Jury bestudeert ruim vierhonderd verhalen Q o Woensdag 27 december 1995 CX9.51 De redactie van MaasstaD week- bladen is de afgelopen weken be- dolven onder de ingezonden de- cemberverhalen. Het klinkt afge- zaagd maar het is echt waar. De re dactie van MaasstaD weekbladen dankt iedereen die zich met zoveel overgave en verve heeft gestort op de opdracht om een decemberver- haal te schrijven. De redactie wilde de hoeveelheid ingezonden verhalen beperken en dacht slim te zijn door de opdracht moelijker te maken. De inzenders moesten in elk geval een van de drie quotes in hun verhaal verwer- ken. Verkeerd gegokt. Iedereen heeft de handschoen opgepakt en is de uit- daging aangegaan. De jury, be- staande uit Lenie Saris, Frans Meijer en voorgezeten door chef- redacteur Laurens Hartman is overwerkt. Lenie Saris heeft de deadline voor haar laatste boek niet gehaald. De Gemeentebiblio- theek Rotterdam heeft een week lang zonder leiding gezeten, omdat Frans Meier in een stiltekamertje verhalen zat te lezen en Laurens Hartman heeft de jacht op kerstca- deautjes naar volgend jaar moeten verschuiven. Conclusie van de jury: op deze manier 'eens maar nooit meer'. De redactie weet nu wat haar te doen staat volgend jaar. Dejury zal dan uit minstens twintig mensen moeten bestaan om de verhalen met evenveel aandacht te kunnen bestuderen, zonder geconfronteerd te worden met gebroken gezinnen, woedende uitgevers en al te uitge- laten redacties. Meer dan vierhonderd december- verhalen heeft de jury moeten be studeren. Er zijn uiteindelijk veel meer verhalen ingezonden, maar pas na de deadline van 13 decem ber. Verhalen die uit alle hoeken van de regio zijn ingestuurd. En niet alleen vanuit de regio, de op- roep bereikte ook andere steden. Er waren inzendingen bij uit Al- phen aan den Rijn, Wassenaar, Leidschendam en zelfs Amster dam. Gelukkig is niet alles in een keer binnengekomen, maar ver- deeld over de afgelopen twee we ken. Uit al die verhalen is uiteinde lijk een verhaal als winnaar uit de bus gekomen. De uit Spijkenisse afkomstige Ilonka de Hoog en Mandy van der Maas waren de au- teurs van het verhaal 'Het Kerstge- schenk'. Deze twee dames winnen daarmee een vierdaagse reis naar Londen, ter beschikking gesteld door het fonkelnieuwe RET-tours. Omdat er zoveel leuke verhalen waren, die toch geen prijs konden winnen, is hieronder de werkwijze van de jury weergeven, in de hoop dat daardoor begrip groeit voor het onvermijdelijke oordeel. In de eer- ste schifting vielen de verhalen af die geen van de vereiste quotes had verwerkt. Vervolgens sneuvelden de verhalen die de quote niet letter- lijk hadden verwerkt. Nadat de enorme stapel enigszins was ge- krompen, werden de verhalen die gewoon minder aanspraken apart gelegd. Ook de heftig pornografi- sche of anderszins afwijkende ver halen zijn in de beoordeling niet meegenomen. Doordat het aantal verhalen uit- zonderlijk hoog is geweest heeft de jury zeer strenge criteria moeten vastleggen om de uiteindelijke winnaar aan te kunnen wijzen. Na zeer lang wikken en wegen door de juryleden (afzonderlijk van elkaar) is er een laatste selectie gemaakt van de beste verhalen. Maar nog steeds was er geen win naar. De vefhalen die door twee of drie juryleden tegelijk werden uit- verkoren bleven over. Dat bleken er nog steeds vijftien te zijn. Wat te doen? Om uit de impasse te gera- ken zijn er vier criteria vastgesteld. Hoe de stijl van de verhalen was, hoe goed de quote in het verhaal paste, hoe origineel het verhaal was en hoe het verhaal eindigde, is er een clou? Voor al deze criteria is door ieder jurylid een cijfer gege- ven