KLOOTWIJK
GEVAARUJKE TIJGERS IN DE AANBIEDING.
Expositie in Maritiem Museum Mens aan boord'
I
rv/xri ShdursSt^iUff >n J 'r
ROTTERDAM In het
Maritiem Museum Rotter
dam is de tentoonstelling
'Mens aan boord'.te bezichti-
gen. Deze maritiem-histori-
sche expositie is semi-perma
nent en tot medio 1996 te
zien. 'Mens aan boord' geeft
een beeld van de Nederland-
se zeevaart in de tijd van de
Republiek.
Zeeman swegwijzer
%JCeS> vogrlert £<e<e<?0#d era/'*?/Brvt/bdorn fa//on te -fAr/r^n. nemen^legen-
*tr trfurn<tux. - xx>itr//onx c&rtirru t/over de 18 kis-
Oosf Zrrdzs^e ySoO&tyeJZjeZ ^ATZXOTr^enu'AiS JjKOtS socmen t°p-
Die broertjes Klootwijk zijn
nergens bang voor!
Zo zitten hun winkels bijvoor-
beeld deze week boordevol
tijgers! Tijgerbrood,
tijgerbolletjes en zelfs
gevaarlijk lekkere tijgersoezen!
Oppassen dus.
Tijgersoezen.
3 STUKS VOOR
Van scheepsjongen
tot admiraal
Lichaam en ziel
Een niatroos terugkerend nit verre
landen; een papegaai op de hand,
naast hem een aapje en een
scheepskist vol kostbaarheden;
/ijn lief toeroepend: ik brand om
bij jou te slapen.
Is dit het beeld van de zeenian?
Hi /ullen ongetwijfcld zeelui /.ijn
geweest die ge/ond en wel met
geld op zak van hun reis thuiskwa-
men.
Er is ook een ander beeld te schet-
sen. Het beroep van zeeman was
immers zwaar. De werk- en leef-
omstandigheden aan boord waren
abominabel, met grote kans op 011-
gevallen, /iekte en dood en meest
al was de betaling gering.
Wat is nu het echte beeld van de
zeeman?
De tentoonstelling geeft een indruk
van het leven en werk van de zee-
man aan boord van
grote zeilschepen
in de periode eind
I6de lot eind 18de
eeuw. Dit gebeurt
aan de hand Van
materiaal uit die
tijd; bijna uitslui-
tend uit de eigen
collectie: scheeps-
modellen, naviga-
tie-instrumenten,
gebruiksvoorwer-
pen, tekeningen en
prenten. Dit mate
riaal is op zichzelf
al historisch interessant - vaak bo-
vendien uiterst zeldzaam - maar
het krijgt in deze context een extra
dimensie.
In de marge van een scheepsjour-
naal staal. onder gekruiste doodsb-
eenderen. per dag het aantal doden
genoteerd. In een VOC-reglement
tegen smokkel vinden we de exac-
te maten van een scheepskist.
Uit tientallen van zulke details
wordt het beeld van de zeeman op-
gebouwd. De tentoonstelling geeft
dus niet zozeer een systematisch,
chronologisch verhaal wat gezien
de gekozen periode ook niet goed
mogelijk zou zijn, maar eerder een
kaleidoscoop van impressies.
In 1584/1585 publiceerde Lucas
Jansz. Waghenaer zijn 'Spieghel
der Zeevaerdt". de eerste gedrukte
zee-atlas ter wereld. Waghenaer
geeft hierin kaarten van de kusten
van Noord- en Noordwest-Europa.
Zeevaart in de 17de en 18de eeuw
toen het voornaamste vaargebied
van de Nederlanders.
Op het titelblad van het eerste deel
staan de hulpmiddelen afgebeeld
die de zeeman bij het navigeren ten
dienste stonden: kompas, kaartpas-
ser, lijn met lood. graadstok. astro-
labium, quadrant - de laatste drie
instrumenten om de geografische
hreedte te bepalen - zandloper en
een sterren- en landkaart.
