FEUILLETON. Op den Uitkijk. Een geschiedenisje uit velen. Vakbeweging. zeggenB. en W. achten het in 't belang van het onderwijs. Dit antwoord was al zeer zwak, want daarover gaat de kwestie niet. De derde vraag luidde: „Wordt door het combineeren de keuze voor een leeraar voor de B. A. S. niet beperkt, daar degenen, die niet voor een benoeming aan de Ambachtschool in aanmerking wenschen te komen (onderwijzers e.d.) thans voor de B. A. S. ook uitgesloten worden Ook deze vraag werd ontkennend beantwoord, door te zeggen dat al reeds 18 personen zich hadden aan gemeld voor deze betrekking. Zooals men ziet wist men er zich gemakkelijk af te maken, door steeds te verklaren in 't belang van het onderwijs gewerkt te hebben, dieper ingaan op de vragen durfde men niet, want dan begaven zij zich op glad ijs. De Bruin kwam daar natuurlijk tegen op, door zeer terecht op te merken, dat men particuliere zaken moet scheiden van gemeente-zaken. Het gaat hier niet om 't belang van het onderwijs, want als sociaal-dem. is men wel degelijk vóór zulke instellingen, als de ambachtschool, maar het gaat hier om de kwestie, of particuliere zaken onderhandsch mogen bevoordeeld worden van gemeentewege. Spr's. inzien is, dat juist door het combineeren dezer twee zaken het gevolg moet zijn, van beperking der keuzewaarom niet de keuze gedaan uit onderwijzers, die zijn er toch ook genoeg hier'te Schiedam. Tevens is De Bruin in 't geheel niet voldaan over het antwoord van de wethouder en hoopt dat B. en W. het at zullen keuren met het combineeren van particuliere- en ge meente-zaken. Goslinga kwam nog gauw even leukweg verklaren, dat hij deze combinatie zeer goed acht, want de eene hand wascht de andere. „Juistmerkte onze partij genoot open terecht een eerlijke bekentenis, hij zat leelijk in de klem, want daar ging het om. De Bruin, een goed wapen in de handen gekregen hebbende, ging hem daar natuurlijk mee te lijf, met te zeggen„Juist, dit is het gevaar, als de eene hand vuil is, moet de andere hand helpen hem schoon te wasschen, daarin ligt de erkenning, dat het salaris aan de ambacht-school te laag is. Wij sociaal-demokraten keuren niet at dat de gemeente steun verleend aan zulke gebouwen, maar met het stelsel van subsidieeren moet men oppassen. Wethouder Goslinga voelende dat hij in' een hoek gedrukt werd door De Brnin, doet zoo maar eventjes de verklaring weinig respekt meer te hebben voor de woorden van De Bruin, het komt hier eigenlijk niet te pas in den raad. Natuurlijk moest men zoo trachteD, van deze moeilijke zaak at te komen; de voorzitter bedankte Goslinga voor zijn prachtig pleidooi, en de broeders grinnikten. Aan ons de taak om bij de a.s. gemeenteraadsver kiezingen, eens flink schoon schip te houden, want nog maals het wordt hoog tijd. Komende strijd. De candidaatstelling voor de periodieke raadsverkie zingen zal plaats hebben op Dinsdag 27 Juni. De Ik zag haar gaan langs de straat, haar hondje naast haaren voor de zooveelste maal werd ik getroffen door het in-zielige van haar kleine, gebogen gestalte. En voor de zooveelste maal moest ik aan haar geschiedenis denken, geschiedenis van tobben en zwoegen, geschiedenis uit velen, waar bijna niemand iets bijzonders in ziet, en toch zoo vol diepe, aangrijpende levens-tragiek. Ze was een kind van arme ouders. Arm, maar dat was nog niet het ergste. Vader was een dronkaard, die van het reeds toch zoo geringe weekloon het grootste deel naar de kroeg bracht. En daar er thnis vijf kin deren waren, die toch allen eten