van nul tot vijf. Het maximum aantal punten zou zestig zijn. Uit eindelijk leverde dit een duidelijke winnnaar op. Met 47 punten bleek het verhaal van Ilonka de Hoog en Mandy van der Maas uit Spijkenisse de meeste punten te hebben. Op de tweede plaats is met 44 punten geeindigd het verhaal 'Erepoort' van M. Da- vids-Donders uit Rotterdam. Dat dejury zeer streng is geweest, mag blijken uit het feit dat niemand bo- ven die 47 punten is uitgekomen. Beide verhalen staan hieronder af- gedrukt. Ze zijn geillustreerd door MaasstaD-tekenaar 'Wiele', gees- telijk vader van stripfiguur Sjaak Blaak. 1 Natuurlijk is niemand van de ruim vierhonderd inzenders het eens met deze uitleg. Maar over de toch al moeilijke beslissing kan helaas niet gecorrespondeerd worden. e7 Het Kerstgeschenk Op een gure winterdag zat moeder- ziel alleen een zielige stumper in een kille, tochtige voormalige hen- nepkwekerij te blauwbekken van de kou. Hij stonk naar ranzig zweet en verschraald bier. Zijn ogen wa ren bloeddoorlopen, zijn haar was vlasdun en vet. Om zijn knokige li- chaam zwabberde een verschoten trainingspak. Hij was een paria, nog geen schim van de arrogante playboy die hij vroeger was ge weest. Hij was eenzaam. Het enige gezelschap dat hij had was een ma- gere kakkerlak die luidruchtig een kruimel beschimmeld brood veror- berde. De zielige man staarde pein- zend naar zijn zVarte nagels en overdacht zijn onverdiende lot. Diezelfde dag nog had hij door de natte straten geslopen, op zoek naar wat warmte en genegenheid. Tot zijn schrik had hij gezien dat de mensen hem vermeden. Ouders sleurden hun kinderen ver van hem vandaan, vrouwen haalden vol walging hun neus voor hem op, mannen wendden hun blik af en schurftige honden, bekeken hem met een blik vol minachting. Over- al waar hij liep werd het stil en donker. Zelfs de schaduwen vielen van de muren. Wanhopig had hij troost gezocht in zijn voormalige stamkroeg. Toen hij de deur open- deed van het naar stuff en bier ruikende lokaal was er een intense stilte gevallen. Hoerige vrouwen en lugubere mannen staarden hem met lege ogen aan. Een ruw uit- ziend type was op de stakker afge lopen en had hem op dreigende toon gevraagd wat hij kwam doen. „Ik ben het, jullie gabber", had de zielepoot smekend gezegd. ,,Ken- nen jullie mij dan niet meer?" De grote man die voor hem stond had smalend gelachen: „Ja, wij kennen jou maar al te goed. Er is hier nie mand die geen geld van jou krijgt, eikel." De zielige man was ineen- gekrompen van zetfmedelijden en had half jankend gesmeekt: ,,Ach lieve vrienden toch, leen mij nog wat geld voor een pilsje en wat co ke. Ik beloof jullie dat ik alles te- rugbetaal." Er had een woedend gegrom geklonken en voor dat de stakker wist wat hem overkwam had de grote man hem bij zijn vod- den gegrepen en op de natte straat gesmeten. „Ja, maar het is morgen Kerstmis", had de zielepoot ge- kermd. „Als wij morgen niet al ons geld hebben dan zal jij Kerstmis zonder ledematen vieren", zei zijn belager dreigend, waarna de deur van de kroeg op slot werd ge- draaid. De man was naar zijn 'huis' ge- strompeld, zich onderwijl afvra- gend waarom alles en iedereen zich tegen hem had gekeerd. Dit verdiende toch niemand? Hij zat nu in zijn smerige kamer peinzend naar de nietsvermoedende kakker lak te kijken, terwijl het kwijl lang- zaam van zijn korstige lippen droop. Hij vroeg zich juist af hoe hij het onschuldige beestje voor zijn doeleinden kon gebruiken (zou hij het slachten en opeten of sexueel misbruiken?) toen er plot- seling lawaai klonk bij de voor- deur. De schlemiel dook ineen van angst toen hij een harde klap