Met de maritieme expansie van
Nederland vanaf het einde van de
I6de eeuw, verschenen hier steeds
uitvoeriger en nauwkeuriger atlas-
sen en zeemansgidsen maar de in
strumenten bleven in essentie de-
zelfde. Waghenaer geeft in zijn at
las in 33 bladzijden een inleiding
tot de stuurmanskunst. Hij stelt dat
goed zeemanschap weliswaar pas
edit geleerd kan worden 'van be-
drevene luyden opten schepe',
maar dat zijn handleiding toch tot
'vorderinghe en behulp van den
jongen onbedrevene aancomende
Bootghesellen' kan zijn.
Naast de opleiding in de praktijk
was er ook onderwijs in de theore-
tische zeevaartkunde. Dat onder
wijs weed meestal op particuliere
scholen gegeven door oud-stuur-
lieden.
Om een zekere standaard te waar-
borgen hadden de VOC en de ad-
miraliteiten hun
eigen meester-
examinators om
nieuw aan te ne-
men personeel
op hun kennis te
testen. Het on
derwijs kon ge-
bruik maken van
leerboeken waar-
in een theoreti-
sche verhande-
ling telkens ge-
volgd wcrd door
een groot aantal
'exempels',
d.w.z. uitgewerkte vraagstukken.
Leerlingen deden deze oefeningen
na en sommigen stelden zo hun ei
gen leerboek' samen. Een mooi
voorbeeld is het manuscript door
Hendrik de Vos die van 1748-1753
uit het leerboek van Claas de
Vries, 'Schatkamer ofte konst der
stier-lieden' zorgvuldig de exem
pels nawerkte. Tussen de bereke-
ningen maakte hij kleurige illustra-
ties.
De 'Schatkamer' was in de 18de
eeuw een van de meest populaire
navigatieboeken. Voor het eerst
uitgekomen in 1702 werd het tot
de laatste uitgave in 1818 in totaal
elf maal herdrukt. Merkwaardig is
overigens dat in de uitgave die De
Vos heeft gebruikt geen melding
wordt gemaakt van de octant, een
hoekmeetinstrument dat toch al
sinds 1731 bestond. Pas in 1777
veranderde De Vries zijn opmer-
king over de graadboog als het
voornaamste middel bij het meten
van de hoogte. Hij noemde de
graadboog toen
het instrument
bij eenvoudige
zeelieden het
meest gebruikt'.
Omstreeks 1590
werden in Ne
derland plannen
ontwikkeld om
zich een aan-
deel te ver-
werven in de zo
winstgevende
handel op het
Verre Oosten.
Aan bekwame
schippers en
stuurlieden was
hier geen ge-
brek. Wat ont-
brak was de
kennis over de
vaart op de bui-
ten-Europese
gebieden.
Petrus Plancius,
predikant en geograaf speelde een
grote rol bij het opvullen van deze
lacunes. Hij verzamelde gegevens
uit Spaanse en Portugese bronnen,
gaf -als eerste in Nederland- kaar
ten uit van buiten Europese kusten,
stelde reisinstructies op en gaf zelf
onderricht over oceaan-navigatie.
Theoretisch waren er vier wegen
mogelijk naar het Verre Indie: via
het noord-westen. het noord-oos-
ten, het zuid-westen en het zuid-
oosten. In korte tijd hebben de Ne
derlanders ze
alle vier gepro-
beerd. de eer
ste keer dat het
een Nederland-
se vloot lukte
om Indie te be-
reiken werd
dan ook de
Eerste Schip-
vaart' ge-
noemd. s
In 1595 voer
Cornelis de
Houtman uit
met vier sche-
pen via de
zuid-oostelijke
route. Hij be-
reikte Bantam.
Al was de reis
commercieel
geen succes,
wel was nu
aangetoond dat
de vaart op In
die mogelijk
was.
Hetjaar daarop
vertrok Jacob
Cornelisz. van
Neck met acht
schepen voor
een tweede
reis.
Bijzonder is
dat op de ten
toonstelling
zowel de kaart
van de 'Eerste
Schipvaart',
als die van de
'Tweede
Schipvaart' te
zien zijn. Bei-
de kaarten zijn
gemaakt door
Petrus Planci
us. Van de
laatste kaart is
geen ander
exemplaar in
Nederland aan-
wezig.
