Bloemlezing
Ruim 250 verhalen
nachten
T
GREtvr!
KV<
'A\ A
(ceiM
JYECh:
eerd
coca
Maandag 30 december 1996
cx 51
Decemberverhalen E996
I
IU,
ROTTERDAM - Dat Rotterdammers creatieve mensen zijn, blijkt wel uit
de vele inzendingen die de redactie van MaasstaD weekbladen heeft ge-
kregen voor hetdecemberverhaal'We kunnen helaas niet alle december
verhalen op deze pagina publiceren, maar een aantal ontroerende, humo-
ristische en beeldende fragmenten willen we de lezers van MaasstaD
weekbladen niet onthouden. Dus een korte bloemlezing uit de vele inzen
dingen die op onze bureaus zijn beland, leek de redactie wel op haar
plaats.
'John's heet geen John's meer. Een of andere commerciele gigant zal het
zaakje een paar jaar geleden wel hebben overgenomen. Dat is op zich wel
begrijpelijk voor een plaatsje dat dreigt uit te groeien tot een gigantisch
sli-oord. Maar om er dan de belachelijke naam 'Ski Inn' aan te geven...'
Peter de Haan, Vlaardingen
De beschermengel van Rotterdam
i '„Ho, ho, wacht op mij!", klonk een klagende stem. „Wat ben jij een bang
jongetje." Verbaasd bleef hij staan. „Ja, draai je maar om." En daar, mid
den op het pad, stond een levensgroot rendier. Met signaalrode neusgaten
waaruit witte dampwolken opstegen en met een puntig gewei dat scherp
afstak tegen de heldere hemel. „Nou, nou! Dat koste moeite om je te vin-
den. Eeven voorstellen; ik ben Rudolf. Vroeger was ik bekend om mijn
rode neus, maar dat was lang geleden. Jij bent Robbie, is 't niet?" „Ik heet
Rob, en ik ben helemaal niet bang", protesteerde Robbie. „Ik heb jouw
gezien in mijn droom, samen met de Kerstman!'"
Tony Lemaire, Capelle aan den IJssel
'Nu was hij niets, hij was niemand, just 'Mr. Nobody'. Wat nu? Hij was
aan het einde van zijn latijn. Vele jaren was de nu lege ruimte het middel-
punt van zijn belangstelling geweest. Elke vooravond van kerst stonden
hij en zijn talrijke vrienden om de mooiste kerstboom die er maar te koop
was. En nu, nu kon er zelfs geen dennetak van af. „Neen, neen",
schreeuwden de ettelijke deeltjes binnen zijn grijze massa. „Dit is niet eer-
lijk!"'
W. Leysner, Rotterdam
'„Maar genoeg gepraat nu", zei het monster en hij schudde het laatste
restje sneeuw van zijn handschoenen. Toen had Thomas het eindelijk door
zijn dromen hadden hem willen waarschuwen. De toppen van de heggen
hoorden helemaal niet groen te zijn. Door de sneeuwval hadden ze bedekt
moeten zijn. Hij had moeten weten dat het monster eerder op het terrain
was dan hij. Hij had de sneeuw van de toppen gehaald. „Te laat", sliste
het monster. „Te laat, Tommie-boy." Met zijn grote zak sloeg hij Thomas
tegen zijn hoofd. En wie die stille, heldere middag voor kerstmis rond
twee uur naar de lucht had gekeken, had waarschijnlijk de kerstman ge-
i4_ zien. Zittend in zijn koets, met ervoor rendieren en naast zich een klein
jongetje. Steeds hoger en hoger de lucht in gingen ze, tot ze uiteindelijk uit
het zicht verdwenen waren.'
Brigitte Delissen-van Perlo, Hoogvliet
'Het kwam langzaam op gang, maar toen de blaadjes regelmatig begon-
nen te vallen en de wind begon te razen om zijn oren kwam het besef. De
volgende ochtenden begonnen in een wit en half bevroren landschap.
De winter greep het landschap en schudde het wit en koud. De glooiing
over de heuvels kreeg een sierlijk kroon van vrieskou, maar deze was ver-
raderlijk en glad.'