hoor- de en de deur compleet werd inge- trapt. Weldra stond er een briesend manspersoon voor zijn neus die met van woede overslaande stem riep: „Vuile schoft, eindelijk heb ik je gevonden, dacht jij nou echt dat je mijn nieuwe auto kon lenen om hem vervolgens te verpatsen en het geld te vergokken! Jarenlang had ik gespaard voor die nieuwe wagen, klootzak, ik kom jou een lesje leren!" Net wilde de inmid- dels huilende stakker een slap ex- cuus gaan stamelen toen er weer iemand in de deuropening ver- scheen. Tot zijn schrik zag hij dat het zijn volslagen hysterische ex- vrouw was met een groot vleesmes in haar hand. „Gore hufter", gilde de vrouw. „Mijn leven met jou was een hel op aarde, je hebt talloze malen bedrogen met goedkope snollen, je hebt me geslagen en vernederd, je liet me sloven en kruipen voor je walgelijke vriend- jes en nu probeer je me na onze scheiding ook nog op te zadelen met jouw schulden! Ik ga je castre- ren vuilak!" Gevaarlijkzwiepte de vrouw met het enorme mes, maar voor zij iets onherstelbaar kon uit- richten kwamen er wederom onge- node 'gasten' binnenstormen. Dit- maal waren het een zestal woeden de deurwaarders, zwaaiend met ontruimings-bevelen, op de voet gevolgd door een laaiende maat- schappelijk werker en een diepte- leurgestelde ambtenaar van de so- ciale dienst. Je hebt me belogen' riep de maatschappelijk werker. „Je hebt me belazerd", huilde de ambtenaar van de sociale dienst. „Je zit zwaar in de problemen vriend'riepen de deurwaarders in koor. De armzalige zielepoot keek de mensen om hem heen met betraan- de ogen aan en stamelde: „Ach, heb toch medelijden, ik heb zo'n honger en ik heb het zo koud. La- ten we het verleden toch begraven en met een schone lei beginnen. Wie wil mij een beetje geld lenen, zodat ik..." De man was nog niet uitgesproken of tot zijn ellende moest hij constateren dat er een si nister uitziende man was binnen gekomen die hem een pistool tegen zijn voorhoofd zette. „Wat is er met die partij heroine gebeurd?", siste de man onheilspellend. ,,Eh ja, nou", begon de bedreigde be- drieger te stotteren, terwijl hij van uit zijn ooghoek nog meer perso- nen uit zijn 'glorierijke' verleden zag opdoemen. Ineens was het een drukte van belang om hem heen. Ex-vrienden en vriendinnen schreeuwden om het hardst dat ze hem wilden lynchen, drugsver- slaafde tieners keken hem met hol- le ogen aan terwijl ze hem beschul- digend aanwezen en zijn broers en zusters krijsten dat hij zijn moeder had verkocht. Door een mist van wanhoop zag de paria de politie met getrokken pistool op hem af- komen, terwijl talloze bejaarden hem uitscholden voor oplichter en zwendelaar. Wanhopig probeerde hij een slimme opmerking te be- denken, maar toen hij zag dat zelfs zijn bloedjes van kinderen hem vol verachting aanstaarden, slikte hij zijn loze praatjes in. Jong en oud verdrong zich om de geteisterde minkukel heen. Als klap op de vuurpijl kwam er ook nog een ui- terst parmantige dame van de dier- enbescherming binnen die, na een reeks vergrijpen en aanklachten opgelezen te hebben, zijn magere kakkerlakje opeiste. De minder- waardige stakker besloot over te gaan tot een laatste poging om aan zijn belagers te ontkomen. Hij kroop naar het raam en jankend van zelfmedelijden sprang hij naar beneden. Aangezien hij op de eer- ste verdieping woonde kwam hij er levend vanaf. Snikkend belandde hij in de goot met slechts enkele schrammen en wat gebroken bot- ten. Jammerend en kermend vroeg hij zich af of er dan niemand meer van hem hield. Ineens bemerkte hij dat hij niet al leen in de goot zat. Hoewel hij voelde dat het hem niet kwaad