Op de kaart
van de Eerste
Schipvaart' is
met een stip-
pellijn de route
van De Hout
man en Keyzer
om Kaap de
Goede Hoop
aangegeven.
De kaart van
de 'Tweede
Schipvaart'
toont de route
van Van Neck
en Warwijck.
Dat de tweede
reis wel winst
opleverde
blijkt uit de titel waarin gesproken
wordt over de schepen, die beladen
met vele soorten specerijen veilig
thuis zijn gekeerd in hetjaar 1600.
De afbeeldingen op beide kaarten
zijn ontleend aan de gedrukte reis-
journalen.
De 'doorvaart bij Noorden om'
was al eerder geprobeerd. In 1594,
1595 en 1596 werd een expeditie
uitgerust naar het noord-oosten. de
afloop van de laatste reis met de
overwintering op Nova Zembla in
het Behouden Huys is een begrip
ge worden.
De alom bekende afbeeldingen
van deze reis zijn afkomstig uit het
gedrukte journaal door Gerrit de
Veer uit 1598. De afbeelding van
het interieur van het 'Behouden
Huys' echter staat niet in zijn ver-
slag. maar werd in het zelfde jaar
wel gepubliceerd door L. Hulsius.
In 1599 verscheen een Italiaanse
vertaling van De Veer met wel een
afbeelding van het interieur. De af
beelding vertoont opmerkelijke
gelijkenis met het inwendige van
de woning zoals dat in 1871 aange-
troffen werd.
Op een tekening door Willem van
r ten van de Gou-
verneur-Gene-
raal.
De onheilen die
het zeemansle-
ven bedreigden,
waren er vele;
oorlogsgeweld.
stromen, ge-
vaarlijke kusten
en rotsen, men-
selijk falen. Een
serie van acht
gravures op de
tentoonstelling
laat een scala
van deze ram-
pen zien: om-
slaan bij storm,
aanvaring,
schipbreuk.
brand in de
kruitkamer. Tij-
dens de reis was
er bovendien al-
tijd gevaar voor
bedrijfsonge-
vallen of be-
smettelijke
ziekten. In het
journaal van het
VOC-schip
'Voorberg'
wordt een wel
uiterst ongeluk-
kige reis be-
schreven. Op
eerste Kerstdag
1785 vertrok de
'Voorberg' van
Texel op weg
naar Indie. Op
31 december
raakte het schip
in een zware
storm. Het tuig
ging verloren en
40 bemannings-
leden lieten het
leven. Onder
noodtuig wist
men op 12 ja-
nuari Dart
mouth te berei-
ken. Terwijl het
schip gerepa-
reerd werd brak
aan boord ziek-
te uit. Op 23
maart waren al
60 man gestor-
ven, wat een
verlies van 100
manschappen
betekende. In
het journaal be-
tellen. Op last
van de autoritei-
ten werd het schip in quarantaine
gehouden. Eind april was de epide-
mie uitgewoed. Toen de 'Voor
berg' op 29 juni bij Texel terug-
keerde waren 136 man overleden
en acht man gedeserteerd.
Het journaal van de 'Venus' be-
schrijft een zeer tot de verbeelding
sprekend onheil: muiterij. In au-
gustus 1779 overkwam dat het ad-
miraalsschip op de rede van Texel.
Volgens het journaal begon het
de Velde zien we de vloeiende lij-
nen en de fraaie versiering van een
17de eeuws oorlogsschip. Maar we
zien meer dan een mooi scheep-
sportret. Overal, soms op de meest
onmogelijke plaatsen, staan figu-
ren getekend. Deze stoffering zou
een symbool kunnen zijn voor hoe
vol zo'n schip was.
Alleen al het normale scheepsbe-
drijf was uiterst arbeidsintensief:
het hanteren van de tuigage, het
werk aan de pompen en het dage-
lijks onderhoud.
Op oorlogsschepen maar ook op
grote koopvaardijschepen waren
daarnaast mensen nodig voor de
bediening van het geschut.