Remco Weeda, Barendrecht
'„U bent bezocht", begreep de loffelijke met tranen in de ogen en legde
zijn hand op Karels schouder. „Dit zal een nieuw licht werpen op ons hel-
le, schelle bestaan. Alle Spiriwoningen en alle huiskamers zullen dit licht
kennen." Stil en bewust van dit grote moment bezagen de twee de rustige
en trotse vlam. „Heeft u al een naam voor dit wonderlijke voorwerp?",
doorbrak de loffelijke de devote stilte. „Nee, Rabpasminee, daar heb ik
geen moment aan gedacht", zei Karel zachtjes en ongelogen. „Wat is uw
naam?", vroeg de andere, waarop Karel zijn voor- en achternaam gaf.
„Keers!", besliste de hoffelijke. „Onze planeet zal worden verlicht door
de Keers!"'
P. Onderwater, Rotterdam
IhS>
an 'Het verhaal van de eenzaamheid, van de stilte en van het verdriet was
nooit voor of over hem geschreven. Hij was geboren in de jaren '60, en
was de man van de jaren '90 geworden. De zakenman, de man met de
vrienden en het geluk binnen handbereik. Heel het jaar was het feest, met
als hoogtepunt de maand december. De etentjes bij vrienden, de avonden
rond de haard en de liefde van dat kleine gereformeerde dorpje waar zijn
bedrijf en zijn gezin bloeide. Opgegroeid volgens de gewoontes van dat
mooie dorpje: huisje, boompje, beestje. Opgegroeid volgens het principe
je trouwt, je maakt succes en je sterft. Hij praatte mee met de roddels, hij
„Het spijt haar vreselijk. En het
was bijna te laat. Hij kon haar spijt-
betuigingen haast niet meer in ont-
vangst nemen." De presentatrice
laat een stilte vallen. Ze kijkt zon-
der te knipperen in de camera en
schudt met een korte beweging
haar lange blonde lokken opzij. Uit
het publiek klinkt onrustig ge-
schuifel en onderdrukt kuchen.
„Vandaag is het een bijzondere
uitzending", vervolgt ze. „In deze
laatste aflevering alweer van dit
jaar, bieden we een bloemetje aan
dat haast niet meer geaccepteerd
kon worden. En Ine Bos is hier om
daar over te vertellen. Ine, kom
maar naar beneden."
Van de verlichte treden schrijdt
een jonge slanke vrouw met krul-
lend halflang haar naar beneden.
Ze draagt een zwart mantelpakje
en schoenen met halfhoge hakken.
„Ga lekker zitten op de bank,
Ine." De presentatrice wijst uitno-
digend op de grijze bank en neemt
zelf plaats in de fauteuil ernaast.
Ze slaat haar benen geroutineerd
over elkaar en blikt haar gaste zelf-
verzekerd en onderzoekend aan.
„Je hebt ergens spijt van, he Ine?
Erge spijt, en het gaat om je
man..." Ine schraapt haar keel.
Haar gezicht is bloedeloos en haar
ogen zwart opgemaakt. „Ja... het
gaat om mijn man, Ben. Het is nu
een paar jaar geleden dat hij mee-
deed aan een prijsvraag. Voor een
brug in Rotterdam."
„Misschien moet je het uitleggen,
Ine, anders snappen de mensen
thuis en in de zaal het niet... Jullie
hebben samen een architectenbu-
reau?" „Ja, een architectenbureau,
Bos en Van BorkeJ. Het ontwerp
voor die brug hebben we ook sa
men gemaakt. Ik weet het nog
goed. Het was zo'n avond, ik had
gekookt en we hadden nogal wat
wijn op... de beste avonden om tot
goede ideeen te komen." Haar
stem hapert. De zaal is muisstil.
De presentatrice breekt de stilte en
kinkt bemoedigend. „Doe het maar
rustig aan, hoor. Ik zie dat je het
moeilijk hebt. Dat is ook niet zo
raar. Je hebt ook zoveel achter de
rug."