ge- zind was, wat het dan ook wezen mocht, schrok hij zich toch wel even de ongegeneerde driedubbele onbeschaafde jaspestpleuris van wat hij zag. Hij voelde zijn hart ver achter in zijn keel tegen zijn huig aan bonken en er lag ineens een hele zware steen op zijn maag. Hij kon geen vin verroeren. Tot zijn verbazing zag hij de duivel op het randje zitten. „Zo, krotekoker", zei de Duivel in plat Rotterdams. „Ik heb veel over jou gehoord jo- chie, je schijnt een geduchte con current te zijn." Hoopvol keek het minderwaardige personage op en zei: „Hallo beste Duivel, wat leuk je nu eens in het echt te zien. Zeg, wil jij misschien mijn ziel kopen zodat ik weer wat beter in mijn slappe was kom te zitten?" De Duivel keek het kereltje vol pure minachting aan en antwoordde: „Dat zwarte zieltje van jou is hele- maal niets waard, maar daar kom ik ook niet voor, geloof het of niet, ik ben hier uit menslievendheid." Blij keek de zielepoot hem aan en zei: „Dus je komt mij redden?" De Duivel begon satanisch te lachen tot de lachtranen over zijn slechte gezicht stroomden en kakelde: „Nou, iedereen denkt dat ik ge- voelloos ben, maar ergens heel diep in mij zit een vleugje van een heel klein beetje gevoel en dat mi- niscule beetje ga ik aanwenden om de mensheid een onvergetelijk kerstcadeau te schenken: ik ga jou meenemen naar de hel." De man staarde verslagen naar de Duivel en deed nog een halfslachtige po ging om medelijden op te wekken: „Oh, lieve meneer Duivel, ik ben zo vreselijk zielig, ik heb zo'n dorst en ik heb het zo koud!" De Duivel sloeg zich op de buik van het lachen en bulderde: „Ik garan- deer je een ding, bij mij zal jij het nooooolt meer koud hebben." En hij pakte de bevende stakker vast en sleurde hem mee de hel in. De toegestroomde omstanders begon- nen enthousiast te juichen en te ap- plaudisseren. Mensen omhelsden en kusten elkaar. De hemel spleet open en een koor van engelen be- geleidde de kerstman in zijn arre stee. Het regende cadeaus en toen het tot vreugde van iedereen ook nog begon te sneeuwen was jong en oud het erover eens: De Duivel had hen dit jaar een goddelijke kerst bezorgd! Mandy van der Maas en Ilonka de Hoog, Spijkenisse Op de Dam hield een oude morsige man met een klein grijs sikje mij staande en zei: Meneer, mag ik misschien een dubbeltje voor de erepoort?" Verbijsterd staarde ik hem aan. Ik droeg weliswaar een oude spijkerbroek, laarzen en een te vaak gewassen uni-sex jack, maar voor een man had nog nie mand me ooit versleten. „Voor de erepoort", herhaalde hij en keek me afwachtend aan. Tegen alle waarschuwingen van de politie in, graaide ik in mijn zak en voelde daar mijn winkelwagen-gulden. Ik aarzelde, maar om wisselgeld vra- gen leek me nogal dwaas. Behen- dig sloot zijn hand zich om het geldstuk. „God zegene u, me neer." ,,Mevrouw", mompelde ik nog zwakjes, maar hij was al weg. Terwijl ik doorliep vroeg ik me af hoe dat eigenlijk zat met die ere poort, maar al gauw werd mijn aandacht afgeleid door de aanlok- kelijke etalages en ik haastte me verder otn voor vier man betaalba- re kerstkadootjes te bemachtigen. Ik was er vroeg bij dit jaar; Sinter- klaas was nog op geen enkel dak gesignaleerd, maar overal stonden de opgetuigde kunstkerstbomen al te glitteren en te glinsteren onder de last van veel te veel ballen, strikken, slingers en frutsels. Met weemoed dacht ik aan de boom vroeger thuis; hoe zijn pitti- ge dennegeur de kamer vulde, hoe mijn moeder er hier en daar een Erepoort zilveren bal in hing en probeerde de kaarsjes in hun metalen houder- tjes zo recht mogelijk op de takken te klemmen. Alle kerstboomspul- letjes