moesten, zag moeder zich genoodzaakt voor een ander te gaan wasschen. De kinderen werden aan hun lot overgelaten, groeiden in 't wild op. Toen de oudste tien jaar was, stierf vader. Dat was nu juist niet zoo'n groote slag, vonden de menschen. Maar op de weduwe rustte nu de zorg voor de kinderen geheel. Wat, hij er in had gebracht was wel niet veel maar 't was toch iets. Nu stond ze alleen en moest maar zorgen die vijt monden te eten kregen. Antje, dat was de oudste, moest dadelijk van school af, moeder helpen. En zoo gebeurde het dat het teere, zwakke meisje manden met waschgoed moest halen en brengen en thuis voor het huiswerk en de jongere kinderen moest zorgen. Moeder stond alle dagen te wasschen en 's Zondags had ze druk werk met kousen stoppen en kleeren verstellen, 't Was zwoegen en tob ben, van den eenen dag in den anderen, van de eene week in de andere week. Maar 't was wel te voorzien, dat moeder dat niet lang zou uithouden. Ze was nooit sterk geweest, en dit leven zou voor een sterke, gezonde vrouw al te zwaar zijn geweest. Twee jaren na haar man's dood kwam ook zij te sterven en bleven de kinderen als wezen achter, 't Was misschien nog wel stemming is door B. en W. bepaald op Donderdag 6 Juli, de herstemming op Vrijdag 14 Jnli a.s. Aan de beurt van aftreding zijn voor district Ide heer M. L. Honnerlage Grete voor district II voor district III P. M. J. A. Lagerweij J. H. van Westendorp Dz. T. S. Goslinga. Mr. J. C. von Briel Sasse M. Kranen D. Ris Jz. Door de vermeerdering van het aantal inwoners moet bovendien voor de districten II en III nog een lid gekozen worden. De nu zoo ras naderende verkiezingen zijn inderdaad van groot belang. Aan de zijde der kerkelijken heeft men dit ook heel wel begrepen en al hoort men van hun aktie nog zoo goed als niets, men denke niet, dat ze daar met de handen in den schoot zitten. De kopstukken van het klerikaal konservatisme komen in district II voor het front en het lijdt geen twijfel of men zal alles op haren en snaren zetten om „eminente" vertegenwoordigers als de heeren Goslinga en Von Briel Sasse, zonder wie de anti-revolutionaire fraktie uit elkaar zou sukkelen, weer voor zes jaren te doen „inhuren". De vrijzinnigen zullen hun „ernstige" opvatting van deze verkiezingen weer op de bekende wijze kunnen toonen, door een paar heel of half politiek groene heeren op te hengelen, die, vlug tot vrijzinnig-demokraat geverfd, spottend met de beste beginselen der demokratie, het heilig strjjdvuur voor den hutspot der vrijzinnige beginselen het best weten uit te dooven. Of de kerke lijken wederom zoo vriendelijk zullen willen zijn, de makke vrijzinnige schaapjes te komen weiden 't Is voor een blinde wel te zien, hoe ook te Schiedam de politieke strijd meer en meer tusschen rood en zwart gevoerd wordt en de tusschenscbakeeringen geheel ver dwijnen. En de nieuwe kiezerslijst zou al zeer groote verrassingen moeten brengen, wanneer in II en III de strijd niet in hoofdzaak gaan zal tusschen de klerikalen en de sociaal-democraten. Welnu, 't is nu, aan alle kanten bekeken, hoog noodig dat er een stuk of wat roode vechtjassen den raad worden ingezonden. Wie eenigszins nota neemt van wat onze vroedschap doet en laat, zal zeker willen toestemmen' dat in de praktijk de groote en goede krachten der sociaal-demokratische gemeente-politiek gebleken is en tegen het klerikale conservatisme juist de sociaal democraat het meest beslist en het krachtigst ageeren kan. Maar machtsdronken als de klerikalen zijn, met hun groot getal