Met gebroken stem vervolgt Ine:
„Het was dus die avond. Wijn en
kaarslicht. Een lichte dronken-
schap. We hadden een slechte tijd
achter de rug. Veel werk, maar
weinig inkomsten. Ik wilde graag
kinderen, Ben wilde er niet van ho-
ren. Ben wilde verhuizen, weg uit
Amsterdam, terwijl ik wilde blij-
ven. Zo ruzieden we avond na
avond. We begrepen elkaar niet
meer, verstonden elkaar niet meer,
hoorden elkaar niet meer." Een
wit kanten zakdoekje verschijnt uit
het borstzakje van haar mantelpak
je. Ze dept haar neus en heel voor-
zichtig haar oogleden. „We teken-
den wat op de achterkant van een
oude envelop, die nog op tafel lag.
Ben speelde wat met zijn vrok. Hij
verboog hem en plots had hij de
vorm van wat later De Zwaan is
geworden. Hij tekende driftig ver-
der op de envelop. We keken
elkaar aan en in Ben z'n ogen lag
een triomfantelijke grijns. De eer-
ste keer sinds tijden dat ik hem ge-
lukkig zag. En toen... toen tekende
ik de lijnen erin, de draden van de
tuien. Elke lijn, zo vertelde ik hem,
stond voor de band tussen hem en
mij. Elke lijn vertegenwoordigde
een goede herinnering. Onze eerste
vakantie samen; een heerlijke mas
sage; een verliefd Sinterklaasge-
dicht; onze eerste vrijpartij..."
„Dus, als ik je even mag onderbre-
ken. Dus je hebt hem eigenlijk er-
toe aangezet om de brug te laten
steunen op die draden, die emotio-
nele draden?'„Ja, ik wist toen na-
tuurlijk ook niet wat we nu weten.
Dat bij windkracht zes en noord-
westenwind het brugdek begint te
trillen. En dat bij windkracht tien
en westenwind het dek zelfs
breekt." Ze kijkt verontschuldi-
gend en met een lichte glimlach het
publiek in.
„Maar hoe reageerde je man op het
winnen van de prijsvraag?" „Ben
was natuurlijk dolblij dat het ont
werp werd uitgekozen. En wij wa
ren gelukkig elke keer als we naar
die tuien keken. Ben was een ge-
vierd archtitect."
„Je zegt was een gevierd architect.
Wat gebeurde er toen?" ,,Afschu-
welijk. Het was zo zijn brug. Hij
zat vreselijk in de put. Ik probeerde
hem op te beuren. Zei dat het ook
mijn schuld was en dat er wel meer
bruggen af en toe wat schudden.
Maar onze relatie stond ondertus-
sen ook weer op instorten. Ben
sloot zich af, wilde niet meer met
mij praten. Negeerde me thuis.
Vreselijk. Ik liep tegen de muren
op."
„Maar het werd nog erger, he Ine?
„Ja. Westerstorm kracht tien.
Met sneeuw in een donkere de-
cembernacht. De sneeuw bleef op
de tuien en het wegdek liggen. De
brug brak. er waren veel gewon-
den. Het was dagenlang groot
nieuws. De storm die de gracieuze
Zwaan op haar knieen bracht en
daarmee ook Ben van Borkel, haar
schepper. Hij zat vreselijk in de
put. Hij was met naam en toenaam
op televisie geweest. Iedereen wist
ervan en hij werd zelfs op straat
nageroepen. En hij ging zichzelf
verwaarlozen. Het leven werd hard
voor hem. Dagen zonder eten,
nachten zonder slaap, avonden
zonder licht, een haard zonder
vuur, weken zonder werk, een toe-
komst zonder hoop, een jas waar
de ellebogen doorheen staken, een
oude hoed waarmee de meisjes de
spot dreven, huur die niet betaald
kon worden, onbeschoftheid van
de portier, smadelijk gelach van de
buren; allerlei vernederingen, ver-
bittering, verdriet en moedeloos-
heid. Ik was wel de laatste persoon
die hij wilde zien. Hij was on-
troostbaar. En toen heb ik tegen
hem gezegd...", haar stem slaat
over en stokt. „Het is maar goed
dat die tuien gebroken zijn. En ik
heb hem gezegd dat ik niet meer
met zo'n troosteloze man wilden
blijven wonen. Ik pakte mijn kof-
fers."