zaten in een kleine, oude, fi ber koffer en elke bal was - na de vorige Kerst - verpakt in een stukje krantenpapier. Ik mocht alles aan- geven en bij elk papiertje dat ik openvouwde, kreeg ik een warm gevoel van herkenning: Ah, daar was dat vogeltje weer met een staartje van namaakveren en daar het kleine trompetje waar je echt op kon blazen en dat dan een hoog piepgeluidje liet horen; het klokje met binnenin, aan een heel dun ij- zerdraadje, een klein glazen bolle- tje, dat een helder tinkelend geluid gaf als je het bewoog. En oh, het engeltje! In de minuscule handjes droeg het de tekst 'Gloria in exce- sis Deo'Wat dat precies beteken- de wist ik niet, maar wat was het een mooi engeltje. Ik draaide het om en om en bekeek het fijne ge- zichtje, de vleugeltjes en de kleine blote voetjes die onder het witte gewaad uitstaken. ,,Rietje, je staat weer te dromen. RIA, pas op nou", riep mijn moeder nog, maar het was al te laat. De engel lag op de vloer en een van de handjes met eqn stukje van de tekst was afge- broken. 'ria in excelsis Deo' was wat er overbleef. Verbaasd keek ik ernaar. RIA, dat was Ik! Ineens voelde ik me een beetje bijzonder, nu was het engeltje er speciaal voor mij. Mijn moeder... Met een schok kwam ik terug in het heden, toen lijn 5 met rinkelde bellen en knarsende remmen vlak achter mij tot stilstand kwam. De bestuurder keek me hoofdschud- dend en bestraffend aan. Oef, dat was op het nippertje. Geschrokken bedacht ik, dat Ik nu bijna het ge vallen engeltje was geweest! „En nou opschieten met die ka- dootjes", maande ik mezelf. Wat was het koud, 'n beetje natte sneeuw woei in mijn gezicht en een kille wind blies dwars door mijn jack. Iedereen leek zoals ge- woonlijk haast te hebben. Met op- geslagen kragen en wapperende sjaals liep men door een brij van afgevallen blad en natte sneeuw. Een bejaard dametje maakte bijna een fatale schuiver. ik kon nog net haar elleboog grijpen en haar voor een flinke smak behoeden. „Dank u wel", hijgde ze. „U bent een red- dende engel." „Alweer die en- gel", dacht ik wrang. „Nou moest 'ie maar eens ophoepelen." Binnenmonds begon ik te decla- meren: ,,Oh, land van mest en mist, van vuile koude regen..." Wat had de Genestet gelijk gehad. Met een grijns vroeg ik me af wat hij in zijn boosheid zou hebben neergepend als hij in deze tijd van mestoverschotten had geleefd. Twee uur later liep ik met drie voi le plastic zakken te sjouwen. Ik was moe en koud en snakte naar een kop hete koffie met een lekker cognacje erbij. Mijn bruine ca- feetje was maar een paar straten verder en ik wist dat het er warm en gezellig was. Verrast bleef ik ervoor staan. Aan weerszijden van de ingang stonden kleine verlichte kerstboompjes en de deur was random royaal versierd met vers dennegroen. „De erepoort", schoot het door me heen. Ik ging naar binnen en jawel, daar zat het grijze sikje achter een forse pils met een klein kelkje ernaast. Hij herkende me meteen - dankzij de gulden? - maar hij zei niks. Ik hees me op de kruk naast hem. Pas toen ik mijn cognacje aangenaam warm naar mijn maag voelde glijden, trok ik langzaam mijn jack uit. Het sikje verslikte zich in een grote slok pils en stamelde proestend: ..Meneer is een mevrouw..." M. Davids-Donders, Rotterdam Meer dan vierhon derd inzendingen, wie had dat kunnen dromen. Helaas staat de redactie slechts een pagina ter be schikking om het winnende verhaal en die van de 'runner up' te publiceren. Toch wil de redactie een aantal leuke, lachwekkende, ont- roerende, spitsvondi- ge, beeldende quotes uit de overige verha len de lezers niet ont- houden. Daarom volgt hieronder een