Ylaardingen.
FEUILLETON.
Drankbestrijding.
CHRISTENLIEFDE.
consumenten, dat zij zouden heengaan, daar het uur van
sluiten was gekomen. Deze personen zeiden daarop wel
te willen gaan, mits de heeren Goslinga en Smit en de
heele Oranjeclub ook wegging. Daarop moest de politie
bij deze „autoriteiten" aandringen op vertrek, wat uit
■deze kring werd beantwoord met „maar dat gaat toch
nietDe politie moest daarop met procesverbaal dreigen,
waarop de heeren en dames gedwee met hunne bordjes
poffertjes weggingen en op het „koolasch' hun „restantjes"
verder gingen nuttigen.
De heeren konden dus niet met de gedachte gaan
slapen, „van eind goed, al goed." Het was een beroerde
afloop, van dezen „beroerden" pardon, dezen „gelukkigen"
I dag.
In verband met de Zedelijksheidwet R.-K.-zangers
en zangeressen, welke lust gevoelen tot het oprichten
van een R.-Kgemengd koor", worden dringend ver
zocht zich aan te melden in het gebouw van den R -K.
Volksbond.
Uitsluitend is dit voor gehuwde lieden; daar er gevreesd
wordt, wanneer er ongehuwden bijkomen, de zedelijkheid
in gevaar komt.
Liefhebbers voor
voor het Algemeen Kiesrecht op 19 September (Roode
Dinsdag).
De afd. Schiedam van den Alg. Ned. Timmerlieden-
bond met 5 afgevaardigden en banier. De afd. Schiedam
van den Alg. Ned. Metaalbewerkersbond met 4 afge
vaardigden en banier. De afd. Schiedam van den bond
van werklieden in de Drankindustrie met 1 afgevaardigde
en banier. De afd. Schiedam van den Alg. Ned. Schil-
dersgezellenbond met 2 afgevaardigen. De afd. Schiedam
van den Ned. Ver. van Glas- en Aardewerkers met 10
afgevaardigden en banier. De afd. Schiedam der S.D.A.P.
met 1 afgevaardigde en banier.
Ontevredenheid met wat nimmer te
veranderen is, is dom ontevredenheid met
toestanden, die enorm verbeterd kunnen
worden en die de gansche menschheid
tot ellende en oneer strekken, is plicht.
Door den S.B.B. is het volgende adres aan den Raad
gezonden
Edelachtbare Heeren.
In opdracht der h.h. vergadering van den Schiedam-
schen Bestuurdersbond, komen wij tot Uw College met
het volgende verzoek n.l.
de cursussen in Nederlandsche Taal, Rekenen, Admi
nistratie, Duitsche Taal, kortom cursussen voor algemeene
ontwikkeling, gedurende 5 jaar met steeds stijgend
succes door bovengenoemd lichaam georganiseerd, te
willen overnemen, voort te zetten en waar noodig aan
te vullen en uit te breiden.
De S. B. B. is van meening, dat, waar die cursussen
in een bepaalde behoefte blijken te voorzien, waar er een
groot aantal arbeiders zijn, welke behoette gevoelen aan
meerdere ontwikkeling, maar zich de financieele offers,
welke privaatlessen met zich meebrengen, niet kunnnen
bekostigen, het de taak der Gemeente is, die arbeiders
in hun streven te steunen en voor hen de mogelijkheid
te openen, zonder jïnancieele bezwaren hun verlangen
naar meerdere ontwikkeling te bevredigen.
De cursussen, door den S.B.B. georganiseerd, zijn steeds
gratis gegeven en dus moest worden getracht de leidende
krachten gratis te verkrijgen.
Waar zulks niet steeds te verlangen of te bereiken is,
kan het voorvallen dat een groot gedeelte der leerlingen
wegens gebrek aan Onderwijzers niet geplaatst kan
worden.
Ook met het oog daarop richten wij ons met vrij
moedigheid tot Uwen Raad, het verzoek van den S.B.B.
in te willigen en gelegenheid tot verkrijging van meer
dere ontwikkeling te willen openstellen voor die arbeiders,
welke zulks verlangen.