„0, maar dat meende je toch niet
zo letterlijk, Ine? Wat naar voor
hem en voor jou. Wat gebeurde er
toen?" „Het was op de kortste dag
van het jaar. er viel natte sneeuw.
Ben nam de train naar Rotterdam.
Later vond ik het enkeltje in zijn
jaszak. Hij is naar de plaats gegaan
waar de brokstukken van de brug
nog uitstaken over de Maas. Hij
liep radeloos heen en weer, zo
hoorde ik later. Toen hij... God
mag weten wat hij van plan
was...", er loopt een grote zwarte
mascara-traan over haar wang.
„Maar toen gebeurde het wonder.
Een oude man met groeven in zijn
gelaat, waarin de natte sneeuw
langzaam verdween, legde een
hand op Bens doorweekte winter-
jas. Het waren grote dikke vingers
met zwarte littekens. Hij zei: 'Van
BorkeT - met zo'n Rotterdams ge-
brouwen 'R' - 'Van Borkel, wij
hebben deze hele stad weer opge-
bouwd'. En hij wees met een breed
gebaar om zich heen. 'Dat lukt met
die brug van jou ook wel'." „Wat
mooi. Wat een prachtige woor-
den." „Ja, ze waren Ben z'n red
ding. Hij is teruggekomen die
nacht, met de laatste train naar
Amsterdam."
Na een lang moment van stilte be
gint het publiek droog te klappen.
„Wat een bijzonder verhaal, Ine.
En nu wil je een bloemetje aanbie-
den?" „Ja, of eigenlijk twee. Een
voor Ben om het spijt me te zeg-
gen. Het was mijn idee, die tuien
en het spijt me dat ze er niet meer
zijn. En ik wil alles goedmaken
met Ben. Zeggen dat we samen in
onze relatie nog veel meer lijnen
moeten aanbrengen. En ook een
bloemetje voor Ben zijn Rotter-
damse redder."
„Wat lief van je. Bedankt dat je dit
hebt willen vertellen. Heel dapper
van je. Nu zullen we zien of Ben
het bloemetje accepteert. Zijn red
der, de beschermengel van Rotter
dam, bleek helaas onvindbaar.
Niemand kent hem. Maar blijft u
kijken hoe Ben reageert op het
bloemetje van Ine. We moeten er
nu, helaas maar het moet echt, uit
voor de reclame."
Een man in een zwart colbert doet
open. „Bent u meneer Van Borkel,
Ben van Borkel?" „Ja", klinkt het
wantrouwend. „U krijgt een bloe
metje aangeboden, van het pro-
gramma Het spijt me. Weet u ook
van wie het bloemetje is?" „Ik
denk van mijn vrouw." „Ja, dat
klopt. Van uw vrouw Ine. Ze heeft
ergens heel erg spijt van. Ze zegt
dat ze met u samen nog veel meer
tuien wil uitzetten."
Hij kijkt in de verte, langs de,~ca-
mera. Zijn ogen glinsteren. „Zij...
wij hebben elkaar veel verdriet1^-
daan." Hij pakt de bos bloemeii
aan. „Wilt u wat in de camera zeg
gen?" Ben slaat zijn ogen op naar
de hemel. „Ik bedank de be
schermengel van Rotterdam voor
deze kans. Ine, wil jij samen met
mij de Zwaan wederopbouwen?"
Elise Broeks,
Rotterdam
lachte mee en besefte niet dat het ook zijn ondergang zou worden.'
Arnold de Jong, Heerjansdam
'Aan het einde gekomen van de oprijlaan stond Joshua stil voor het kruis
en las het opschrift voor de honderdste keer. 'Hier rust Wolf. Een betere
vriend kan een jongen zich niet wensen.' Tranen welden op en Joshua
wendde zich af van het graf van de hond om het besneeuwde zandpad op
te stappen.'
