
of andere reden niet aan den kost kunnen komen en
waarin vele nationaliteiten zijn opgenomen. Personen
dus, die over het algemeen niet voor een kleintje ver
vaard zijn. Deze goed gedrilde soldaten, en daarbij
goed gewapend, hadden steeds een voorsprong wanneer
ze in contact kwamen met een bende Atjehers.
Wanneer men dan nagaat, dat het steeds staan
tegenover zulk een vijand op den dnur ook van de
braafste kerel een halve duivel maakt, dat wauneer
iemand nimmer zijn leven zeker is, hij alles doet en
neerschiet wat hem in den weg komt, dan behoeft het
niet te verwonderen, dat in die veertig jaar heel wat
Atjehers zijn omgebracht.
Nu is het de heer De Stuers, afgevaardigde vdn het
district Weert, die telken jare de staf breekt over het
ruw optreden van het Nederlandsche O. I. leger. Daar
bij is in de laatste jaren nog gekomen de tocht naar
de Gajoe- en Atlasianden, waar de overste van Dalen
op wreede wijze heelt huisgehouden. Dat optreden van
een katholiek lid der Kamer maakte eerst nog al
wat indruk, tegenwoordig wordt er door zijn mede-
coalitiegenooten ternauwernood meer naar geluisterd.
Eu toch spreekt die man waarheid en zóó als zijn
hart hem dat ingeeft. Maar daar blijft het bij.
Het geeft niets om steeds over de gevolgen te kla
gen, wanneer men niet mede wil helpen de oorzaken
weg te nemen. En de oorzaken van al die ellende op
te heffen, daar durft ook deze brave mensch niet aan,
want nat zou zijn, wilde Nederland in Atjeh, zoowel
als elders in Oost-Indië het oppergezag vooreerst big ven
behouden, om aldaar een toestand te scheppen, die de
bewoners ophief uit hunne nooden hen maatschappelijk
opvoedde, sterker maakte, eu dan geloot ik niet, dat
het veertig jaar had moet duren voor dat het Ned r-
landsche gezag in Atjeh overal erkend en met vreugde
begroet was. Maar er wordt anders geredeneerd, 't Is
niet om de menschen te beschaven, dat al die groote
uitgaven gedaan worden, maar in hoofdzaak om geld
te verdienen. Het opvoeden van de menschen is bijzaak
en wordt ook alweer daarom ter hand genomen, omdat
met onbeschaafden niet is te werken, met onwilligen
geen hazen zjjn te vangen. Die menschen daar worden,
evenals hier het doel is met de arbeidersklasse, zoover
ontwikkeld, dat ze in 't gareel kunnen en willen loopen
der ondernemersklasse. Willen zé dat maar eerst goed
en gewillig doen, dan is hunne opvoeding voltooid.
Ed nu, geloot maar niet, lezers, dat het verschillend
is of er er een christelijk of een liberaal ministerie de
teugels van 't bewind in handen heeft en ook niet
dat dit specifiek Nederlandsch is, och neen, alle bur
gerpartijen en elk koloniaal land handelt op dezelfde
wjjze. Geld verdienen is hoofdzaak dezer maatschappij
de menschen bijzaak. Dit kwam nog weer sterk naar
voren toen er gesproken werd over het opiumverbruik
in Iudië. Opium doet in Indië zoowat dezelfde dienst
als bp ons te lande de sterke drank. Wie aan het
opiumschuiven verslaafd is, is evenals de dronkaard
voor de maatschappij verloren, iu nog een ander geval
heeft het met elkaar overeenkomst.
Hier te lande wordt wel gezegd dat het schip van
Staat drijft op de kurk van de jeneverflesch: in Iudië
doet ze dat op de opium ik weet trouwens niet of
daar een kurk op zit.
Maar dat zit zoo. Vroeger werd het recht om een
opiumkit te hebben, eene gelegenheid die wij hier
dranklokaal noemen, door de Indische regeering ver
pacht. De pachter moest dan zelf de opium koopen,
die veel van China wordt ingevoerd. Bij den invoer
moest een hoog invoerrecht worden betaald, zoodat
Iudië uit de volkszonde door het invoerrecht en pacht
geld groote sommen in de schatkist kreeg. Evenals
hier te lande tegen den sterkeu drank is in Indië tegen
de opium veel geschreven en gesproken. Dr. A. Kuyper
schreef in „Ons Program":
„Opium is de tegenvoedster van het evangelie
„van Christus, en maakt elks ziel en elks geweten
„voor de stem der Eeuwige Ontferming doof".
Deze woorden werden geschreven toen het pacht
stelsel nog bestond. Dat pachtstelsel echter had voor
de Indische schatkist dit bezwaar, dat er veel opium
kon gesmokkeld worden, dus zonder dat het invoerrecht
werd betaald, ingevoerd en waardoor de schatkist be
nadeeld werd. Tengevolge daarvan en ook zoo het
heette om het gebruik tegen te gaan nam de Indische
regeering de alleen-verkoop van opium op zich. Wie
een opiumkit hield, moest zich de opium aanschaffen
uit de winkels der regeering. Dit stelsel heet de opium-
régiede staat alleenverkooper. Hierdoor kon beter
gewaakt worden tegen smokkelarij. Om te doen uit
komen, dat de woorden van Dr. Kuyper, hierboven
aangehaald, wel heel mooi zjjn, maar dat daarnaar niet
gehandeld wordt in de praktijk, blijkt uit de rede, die
de heer Colijn niet de brave boereflzoon maar een
oud Oost-Indisch kapitein en anti-revolutionair lid der
Kamer dit jaar bij de behandeling der Indische be-'*
grooting gehouden heeft. Deze, sprekende over
opium, vertelde, dat een matig gebruik zoo kwaad niet
was en daarbjj, dat de Indische regeering het geld
daarvoor niet kon missen. Een echt materialistische
rede en sterk afwijkende van de woorden van den
grooten meester.