Bij de oorlogsvloot werden de ma-
trozen ingezet zowel voor de
scheeps- als de oorlogsdienst;
marsklimmers en busschieters.
Soldaten vormden een apart corps.
Zij waren bewapend met handge-
weer, en deden dienst als schild-
wacht en waren tijdens het gevecht
geposteerd aan dek en in de want.
De 'Zeven Provincien'. het vlag-
geschip van Michiel de Ruyter,
was circa 50 meter lang en voerde
een bemanning van 425 matrozen
en 50 soldaten. Nu was de 'Zeven
Provincien" uitzonderlijk zwaar
bemand. Een 18de eeuws VOC-
schip van 150 voet lang (circa 45
meter), had een bemanning van ge-
middeld 300 man, waarvan 2/3
scheepsvolk en 1/3 soldaten vodr
de dienst aan het geschut.
Scheepsbenodigdheden, reserve-
materiaifl. voedsel, water, geschut
en krijgsbehoeften hadden ook
veel plaats
nodig.
Voor de
koopvaar-
dij was het
uiteraard
het belang-
rijkst dat
genoeg
ruimte
overbleef
voor de la
ding.
GRRRRRRRR!
Ook geldig bij de
Versbakker in Bas v/d Heyden.
Dit
bleem
speelde
vooral bij
de VOC.
Op de lange
reizen van
en naar In
die moesten
nu eenmaal de nodige voorraden
meegenomen worden en het was
dus van het grootste belang dat de
schaarse voorraadruimte zo doel-
matig mogelijk benut werd.
Talloos zijn de klachten over
'groote wanladinge' d.w.z. onoor-
deelkundig en slordig stuwen. Het
gevolg was schade aan de lading
door lekkage, slechte verpakking.
broei in specerijen, enz.
In 1683 schreef Hendrick Decquer
voor de VOC een handleiding voor
goed stuwen. Hij stelde tabellen
samen van gewicht en omvang van
diverse soorten lading en gaf voor-
beelden van een efficiente indeling
van de ruimten aan boord. Wat
Decquer niet met zoveel woorden
zegt maar wat wel een rol speelde
was dat maar al te vaak de kostbare
ruimte aan boord werd gebruikt
voor het afladen van particuliere
goederen', dat wil zeggen sluik-
handel. Personeel van de VOC had
recht op eigen handel tot een be-
paald bedrag, afhankelijk van de
rang. Dat maakte deel uit van het
salaris. Maar die limiet werd
meestal ver overschreden. Steeds
weer vaardigde de VOC maatrege-
len uit tegen de smokkel. Zo werd
in 1742 besloten om het bezit van
eigen kisten te verbieden voor de
lagere rangen en in plaats daarvan
een vaste uitkering te geven. Acht
jaar later werd die regeling weer
ingetrokken. Een matroos mocht
met een klein incident. Een deel
van de bemanning vroeg ontslag
uit de dienst omdat de afgesproken
zes maanden dienstverband waren
uitgelopen tot 17 maanden. De be
manning kwam in opstand. Een
schietpartij kon net voorkomen
worden. Na een onderzoek van de
Hoge Scheepskrijgsraad werd in
oktober uitspraak gedaan. Op een
harde kern van acht man na, kre-
gen alle muiters amnestie. Van de
acht waren er vier ter dood veroor-
Bij 'laarzen' sloegen de mannen
van het eigen kwartier de veroor-
deelde met een dik eind touw op
'daar waar zijn laarzfen ophouden'.
Bij 'van de ra lopen' trok men de
delinquent op tot het uiterste punt-
je van de grote ra om hem dan met
lood verzwaard diep in de zee te
storten.
Werd men 'gekielhaald'. dan werd
de veroordeelde, in een harnas van
lood en verzwaard met een die-
plood en kogels, vanuit een sloep
baar de diepte getrokken onder het
schip door.
,.Een yegelijck zal verantwoorden
zijn ampt een iedere in't zijne."
Dit citaat uit een artikelbrief van
1665 geeft de essentie van de orga-
nisatie aan boord. Van hoog tot
laag had iedereen zijn vaste taak en
verantwoordelijkheid.