E. van Burken, Krimpen aan de Lek
oil
£2GWrJM3?OT&
De redactie van MassstaD week
bladen is ook dit jaar weer bedol-
ven onder de 'decemberverha
len'. Goed, het aantal inzendin
gen was iets minder dan vorig jaar
- de jury moest zich toen door
zo'n vierhonderd verhalen heen-
lezen, dit jaar waren het er nog al-
tijd een dikke tweehonderdvijftig
-, maar dat heeft de prat absoluut
niet gedrukt. Iedere inzender
bleek wederom over een scherpe
en creatieve pen te beschikken,
wat komische, ontroerende, beel
dende en veel alternatieve kerst-
verhalen opleverde.
Na het lezen van alle inzendingen
bleek dat de quote van Victor
Hugo favoriet was, waarschijnlijk
omdat deze het 'decembergevoel'
het beste verwoordde. Zeer wei
nig mensen waagden zich aan de
quote van Tessa de Loo en ook
het fragment van Stephan King
bleek moeilijk in te passen. Maar
er zijn natuurlijk altijd van die
slimmerds die dat perfect weten
op te lossen. De e6n laat zijn
hoofdpersoon de krant lezen
waarin de quote voorkomt, de an-
der laat haar hoofdpersoon een
boek of iets dergelijks schrijven
die begint met een van de drie op-
gegeven quotes. Slim bedacht,
nietwaar?
De jury bestond dit jaar uit de jon
ge schrij ver Abdelkader Benali en
directeur van de Gemeentebiblio-
theek Frans Meijer, die er vorig
jaar ook al bij was. Chefredacteur
MaasstaD weekbladen Harry
Mulder nam de voorzittershamer
ter hand. Na de ervaring van vorig
jaar, heeft de jury het dit jaar wat
anders aangepakt. „Want", zo
liet Frans Meijer de redactie we
ten, „van die vierhonderd verha
len heb ik nog nachtmmerries.
Niet omdat ze zo slecht waren,
hoor, maar het waren er zo veel,
er leek geen doorkomen aan.'
Nu zijn er per verschijningsge-
bied - Botlek, Waterweg, Hoekse
Waard, de IJssel-gemeenten en
Rotterdam - drie decemberverha
len door de regioredacties gese-
lecteerd, die natuurlijk aan de eis
van de quote voldeden. En de re-
dacteuren hadden daar een zware
kluif aan. Tussen het vervaardi-
gen van de gewone weekkranten
door, waren de redacteuren hele
maal in de ban van het
'decemberverhaal'volgeschre-
ven A4-tjes slingerden op de bu
reaus en iedereen was al helemaal
in de stemming voor de feestda-
gen. Er werd driftig gelezen, vaak
gniffelend, dan weer voluit la-
chend en soms met een brok in de
keel.
Uiteindelijk kwamen er dus vijf-
tien pennevruchten in de 'finale'
terecht. De drie juryleden hebben
een week, geheel afgezonderd
van de buitenwereld. deze vijftien
verhalen doorgelezen, en nog
eens gelezen en nog eens gelezen.
Aan het eind van die zware week
hielden ze een juryberaad. De
strijd speelde zich tussen de vol
gende 'finalisten' af: Peter de
Haan (Coming home for Christ
mas), Claudia Reijnen (Suziki
600 GSX F), Dominique Concor
dia (De kleur wit), W. Leysner
(De Zwaan en mr. Nobody), Ilse
Hijstek (Jord), Elise Broeks (De
beschermengel van Rotterdam),
Remco Weeda (Winters vuur), P.
Onderwater (De ondergang en
opkomst van Thomas Edison's
opvolger), T. van Hasselt (geen ti-
tel), Gerard Lodder (De sneeuw
val), J. Husselman Schop (Naam-
loos), Arnold de Jong (Illusie),
Sander Haas (Een nieuwe kans),
Brigitte Delissen-van Perlo
(Naehtmerrie uit het verleden) en
Christiaan van Veen (Kunst en
Kitsch).