kleine greep uit het zeer gevarieerde aan- bod decemberverha- len. Het decemberver- haal van de Rotter- damse Karin ter Haar is wel heel plastisch gesehreven: Het schraapte z'n smerig ge- schubde poten, met de resten van vers uitgescheten mai's, graan of wat voor gezond produkt dit creatuur ook voor het laatst genuttigd had. door wat stro en splinters hout. Zijn kont was nagenoeg kaal op wat vochtige slierten na van eerder genoemde maaltijd. Z'n ogen zo zwart als kool en duister, ogen waardoor 'Nightmare on Elmstreet' tot lachfilm werd gede- gradeerd. De magere nek, waar met de beste wil van de wereld niet een kastanje in zou passen, schokte heen en weer met elke onheilspellende 'klok' dat het dier voortbracht. „Kind, zo goed, zo vers." ,,Vers???" Het leefde, het was herkenbaar in plaats van stijf gevroren in de juiste stand, ontdaan van alle organen, spieren en aderen en wat al niet meer waar je normaal gesproken levend vlees aan zou kunnen herkennen. „Vers", ik haatte dat woord, ik haatte m'n suikertante, maar bovenal haatte ik de kal- koen. De oude morsige man op de Dam van Truus Terlouw uit Alphen aan den Rijn reageert wel heel grappig nadat hij een gulden krijgt: „Dat zijn wel tien dubbeltjes!!", riep 'ie gelukzalig. Zijn sikje trilde ervan. In het verhaal uit Vlaardingen van Linda Pols slaat de kersttrol op hoi: Voor me stond, ja, wat stond er eigenlijk voor me? Je zou het een soort trol kunnen noemen. Maar dan ook wel het meest afgrijselijke trolle- tje dat je je maar kunt voorstellen. Wat was 'ie lelijk. Hij had kromme be- nen, rood piekhaar en een enorme wrat op zijn neus, echt lelijk dus. Hij was griezelig klein en had hele kleine varkensoogjes die me onderzoekend aankeken. „So", zei de engerd met een knarsende stem. „Ik geloof dat ik bij jou moet wesen." Jeetje, ook dat nog; een trol die sliste. Ergerkon niet. Schrijver Jan Noordam uit Rotterdam verdenkt de jury in zijn ver haal ervan zelf de verhalen voor de wedstrijd te schrijven, tegen beta- ling dan wel. Hij komt daar achter als hij door de jury uitgenodigd wordt voor een afspraak: Ik wilde wegrennen, maar bij de trap stond de man van beneden. „Hebben jullie er weer een?", vroeg hij. „Ik geloof dat hij opeens niet meer wil. mijnheer Hartman", zei de vrouw. Ze keken me aan, ze leken allemaal even oud. Ik voelde me steeds onbehaaglijker. Eerst dat vuur, toen dat gestoorde verhaal en nu die idioten die me boosaardig aanstaarden. Was het maar nooit december geworden. Mijnheer Hartman liep naar me toe en greep me opeens bij de schouders. „Wij zijn van de jury, je moet", siste hij. „De jury en alleen de jury bepaalt wat er ge- beurt." „Ik moet niks, 1-laat me los, ouwe", bracht ik uit. Ik zag hoe een lange sliert kwijl uit zijn mond droop. Ik voelde met wat voor een onmen- selijke kracht de handen in mijn botten knepen. „Je moet", schreeuwde Meijer, „iedereen die bij ons komt wil hetzelfde." De hoofdpersoon in het verhaal van Joke Husselman uit Klaaswaal kan geen vin meer verroeren: Ik zag een wezen achter in de gang, in het halfschemer van de straatlantaarn.Kom", zei het wezen en zijn knerpen- de, krassende stem deed honderden schoolbordkrijtjes over schoolborden jagen. 