Met verschuldigde hoogachting:
J. D1NKELAAR, Voorz.
J. M. v. PELT, Secr.
Voor het Algemeen Kiesrecht. De volgende vak
verenigingen besloten deel te nemen aan de betooging
Een adres. Door onze partijafdeeling is aan den
gemeenteraad het volgend schrijven verzonden
Geeft eerbiedig te kennen
De ondergeteekenden, optredende als Voorzitter en
Secretaris van en namens de Afdeeling van de Sociaal-
Democratische Arbeiderspartij, erkend bij Koninklijk
Besluit van 22 Sept. 1897
dat zij met leedwezen hebben kennis genomen van
het voorstel van B. en W. om aan de Vereeniging
„Flardinga" een buitengewone subsidie van f 100 toe
te staan en deze dus voor 1911 vast te stellen op f 400,
terwijl ook wordt voorgesteld deze subsidie ook voor
volgende jaren op hetzelfde bedrag te stellen, indien
dat noodig is
dat zij toch meenen dat met het toestaan van deze
subsidie geen enkel algemeen belang bevorderd wordt;
dat uitgezonderd de door de Vereeniging „Flardinga"
georganiseerde concerten, die ook door adressanten
worden gewaardeerd in het algemeen de „Flardinga"-
feesten niet altijd geacht kunnen worden alleen de
veredeling van het volksvermaak te bedoelen, zoodat zij
niet ieders onverdeelde instemming kunnen wegdragen;
dat ook de Commissie voor Finantiën de bedoelde
subsidie aan de Vereeniging „Flardinga" alleen schijnt
te willen toestaan omdat „haar loffelijk pogen w®rdt
geapprecieerd" en dus de noodzakelijkheid ervan niet
wordt betoogd
dat zij bovendien meenen dat de ongunstige tijds
omstandigheden, waaronder een aantal ingezetenen lijden,
niet gedoogen dat, mede ten hunnen koste, de gemeentekas
met bijdragen als de onderhavige wordt belast.
Redenen waarom zij Uwen Raad beleefd verzoeken
het bedoelde voorstel van B. en W. niet aan te nemen
en de gevraagde subsidie te weigeren.
't Welk doende,
Met verschuldigde gevoelens,
(w.g.) W. DROP.
(w.g.) J. BUIS.
Vlaardingen, 4 September 1911.
„Argus." „Argus" schrijft of laat schrijven in de
Vlaardingsche CourantUitgever A. van der Meijden.
Redacteur onbekend.
Het is voor dat blad een welkome gasteen gast die
afwisseling brengt.
De redactie van dat blad schrijft stukken tegen het
socialisme.
Zij citeert stukken van een ongenoemden Franschen
schrijver, om na die citeering kort en bondig te beweren,
dat de socialisten zich als doel hebben gesteld te
luieren.
Niet de kapitalisten, waarvan een gedeelte niets doet
dan coupons knippen, worden onderhanden genomen als
lediggangers, maar de socialisten, wien het teveel gevergd
lijkt, dat een gedeelte 10—20 uren per dag werkt en
daartegenover wettelijke maatregelen genomen wenscht
te zien, dit te beperken tot 10 uren.
Weet de redactie soms ook nog raad voor die duizenden
werkloozen, werkloos door invoering van machines etc.
Zij zou met die wijsheid van groot nut kunnen zijn voor
die gesjochte onvrijwillige lediggangers, die dat zijn door
„de bestaande orde van zaken" die ook verdedigd wordt
door de redactie der Vlaardingscke Courant.
En „zoo de oude zingen, piepen de jongen," ook
„Argus" wenscht te zeggen dat er opvoedende kracht
uitgaat van het verkiezingswerk der anti-revolutionaire
partij.
En wel omdat door Drop geen verkiezingswerk meer
gedaan is, omdat hij deswege onderhanden was genomen
door „Nederland en Oranje".