De jury heeft drie citeria gehan-
teerd. Allereerst moest de ver-
plichte quote op een goede ma-
nier in het decemberverhaal ver-
werkt zijn. Het tweede criterium
was een logische verhaalopbouw
en als laatste eis moesten de jury
leden er een decembergevoel aan
overhouden. Enfin, we zullen de
spanning niet langer laten stijgen.
De winnaar van de decemberver
halen-wedstrijd 1996 is Elise
Broeks met haar verhaal 'De be
schermengel van Rotterdam'. Zij
won op het nippertje van J. Hus
selman Schop, de runner-up van
1996. De jury vond het verhaal
van Elise Broeks prima leesbaar;
het in vlotte stijl geschreven ver
haal had een prima plot en de Rot-
terdamse noot maakte het verhaal
actueel en herkenbaar. Het ver
haal van J. Husselman Schop
kwam volgens de jury wat moei
lijk op gang, maar staat dan ver-
volgens als een huis. De drie he-
ren vonden het een orgineel ver
haal met een uitstekend plot. Bei-
de verhalen staan hieronder afge-
drukt. Ze zijn gei'llustreerd door
MaasstaD-tekenaar Wiele, gees-
telijk vader van stripfiguur Sjaak
•Blaak.
Waarschijnlijk is niemand van de
ruim tweehonderdvijftig inzen-
ders het eens met de uitleg van de
jury. Maar over de toch al moeilij-
ke beslissing kan helaas niet ge-
correspondeerd worden.
Hij had zijn broer gevonden via
een bureau met de welluidende
naam 'Gezinshereniging'. De juf-
frouw van het bureau Gezinsher
eniging had het meteen gezien toen
de foto's van de broers naast elkaar
op haar bureau kwamen te liggen:
een eeneiige tweeling.
Dave, de man die contact had ge-
zocht met het bureau zag er onbe-
rispelijk uit, een keurige verschij-
ning.
Bobby had ogenschijnlijk een of
meerdere gevoelige tikken van het
leven gekregen; zijn voorkomen
was onverzorgd en vooral ver-
moeid.
„Hij mist de glans in zijn ogen",
bedacht de juffrouw van het bu
reau. In de loop van de tijd had ze
mensenkennis gekregen, vond ze
zelf. Ze schudde haar hoofd en be
dacht al starend naar de foto's dat
ze het onderwerp 'Verschillen in
opvoeding en de consequenties
voor herenigden' eens moest voor-
leggen aan de aan hun stichting
verbonden psycholoog. Misschien
dat ze er indruk mee op hem kon
maken. Zuchtend stond ze op en
borg de foto's met het daarbij be-
horende verhaal op in het archief
en sloot dat af, want de familie had
recht op privacy. Daarmee beein-
digde ze ook de bemoeienissen van
het bureau, want het vermiste fa-
milielid was gevonden.
De eerste keer dat Dave en Bobby
elkaar ontmoetten, was dat in een
sfeer van oprechte verbazing ge
weest. Beide broers bleken niet
van elkaars bestaan op de hoogte
gebracht te zijn door de adoptief
ouders. Bobby vertelde dat hij op
twaalfjarige leeftijd na een knal-
lende ruzie met zijn stiefvader pas
te horen kreeg dat hij geadopteerd
was.
„Wat er in die jongen gevaren was,
had duidelijk slechte oorsprong",
zei zijn stiefvader. Dat kwam niet
in zijn familie voor en dat wilde hij
zo houden ook. Voor Bobby waren
de ontboezemingen zo schokkend
geweest, dat de verwijdering die al
eerder zijn intrede had gedaan, een
feit werd. Op de vraag waarom hij
ter adoptie was afgestaan ant-
woordde zijn stiefvader dat zijn
moeder hem niet moest en dat hij
achteraf bezien haar geen ongelijk
kon geven. Daar moest hij het
maar mee doen. Bobby's bestaan
was vooral een zwervend geweest,
van de ene schnabbel naar de ande
re.