Bij aankomst aan boord werd de
hele bemanning onder de rang van
officier in drie groepen verdeeld;
Prinsen
kwartier,
Graaf Mau-
rits kwartier
en Graaf
Ernst kwar
tier, De
kwartieren
waren even-
redig sa-
mengesteld
uit de ver-
schillende
disciplines.
De kwartie
ren liepen
beurtelings
de wacht
van 4 uur,
waarbij ge-
zorgd werd
dat niet
steeds hetzelfde kwartier de hon-
dewacht (van 0-4 uur) moest lo
pen.
Een kleine eenheid aan boord werd
gevormd door de 'bak', 6-8 man
die gezamenlijk uit een houten bak
schaften. In een bak zaten gelijke
beroepen bij elkaar; zeilmakers,
kuipers, enz. Voor het handhaven
van orde en tucht was de provoost
verantwoordelijk. In de artikelbrief
-dat is het scheepsreglement- ston
den alle mogelijke wandaden en
bijbehorende straffen opgesomd.
Lachen en praten tijdens het ge-
bed, vloeken, verspillen van water
of bier, slapen op wacht, dronken-
schap, dobbelen, stelen en vechten,
de lijst lijkt onuitputtelijk. Een
paar voorbeelden. Aan dek blijven
nadat zijn wacht is afgelopen bete
kende voor de schepeling vier da-
gen in de boeien op water en
brood.
Iemand die een mes trok met een-
en euvelen moede', ook zonder dat
er verder iets gebeurde, werd met
zijn eigen mes door de hand aan de
mast genageld. De zwaarste straf
was voor doodslag. De dader werd
vastgebonden aan het slachtoffer,
over boord geworpen.
Als iemand het zou wagen 'eenige
vrouwsper-
soonen
t'scheep te
brengen' dan
zegt de artikel
brief alleen dat
hij gestraft zal
worden 'naer
gelegenheyt
van saecken'.
Het verschil in
rang kwam het
duidelijkst tot
uiting in de be
taling. Een
overzicht uit
1654 van de
betaling van
de oorlogs
vloot geeft aan
dat een kapi-
tein per maand
100,— verdien-
de, een stuur-
man 36,—, een hoogbootsman 24,-
- en een ervaren matroos 11,--- In
vergelijking met beroepen aan de
wal verdiende een onderofficier als
de hoogbootsman ongeveer even-
veel als een geschoold ambachts-
man.
De lonen bij de koopvaardij lagen
ongeveer hiermee gelijk, maar in
feite kon men daar meer verdienen
door het systeem van 'voering'
d.w.z. dat elke schepeling recht
het schip. het gewone volk voor-
in). in het menu (aan de kapi-
teinstafel kaas, gerookt vlees en
wijn. rn de bak erwten, pekel-
vlees en bier) en natuurlijk in kle-
ding en attributen.
Op het titelblad van Jacobus
Lootsinan's zeeatlas is dit fraai te
zien. Rechts staat een eenvoudige
zeeman blootshoofds, gekleed in
broek en wambuis; hij houdt een
lijn met lood vast. Stel daarnaast
de officier: een hoed op, een
broek met strik bij de knie, over
zijn jas een sierlijke omgeslagen
mantel; in de rechterhand een
k artpasser, in de linker een as-
trolabium.
De medische verzorging aan
boord was in handen van de
scheepschirurgijn. Op grote sche
pen had de opperchirurgijn twee
assistenten.
In de 17de en 18de eeuw waren
de opleidingen heelkunde. voor
uitwendige kwalen. en genees-
kunde. voor inwendige kwalen,
gescheiden. In de praktijk aan
boord moest de chirurgijn. die
een heelkundige opleiding had.
ook verstand hebben van genees-
kunde. Ongelukken en verwon-
dingen kwamen nu eenmaal min
der voor dan ziekten; behalve na-
iuurlijk tijdens zeegevechten. De
ziekte die het meest geassocieerd
wordt met de zeevaart is onge-
twijfeld de scheurbuik. Toch was
al vroeg in de 17de eeuw bekend
hoe scheurbuik voorkomen en
genezen kon worden. Bij het eten
deeld, maar Stadhouder Prins Wil
lem V verleende gratie. De dood-
straf werd omgezet in lijfstraffen:
van de ra lopen, laarzen en kielha-
len. In een merkwaardig pamflet.
gedateerd 20 en 21 oktober 1779
beschreef een ooggetuige de uit-
voering van de straffen.
had op enige handel voor eigen re-
kening. Bij de marine was er het
buitgeld, maar dat was minder ze-
ker. In de tijd van de Republiek
veranderden de gages nauwelijks.