stemmers, bieden ze op de meest botte wijze weerstand, meestal zelfs zonder eenige verdediging op de kritiek te kunnen leveren. Men denke bijv. maar aan de herhaalde en scherpe beschuldiging van moed willige uitsluiting der sociaal-demokraten bij commissie benoemingen, die nog met geen enkel woord weerlegd werd. Frissche, jónge, socialistische krachten moeten in dat stramme lichaam worden gebracht. Lang genoeg hebben de kiezers zich door de klerikale fraseurs laten bedotten méér dan tijd is 't, dat ze onverholen de heerschappij der zwarten knotten gaan. zoo gelukkig voor hun, zeiden de menschen nu kwamen ze in ,t weeshuis en waren ze nog veel beter af. Vooral voor Antje was 't gelukkig meende men. Dat kind had dat leven vast niet vol kunnen houden, zoo sterk was ze ook niet. Zoo bleef Antje tot haar 20e jaar in 't weeshuis en toen zij dit verliet, was ze opgegroeid tot een knap net meisje. Er zat wel niet veel bij, haar harde jeugd had niet nagelaten sporen op haar achter te lateD, ze had altijd iets zieligs over zich gehouden, maar om te gaan dienen kon ze genoeg, daar hoefde zij zoo knap niet voor te wezen, als je maargoed voor je werk bent, en werken, dat kon ze wel dat had ze van kind af aan gedaan. En zoo kreeg Antje een dienst. Het was er druk en aan 't werken kwam nooit een einden als ze om de drie weken haar uitgaansdag bij grootmoeder doorbracht, was ze dikwijls zoo moe dat ze den geheelen dag maar in huis bleef zitten. Uit ging ze nooitde jongens keken haar niet aan, zoo'n saaie meid, die niet dans-n kon, en nergens over pra ten kon, daar moesten ze niks van hebben. En zelf dacht ze ook niet aan trouwen. Huze had er thuis te veel van gezien en alle jongens werden wel geen dronkaards, maar je kon toch het ongeluk eens treffen en daar wilde ze zich niet aan wagen. Dan bleef ze maar liever ongetrouwd en altijd dienstmeid, al was dat ook niet alles. Maar, niets is verandelijker als een mensch. Hoe vast het ook bij haar stond, dat ze niet zou trouwen, de natuur was ook bij haar sterker dan de leer. Haar patroon had een nieuwe pakhuisknecht gekregen.'t Was ook een wees, net als zij. Hij kwam van een andere plaats en lei hier in de kost. Net als de vorige knecht zou hij iederen Zaterdag komen om het straatje te schrobben en de messen te sljjpen. Eu toen ze hem voor het eerst zag, wist ze niet hoe ze *t had. Ze kreeg zoo'n raar gevoel over d,r en een kleur als een pioen- Er uit dus met al wat klerikaal of vrjjzinnig conser vatief is. Hoort ge 't, vrienden de strjjdgalm „Vóór het Socialisme, tegen het conservatisme" davert reeds langs de luchten de tijd van rusten is voorbij, het werk wacht nu. Zorgen we er voor, dat JhU ook hier ter stede van den voortgang van het socialisme doet blijken. Helpt allen mee aan dien voortgang. Helpt allen, door uw kracht en door uw geld. Als straks ons verkiezings-comité uw hulp vraagt, zorgt dan present te zijn. Vele handen maken het werk zoo licht. Maar óókgeld moet er wezen. Geld is ook in den verkiezingsstrijd zoo'n machtige faktor. Zonder ammu- nitie kunnen ook wij den strijd niet voeren ons succes is voor een goed deel van een wél-voorziene verkiezingskas afhankelijk. En daarom zorgt voor geld. Draagt allen uw steentje by, want vele kleintjes maken een groote. Gedenkt elke week het verkiezingsfondsoffert zelf en vraagt vrienden en geestverwanten een kleine bijdrage. Niet wachten dus tot het laatste oogenblikje, tot de strijd daar is, maar vooraf de troepen gemobiliseerd en de wapens gesmeed dan, maar dan