„Argus" heeft vermoedelijk gemaft.
„Argus" is tevreden met den schijn, zij hebben Drop
niet meer zien plakken.
Neen, geplakt heeft hij niet meer, maar hij heeft zijn
plicht gedaan.
Hij is lid van een partij die geen propaganda maakt
voor den persoon maar voor het beginsel. En daar
behoort elk der leden aan te werken. Dus voortaan beter
opgepast en al de oogen open, „Argus".
Wat die opvoedende kracht aangaat der anti-revolu
tionaire partij, ja, die kennen wij zoowat. Om maar te
blijven bij de laatste schandalen, daar heb je b.v. de
lintjeshandel, het Haagsche verkiezingsschandaal en de
arrestatie van Valk, al te gader symptomen van opvoe
dende kracht. Neemt men daar nog bij dat kaartspelende
en Gods naam misbruikende jonchelingen zich opmaken
propaganda te maken voor de „Christelijke" beginselen,
dan heeft men zoo'n beetje «mschreven wat onder
opvoeders en opvoedende kracht moet worden verstaan.
Alleen bestaat er verschil van smaak.
Wij althans zijn van die opvoedende kracht niet
gediend, dat zal „Argus" ook wel merken.
Een Chineesch oordeel over het alkoholgebruik in
Duitschland. De heer Li-Ti-Shang-Fai, die jarenlang
in Duitschland bij den bouw van door China bestelde
oorlogsschepen werkzaam was, schreef hierover het vol
gende in de in Peking verschijnende kourant
„Bij deze gelegenheid kwam ik in vele Duitsche steden,
tot in München en ik kon me maar niet begrijpen, dat
de Duitschers, mannen zoowel als vrouwen, in alle stan
den, in het volle bewustzijn van de schadelijke gevolgen
op zoo'n ongehoorde wijze aan het alkoholgenot toege
ven. De Duitschers verafschuwen met recht het opium-
rooken van ons volk en stpllen ons daarvoor aan de
kaak, ofschoon het opium-genot misschien niet eens zoo
(Slot.)
Toen ze ophield moest ze bidden leeren. Eerst vond
ze 't wel leuk, de handjes gevouwen en toen die woord
jes nazeggen, voor haar woordjes zonder zin. Doch
weldra verveelde 't haar en ze vroeg naar de poes en
of ze ook een pop kreeg. Wrevelig hield de tante op
met het onderwijs in 't gebed.
Later eten. De kleine babbelde, babbelde en at
tegelijk. Oom kreeg er een oogenblik pleizier in. Doch
toen kwamen de paedagogische lessen van dominee hem
voor den geest, en 't zwijgen werd de kleine opgelegd.
Dat hield ze niet lang vol, dan begon ze weer over
moetje.
Op forsche wijze werd haar nu 't praten verboden.
Na den eten viel oom in zijn leunstoel neer en snorkte
weldra. Zoo deed tante en zoo deed de poes. Te
vergeefs zocht de kleine haar bezigheid, ze begon ten
slotte te zingen, doch nu vloog oom hevig op en duwde
haar 't bevel van mond-houden, toe.
Nu huilde ze, en daarna zat ze stil, in zich zelf ge
keerd en kreeg een vaag vermoeden dat ze in dit stille
huis van voldanen niet gelukkig zou zijn.
Daarbij dacht ze aan moetje, haar lieve moetje, die
zoo bleek was, maar zóó goed Zij kende de oorzaken
van moetjes bleekheid niet. Zij wist niet dat moetje een
jaar of zeven geleden een bloeiend jong meisje was van
nauwelijks 20 jaren, dochter van 'n zuster van oom die
daar zat te slapen. Dat jonge meisje had 'n man lief
gehad, te lief, en van die liefde was Annetje de vrucht.