Behalve in betaling kwam het ver
schil in rang ook uit in de leefruim-
te aan boord^officieren achter in
van voldoende verse groenten en
fruit vooral citroenen. trad de
ziekte niet op. Groente en fruit
bedierven echter snel en een
schip was soms maanden onder-
weg zonder verversingsplaatsen
aan te doen. Blijft onverklaarbaar
waarom er niet meer aandacht
aan het juiste voedsel werd gege
ven. Gebrek aan vitamine C, de
pas in de 19de eeuw ontdekte
oorzaak van scheurbuik. maakte
de mensen ook vatbaar voor ver-
koudheid en andere infecties.
Aan boord van de volgepakte
schepen met gebrekkige hygieni-
sche voorzieningen hadden be-
smettelijke ziekten alle kans om
zich heen te grijpen. Voorschrif-
ten als 'Dat het volk zich behoor-
lyk reinige, en zuiver houde: Dat
hun klederen, kooygoed en kisten
van tyd tot tyd op't dek gebragt,
en gelugt worden', hielpen niet
genoeg.
Op alle schepen die langer dan
een paar weken op zee waren,
was de kwaliteit van het water
een groot probleem. Allerlei op-
lossingen zijn gesuggereerd: het
water steeds overpompen, er een
gloeiend stuk ijzer in dompelen.
het vermengen met limoensap.
Dit nam niet weg dat men het wa
ter moest drinken met de tanden
op elkaar om de wormen niet in
te slikken. De oplossing: het dis-
tilleren van zeewater, was wel be
kend. In circa 1690 werden de
eerste destilleerketels aan boord
geplaatst om in 1707 weer afge-
schaft te worden omdat men het
te duur vond. Ook hier werd een
stukje vooruitgang niet gereali-
seerd.
Voor de godsdienstige verzor
ging was op de grote schepen een
predikant aan boord en op klei-
nere een ziekentrooster 'als medi-
cijnmeesters der zielen". Zij kon-
den bij hun werk gebruik maken
van diverse stichtelijke werken.
speciaal geschreven voor het heil
van de zeeman. Hierin stonden
preken. postille's (korte uitleg
van Bijbelse teksten), toepasselij-
ke gebeden voor alle voorkomen-
de gelegenheden, vrome verma-
ningen. maar ook meer prakti-
sche raadgevingen: Wilt U voor
vreemde vrouwen sparen. Neemt
oock op Uw drincken acht. En
verschoont u kleeren sacht Suy-
ver zijn verlenght de Jaren'.
De laatste tien jaar is het scheeps-
archeologisch onderzoek steeds
belangrijker geworden. Goed ge-
dokumenteerde vondsten uit
scheepswrakken vullen de histo-
rische bronnen in ar-
chieven en musea aan
en bieden een schat
aan informatie over
het dagelijks leven aan
boord.
3 Februari 1735 ver
ging in een storm op
een dag met springtij
de oostindievaarder 't
Vliegent Hart' voor de
kust van Walcheren.
In 1981 werd het wrak
gelokaliseerd en start
le een Engels-Neder-
lands onderzoekspro-
jekt. Sinds 1982 wordt
er vrijwel ieder jaar in
de zomermaanden naar het wrak
gedoken. Dankzij het Stedelijk
Museum te Vlissingen en de heer
Rex Cowan van de North Sea Ar
chaeological Group kan het Ma
ritiem Museum een aantalverras-
sende vondsten uit 't Vliegend
Hart' laten zien.
WEEK 13
WATERWEG - WX4.01