Nu de christeljjken in de meerderheid zijn, konden de
schoone woorden van „Ons Program" ui'gevoerd worden,
woorden, geschreven, toen er nog een liberaal bewind
was. Het Volk heeft daarop reeds gewezen en daarop
zijn de christelijke bladen in de weer gekomen om te
betoogen, dat Dr. Kuyper die woorden schreef, doelende
op het toen bestaande pachtstelsel, maar dat die woorden
thans, nu de regie was ingevoerd, niet weer zouden
gelden. Dat dit ook maar iets anders is dan een uitvlucht,
leert ons de rede, door den volgeling van Dr. Kuyper,
de heer Brummelkamp, het vorig jaar in de Kamer ten
opzichte van den op-urn gehouden. Deze zeide oa.
„Ik mag niet verzwijgen, dat mijn bezwaar tegen de
„regie als zoodanig blijft. Ik kan toch niet anders zien
„dan dat zjj is een voorzichtig verdrag met het kwaad
„en dat, zoolang zij bestaat, da inlander wel den indruk
„moet hebben, dat het opiurarooken toch zulk een groot
„kwaad niet is, aangezien het gouvernement zelf hem
„het verderfelijk gift levert
Dit jaar deed de heer Brummelkamp geen mond daar
over open en liet het woord aan Colijn.
De woorden van Dr. Kuyper zijn dan ook niet anders
te beschouwen dan als een stukje volksmisleiding, van die
zijde steeds in toepassing gebracht.
Om die rotte toestanden uit te roeien, dat is alleen
weggelegd voor de opkomende arbeiderspartij. De ge
zamenlijke burgerpartijen missen daarvoor de kracht,
omdat ze te veel aan het kapitalistisch karakter der
maatschappij gebonden zjjn.
We begonnen deze keer met een benoeming van een
lid voor de Commissie van het grondbedrijf. Slokop
oftewel de rechterzijde had hiervoor den heer Evers
bestemd, dies werd hij ook verkozen met 13 stemmen
tegen 2 op Koopmans, 1 op de Bruin, 1 op v. d. Schalk
en 2 blanco.
Ziezoo, die kluif was binnen, de katholieken hadden
van deze reis hun portie. Nu de tweede brok, welke
bestemd was voor de anti's, het goldt de benoeming van
een plaatsvervangend lid der commissie, bedoeld bij
art. 175 der Bouwverordening.
Kees Klein was de uitverkorene en werd dan ook
verkozen met 11 stemmen tegen 2 op de Bruin, 1 op de
Groot, 1 op v. d. Schalk en 4 blanco.
Doch de uitslag der stemming is nauwelijks bekend,
of de heer Goslinga, welke gedurende die tijd ijverig
in het wetboek zit te blaren, komt tot zjjn spijt "tot de
ontdekking dat zijn wortelgenoot de benoeming niet kan
aanvaarden, omdat hjj reeds lid der Commissie van
Gemeentewerken is en dit de Bouwverordening niet toe
laat.
Da's jammer, het was zoo mooi klaar gemaakt, wie
weet, wie d'r nou mee gaat schuiven, 't Gevolg is dan
ook hopelooze verdeeling in de klerikale hoek bjj de
nieuwe stemming, waarbij nog 2 stemmen op den heer
Smit worden uitgebracht, welke ook lid is van gemeente
werken doch na nog 3-maal gestemd te hebben wordt
de heer v. d. Schalk gekozen, als zjjnde raadslid bjj
de gratie der klerikalen.
Bij de behandeling van het verzoek der vereeniging
„Schiedamsch Vulksbadhuis" kwam op tergende wijze
wederom aan 't licht de onwil der christelijke meerder
heid en dito gemeentebestuur, om iets in 't belang der
arbeiders te doen.
Door bet bestuur der vereeniging was gevraagd
f 36.000,voor schadevergoeding, wegens de verzakking,
ontstaan door het werk aan de Rotterdamsche dijk en
een subsidie van ten hoogste f2000 voor de exploitatie
van een nieuw Volksbadhuis.
Het advies van B. en VV. luidde echter f 10.000.—
voor de schade en f 500 als subsidie.
De burgemeegter licht het advies nader toe en
meent dat het Volksbadhuis met deze f 10.000.— en
haar eigen kapitaal het maar eens moesten probeeren,
het kan tevreden zijn, al is het niet voldaan.
De heer v. Westendorp is niet voldaan en niet
tevreden. Het badhuis voorziet in een behoefte van
algemeen hygiënisch belang. Vele arbeiders maken er
Zaterdags druk gebruik van. Als we zien wat andere
plaatsen in dit opzicht doen is Schiedam er niets bjj.
De vereeniging is in het bezit van een geschikt terrein,
verschaf haar nu kapitaal en snbsidie. Het is zeer moeilijk
geld van particulieren ervoor te krijgen. Uit het voorstel
bljjkt dat er zoo weinig mogelijk wordt gevraagd. Spr.
dringt er daarom op aan voor de ontbrekende f 26.000
de rente beschikbaar te stellen. Ook de f 500.— subsidie