Dochde man had Annetje niet willen kennen en was
heengegaan. Zoo was er schande gekomen over haar
moetje, een schande die moetjes moeder ten grave deed
dalen, zóó werd ze gepijnigd door de verontwaardigde
kreten van oom en van tante en van andere even brave
leden der familie, die haar steeds weer opzochten en
martelden met hun nooit eindigend geroep vanschande,
schande
De kleine weet van dat alles niets. Zij weet alleen
dat ze met moetje woonde en van deze gekust en ge
liefd werd. Zij wist dat moetje steeds zat te werken,
als ze uit haar slaap wakker werd en altijd, moetje
werkte, naaide hooge hoopen goed. En zij, de kleine
speelde met de lapjes die er af vielen en met de garen
klosjes. Ze had van die lappen een pop en als ze lachte,
als ze schaterde, als ze zong, dan fleurde moetjes bleek
gelaat wat op.
Tot den dag dat moetje heel bleek werd en men de
kleine wegbracht zeggende dat moetje dood was, zou
weggaan en noot weer terug zou komen.*
De brave familie, die met hun schandegeroep de
moeder hadden gedood, zouden 't kleinkind grootbrengen.
Ze zouden deze ziel winnen, in ruil voor die andere die
verloren was. Dominee had 't recept gegeven, hoe.
Soberheid, ingetogenheid strengheid, vroomheid.
Maar in dit echt liefdekindje leefde een frissche,
heerlijke levenslust, die zich uitte op elk oogenblik van
den dag. En nu begon een strijd, een bittere, pijnlijke
strijd tusschen de kleine met haar vulkaan van levens
lust, zich openbarende in zang en dans, in lach en lied
en de sombere zaligmakerij van deze vromen, die 't te
doen was om de ziel.
De zang werd gesmoord, de dans geketend, en lach
onderdrukt, het lied overschreeuwd een instinktmatige
vijandschap groeide er wederzijdsch uit. En later klonken
de verwijten. „Zooals je moeder" heette het dan. De
zonde der moeder werd 't kind voor de voeten gegooid.
Maar de mensch leert strijden tegen eiken vijand en
de kleine vond, grooter geworden, zelf hare wapens.
Ze leerde huichelen, vroomheid en ingetogenheid als de
beste. Ze ving oom en tante in haar net, en deze,
naarmate zij waarheid en oprechtheid aflegde, juichten
inwendig over de redding van hare „ziel".
Maar gelijkertijd bleef de vrijheid tot zang en dans,
tot lach en lied, haar ideaal, dat ze eenmaal hoopte te
bereiken. Eenmaalals zij onafhankelijk zou zijn.
Doch dominee had ook in dezen raad gegeven. Zij
moest niet onafhankelijk worden, want dan zou het
„kind der zonde" zich zeker weer openbaren en zou 't
haar gaan als haar moeder En daarom liet men haar
niets leeren, waardoor ze een onafhankelijk bestaan zou
hebben gekregen, ze moest ondergeschikt blijven terwille
van de deugd.
Zoo groeide ze op, kwam in de jaren van liefde- en
vrijheidsdrang, en op zekeren dag braken al die banden
van schijndeugd en schijnvroomheid waarmee ze was
gebonden. De oudjes galmden 't uit, hoe 'n „kind der
zonde" ze was. En ze geloofde het en meende dat
haar noodlot was dat 't haar zou gaan als haar moeder
die men haar afschilderde als 'n hoer
Ze toog de wereld in, walgend van de jaren van
huichelarij die ze had doorleefd, haar gebrek aan een
middel van bestaan wreekte zich, zoodat zij ten slotte
werd, wat men van haar moeder had gezegd.
Nu viert ze bot haar lust tot zang en dans, haar
vreugde in lach en lied, maar welk een verschil tusschen
het heerlijke kind dat op dien dag werd binnengeleid
aan dominees hand bij hare christene opvoeders, en het
arme wezen dat daar thans van de eene uitspanning in
de andere valt om van trap tot trap te dalen en ten
slotte ten gronde te gaan I
Welk een verschil tusschen wat ze geworden is, en
wat ze had kunnen worden indien ze, inplaats van door
lieden die 't om de ziel, opgevoed was door lieden die
't om den mensch te doen was geweest
V.