Heel anders verging het Dave. Het
echtpaar dat hem adopteerde, had
duidelijk meer visie. Dave was op-
gevoed in de wetenschap dat zijn
moeder overleden was bij zijn ge-
boorte, dat de vader onbekend was
en dat er verder geen familieleden
waren die belangstelling voor hem
hadden. Zijn stiefvader en stief-
moeder hadden hem naar eer en
geweten opgevoed, hem een goede
opleiding gegeven en hem zelfs
geholpen aan een fantastische baan
bij een accountantkantoor. Zij had
den nooit gesproken over een
broer. Dave wist niet of ze van
Bobby's bestaan hadden geweten.
Bij het ontruimen van het huis had
Dave papieren gevonden, die hem
nieuwsgierig hadden gemaakt naar
zijn afkomst. Hij kwam erachter
Naamloos
dat hij een broer moest hebben.
Vervolgens schakelde hij het bu
reau Gezinshereniging in. Dat bu
reau deed haar werk en binnen drie
maanden hadden de beide broers
de eerste ontmoeting achter de rug.
Terugkijkend op die eerste ont
moeting had Dave het angstig ge-
voel bekropen dat hij de dingen bij
het oude had moeten laten. Hij was
verlegen geweest met de onbehou-
wenheid van zijn broer en het vol-
strekte gebrek aan manieren. Hij
was verlegen geweest met zijn ei-
gen verworven maatschappelijke
positie en zijn betrekkelijke rijk-
dom.
„Ik zal Bobby financieel wat tege-
moet komen. Hopelijk is hij daar
niet te trots voor", dacht hij nog.
De volgende ontmoeting kwam
snel.
Nog steeds had Dave niemand ver-
<Z6LV«\G> N/5CM/JAAR ORa)
\JUJ6> EEN
WIESje
teld van het bestaan van zijn twee-
lingbroer, aanvankelijk omdat hij
graag zijn zaakjes voor elkaar wil
de hebben voor hij ze wereldkun-
dig maakte, maar nu ook omdat hij
zich diep in zijn hart enigszins
voor zijn broer schaamde.
Bobby beide op en vroeg Dave
naar een voor hem onbekend cafe
ergens in de binnenstad van Maas
tricht te komen. Natuurlijk kon
Dave dit verzoek niet weigeren.
Hij stak voldoende geld bij zich en
ging op pad.
Het cafe was moeilijk te vinden.
Bobby zat al uitgebreid aan de
maaltijd en had een goede fles wijn
laten ontkurken. „Kom erbij zit
ten", zei hij. „Ik heb een heerlijke
fles wijn besteld, want we hebben
tenslotte wat te vieren en geld is
voor jou toch geen probleem. Niet
waar?" „Natuurlijk betaal ik dit
etentje", zei Dave. „Ik was toch al
van plan je wat geld te geven en ik
zou het heel fijn vinden als je het
zou accepteren." „Vanzelfant-
woordde Bobby, „je moet het maar
zo zien, ik heb jouw deel ellende
vanaf mijn geboorte gedragen en
zij hebt mijn deel geluk genomen.
Nu kan de rekening vereffend wor
den."
De logica ontging Dave enigszins,
maar veel kans om erover na te
denken had hij niet. Bobby's toon
veranderde. Hij brandde los in ver-
wijten. Dave was veel eerder in de
positie geweest om op zoek te gaan
naar zijn familie, maar nee, stel je
voor dat hij iets met iemand zou
moeten delen. Dave was door en
door verwend. dave kon zich geen
voorstelling maken van het leven
dat hij leidde. Dave zou het alle-
maal zelf maar eens moeten mee-
maken. De woordenstroom ging
onafgebroken voort en uiteindelijk
stelde Bobby Dave voor van per
soon te wisselen tot kerstavond.
Op die avond zouden zij elkaar
weer treffen in dit caf6.
Tot zijn stomme verbazing hoorde
Dave zichzelf akkoord gaan.
Bobby wijdde zich vervolgens
weer aan zijn eten. Tussen neus en
lippen door vroeg hij Dave een va
kantie voor hem te bespreken,
want hij zou Dave natuurlijk nooit
kunnen vervangen op zijn kantoor.