'De poelier van Deptford', zo luidt de titel van de Rotterdammer Kees van Os, waarin hij een heel speciaie reis onderneemt naar Engeland: Het decemberverhaal zou mij naar Deptford voeren. Ook de keuze van mijn reisgenoten was bepaald. Samen met Deelder en Carmiggelt zou ik naar Engeland reizen om het geheim van Deptford te ontdekken. Geen ge- makkelijke keuze. De vraag was of de eerste auteur mij wel wflde verge- zellen en of de tweede wel aanwezig kon zijn. Was het niet lijfelijk, dan toch minstens spiritueel. Ik sprak met Deelder af in Cosy Corner. Hij was enthousiast, sloeg met z'n vuist op tafel en riep 'We gaan'. Een week later kreeg ik op een stormachtige avond in Amsterdam-Zuid inderdaad de tafel aan het dansen. Simon verscheen aan het gezelschap. Hij was blij met wat aandacht en liet me weten dat hij mee ging. Zo zaten we uiteindelijk in het vliegtuig naar Londen. Jules aan het gangpad, verdiept in het AD. Ik in het midden. Op de lege stoel rechts van mij lag Het Parool. Voor Simon. Jules bestelde twee whiskeys. Ik voegde daar nog een borrel aan toe. Even later reikte de stewardess mij de jenever aan. Ik zette de neut voor Simon neer. Het eerste wonder: het glaasje werd als door een onzichtbare hand opgetild en in een teug geleegd. De jenever verdween in het niets. Simon, die ook voor ons volledig onzichtbaar was, zat meteen op z'n praatstoel. De erepoort van Cok Kraaijeveld uit Ridderkerk is wel een heel bij- zondere: Ineens zag ik het, met witte verf was er op de muur gesehreven 'Speeltuin De Erepoort"; in de hoek was een soort brievenbus waarop stond 'Inworp een dubbeltje'. ,,Wil je nog steeds?", vroeg de oude baas. „Ja, ja", struikelde ik bijna over mijn woorden. Plechtig en met een bijna sereen gebaar wierp hij de dubbeltjes in de bus. Wat er daarna gebeurde, hield ik niet voor mogelijk. De muur werd doorzichtig, zodat wij er dwars doorheen konden stappen. Ineens was ik in een compleet andere wereld. Het was een plekje met groen en bloemen. Midden in de winter, de zon scheen er alsof het een mooie lentedag was. Hier en daar stonden schom- mels, glijbanen en natuurlijk een hobbelpaard en wip. Ook de evenwichts- balk ontbrak niet. Tot mijn verbazing speelden er geen kindertjes, maar al lemaal opa's en oma's. Zij maakten vogelnestjes in de ringen. deden wie het verst kon springen en het hardst kon lopen. Krukken, rolstoelen plus andere hulpmiddelen hadden zij achteloos weggesmeten. Niemand hoor- de je over z'n reumatiek of een andere oude dags kwaaltjes klagen. Plezier voerde hier de boventoon. Mirjam Poolster uit Vlaardingen pakt de quote van Jules Deelder, die eindigt met 'Ik kon geen vin verroeren", goed op: Nou hoefde dat ook niet. Ik ben per slot van rekening geen vis. Voor vliegen draai ik in de re- gel mijn hand niet om, maar zwemmen is bepaald geen liefhebberij van me. Sander Haas uit Brielle heeft een zeer humoristisch alternatief kerst- verhaal gesehreven: Inmiddels was de wijze man in spe al een wijze man geworden en met twee andere wijze mannen op reis gegaan. Het was na- melijk zo dat hij met drie vrienden op vakantie wilde na hun doctoraal ge haald te hebben. Ze wisten alleen niet waarheen, tot ze op een avond een ster zagen, een hele heldere ster. Het leek alsof de ster hen de weg wees. Maar aangezien ze net uit de iT kwamen, gingen ze ervan uit dat ze ge woon bezopen waren en waanbeelden zagen. Elke avond stond de ster aan de hemel en bewoog niet. Opeens kwam een van de vier wijzen op het idee om de ster te gaan volgen. Dat zouden ze doen. Jammer genoeg mocht de vierdc wijze man niet mee van zijn moeder, hij had de afwas nog niet in de af- wasmachine gezet. Dus gingen ze met z'n drieen op pad. DeG.S. (Gallilea's Spoorwegen) staakten, dus zij namen de brom- mer. Helaas moes ten zij die in de woestijn achterla- ten. omdat ze door de politie in beslag waren genomen; ze reden te hard. Ze zouden hun brommers over een maand terugkrij- gen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Maaspost / Maasstad / Maasstad Pers | 1995 | | pagina 9