ook alleen is er kans succes te behalen. Wjj willen dat succes, nietwaar Maar met willen alleen komt men er niet. En daaromaan het werk Goslinga. In het debat over de oproeping voor een leeraar aan de Burger Avondschool, in de raadszitting van 1.1, Dinsdag gevoerd, beweerde 'de heer Goslinga, zonder een zakelijke bestrijding te leveren, dat hetgeen De Brnin had aangevoerd, geen hout sneed en later, dat hjj de argumenten van De Brnin niet ernstig nam. De heer Goslinga is zeer hardleersch. Indertijd sprak hij over Dr. Van Leeuwen als van iemand die geen vorm van moraliteit kende, onlangs verklaarde hjj De Bruin niet toerekenbaar te achten en nu had hij weer een variatie op al dat mooi's. Daarmee poogt de man altijd z'n naaktheid te dekken: brutaliteit is z'n eenige redmiddel. Deze zonderlinge debatmanieren, die hem toch nog maar weinig pleizier hebben verschaft, kan de heer Goslinga, naar het schijnt, niet verleeren. Als men hem zoo hoort, denkt men onwillekeurig aan den bunsing, die in 't nauw gedreven, geen andere bestrijding heeft te geven als een onverdragelijken stank. De bunsing-manieren zjjn in 't bijzonder in 't anti revolutionaire kamp nog zeer gewild, maar 't mag zeker eenige bevreemding wekken, dat de diersoort bjj velen nog in zoo hooge eere staat. Zou het niet goed zjjn bij de verkiezingen in Jnli ook eens in district II een valletje voor den heer Goslinga op te zetten? Mooie cyfers. Onder het hoofd „mooie cyfers" geven wij zoo nu en dan een opsomming van de behaalde voordeelen door de vakorganisatie roos, wat haar op dat oogenblik werkelijk lief deed uitzien. Ook de nieuwe knecht keek haar eerst beteuterd aan en wist niet wat te zeggen. Maar ten slotte kreeg zij haar spraak weer terug en gat ze hem de benoodigd- heden voor zijn werk. Maar de geheelen dag moest ze verder aan hem denken. Dat was toch wel een knappe jongen. Die zou wel niet drinken. O, als zoo'n jongen haar eens vroegja, dan wist ze 't nog niet. En werkelijk vroeg hij haar spoedig eens voor een nitje. Ze nam het met beide handen aan en o, wat had ze toen genoten. Dat was toch nog eens wat anders, t alle dagen werken. Nu zou zij toch ook eindelijk eens wat van 't leven genieten. Maar toen ze spoedig daarop aan 't verkeeren raakte, was 't met uitgaan ganw gedaan. §|Ze moesten nu gaan zorgen, dat ze een centje ach teraf leien, want zoolang verkeeren, daar hadt Klaas geen zin in. „'k Heb al zoolang mijn beenen ondereen andermans tatel moeten steken" zei'ie„'k Zal nu zorgen, dat ik het zoo gaow mogeljjk onder mijn eigen l doen." En Antje had daar ook wel ooren naar. Die drukke dienst beviel haar ook maar half en och ja, nu kon zij wel een andere zoeken, maar 't was toch overal wat en kwaad waren de menschen niet voor 'er, dat kon veel slechter. En zoo waren ze twee jaar lang zuinig 'an 't garen Hard ging het wel niet, maar ze waren beide niet veeleischend en toen na twee jaren de schat werd nage teld, beslo den ze het er maar op te wagen. Ze zochten een goedkoop en toch knap huisje en kochten samen een heel eenvoudig boeltje. Een wit werkers linnenkast en tafel en vier'matten stoelen maakten het hoofd meubilair uit, „Ja" lachte Antje, toen de vier stoelen erg povertjes in 't groote vertrek stonden. „Later zullen we er nog wel er nog wel eens een paar bjjkoopen, voorloopig hebben we hier wel genoeg 'an, zooveel visite zal ik toch wel niet tegelijk krijgen en anders nemen we de beddeplank maar." (Slot volgt.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1911 | | pagina 2