Dave zou die problemen niet krij-
gen. Hij zou niet als Bobby her-
kend worden, want Bobby woonde
nog niet zo lang in de flat waar Da
ve de sleutel van zou krijgen. „Ik
ben tijdelijk zonder werk en een
sociaal leven heb ik hier nog niet
opgebouwd", verzekerde Bobby
Dave. Verder regelde Bobby de
datum van 'overdracht', tijd en
plaats alsof het een zakelijke over-
eenkomst betrof. En Dave vond
het goed.
Het gebeurde zoals afgesproken.
Dave overhandigde Bobby zijn
paspoort, autosleuteltjes, ticket,
huissleutels en portefeuille met in-
houd. Bobby deed hetzelfde, al-
leen was hij niet in het bezit van
een auto, en een vakantie kon hij
Dave natuurlijk niet aanbieden.
„Tot kerstavond", riep Bobby
toen hij wegreed, „zelfde tijd, zelf-
de plaats." „Okee, en geniet er
maar van", antwoordde Dave.
Toen Dave de flat van Bobby zag,
glimlachte hij. Hij had wel zoiets
verwacht. Gelukkig had hij zoveel
cash geld bij zich dat hij in staat
zou zijn in de komende tijd de flat
enigszins op te knappen en mis
schien wat meubels te kopen. Hij
zou zijn tijd als Bobby nuttig be-
steden.
Op kerstavond ging hij, zoals afge
sproken, naar het cafe en nam de
bescheiden van zijn broer mee om
ze aan hem terug te geven. Naar-
mate hij langer wachtte, maakte
zich een vreselijke gedachte van
hem meester, want wat als Bobby
niet op kwam dagen.
En Bobby kwam niet.
Met een van angst dichtgeknepen
keel verliet Dave die avond het ca
fe en ging op in de naamloze, win-
kelende massa, op pad voor de
laatste kerstinkopen. Het leven
a
werd hard voor hem. Dagen zon
der eten, nachten zonder slaap,
avonden zonder licht, een haard
zonder vuur, weken zonder werk,
een toekomst zonder hoop, een jas
waar de ellebogen doorheen sta
ken, een oude hoed waarmee de
meisjes de spot dreven, huur die
niet betaald kon worden, onbe
schoftheid van de portier, smade
lijk gelach van de buren; allerlei
vernederingen, verbittering, ver
driet en moedeloosheid. Tot de to-
tale ondergang.
Precies een jaar later werd Dave,
of moet ik zeggen Bobby, ten gra
ve gedragen, op de dag voor kerst.
De weinige aanwezigen waren
verbaasd op de begrafenis toege-
sproken te worden door de twee-
lingbroer van Bobby, die speciaal
voor deze gelegenheid overgeko-
men was uit Zuid-Amerika, waar
hij sinds een jaar woonde. De broer
stelde zich voor als Dave en prees
de mensen van het bureau Gezins
hereniging. Dankzij hen had hij de
gelegenheid gekregen zijn broer te
leren kennen, al was het jammer-
genoeg maar van korte duur ge
weest.
„Zij hadden ook niet kunnen be-
vroeden dat Bobby aan schizofre-
nie leed en af en toe goed de weg
kwijt geweest was."
Dave haalde een voorval bij zijn
vroegere werkgever - het accoun-
tantskantoor - aan. Bobby had daar
weten door te dringen tot de direc-
tie en had geprobeerd hen ervan te
overtuigen dat hij Dave was. Zielig
gewoon. „gelukkig heb ik het voor
hem toch nog wat draaglijk kun
nen maken, door hem in de gele
genheid te stellen zijn huis op te
knappen en wat meubeltjes te ko
pen", besloot Dave zijn toespraak.
De zwerver die het dichtst bij Dave
stond, keek Dave doordringend
aan, voor zover zijn waterige ogen
dat toestonden. Hij haalde toen zijn
schouders op, pakte een zakflacon
uit zijn jaszak, nam een fikse slok
en slenterde weg.
Joke Husselman-Schop
jaswaal