Kerst in de toekomst
Kerstmis op Mars
Millenniumkerst
Kerst tussen vreemden
Kerst in de toekomst
Kerst in de toekomst
Met mijn vingers kam ik door mijn
haar. Snel maak ik een slordige
vlecht. Op mijn hurken zit ik ach-
ter een paar kunstig op elkaar ge-
stapelde stenen. Wat hout vormt
een dak boven mijn hoofd. Het re
gent zachtjes en het enige licht
komt van de ondergaande zon. Het
is een speciale avond, het is kerst-
avond. Weemoedig denk ik aan
voorgaande kerstavonden. Kerst-
bomen met lichtjes, cadeautjes,
met zijn alien binnen zijn. Buiten
roept iemand mijn naam. Snel kom
ik terug in de werkelijkheid. Dit
overkomt me vaker sinds de ramp.
Maar wie heeft er geen last van?
Buiten brandt in onze eigen ge-
maakte schuur, tenminste als je het
zo kunt noemen, een knapperend
vuur. Met mijn blote voeten woel
ik in de droge grond. Vroeger stap-
te ik met mijn bondlaarsen buiten
de sneeuw in, maar nu blijft de
temperatuur altijd ruim boven nul
graden en verandert hij niet meer
zoals vroeger. Zomer en winter
zijn compleet eender.
Langzaam kijk ik om me heen en
zie het uitzicht wat ik al zo vaak
heb gezien. Vanavond lijkt alles
opeens zo anders. De lucht lijkt
nog troebeler dan altijd en de over-
gebleven resten doen me weer te
rug denken aan de dag van de
ramp. Toen alles nog zo gewoon
leek, maar in een paar seconden
verleden tijd was. Wat er precies
gebeurt is weet niemand. Tenmin
ste niet diegene die het overleefd
hebben. Alles is in ieder geval ver-
woest. Ik moet er mee leren leven
net als een paar duizend anderen.
Het is het milieu geweest, zeggen
ze. We hebben de natuur tot het ui-
terste getart, waardoor ze niet lan-
ger onze vervuiling kon dragen.
Snel veeg ik een traan van mijn
wang. Starend in het vuur denk ik
aan haar, mijn allerliefste, die niet
meer naast me staat. Die niet meer
met me leeft. Zij was dag en nacht
met de natuur in de weer. In bed
nam ze haar lievelingsplant mee.
Samen wensten we altijd alle die-
ren welterusten. Hoe vaak liepen
we niet hand in hand door de bos-
sen. Uiteindelijk zaten we altijd op
onze knieen op zoek naar de ka-
bouters en elfjes. En hoe vaak ik
haar ook vertelde dat ze niet be-
stonden, zij geloofde dat ze op een
dag tevoorschijn zouden komen.
Had ze maar gelijk.
Zij bestaat nog steeds in mijn hart
en door haar herinner ik me de
geur van bloemen, de harde stam
van een boom en het kriebelende
gevoel van de snorharen van een
kat op mijn hand.
Om me heen zitten mensen die ook
hun geliefden zijn kwijtgeraakt. Ik
kende ze allemaal niet, maar nu
zijn we vrienden. Samen overleven
creeert hechte banden.
Nu het dan bijna kerst is, denk ik
naast alle feestgewoonten ook aan
de werkelijke reden waarom we
kerst vieren. Maar het erge is dat ik
me deze niet meer kan herinneren
of misschien wil ik me dat verhaal
wel niet meer herinneren. Net of
het nu nog iets uitmaakt.
Vonkjes vliegen vanuit het vuur op
mijn benen. Ik ga iets achteruit zit
ten en glimlach naar de vrouw die
naast me zit. Buiten het knapperen
van het vuur en het zachte tikkeit
van de regen is het doodstil. Ieder-
een is in gedachten verzonken.
Waarschijnlijk denken ze ook aan
de ramp en zijn gevolgen.
Bennie springt plotseling op. Zijn
handen trekken krom. Zijn lichaam
begint te schudden. Springend gaat
hij de regen in en maakt rare gelui-
den, die vanuit zijn keel lijken te
komen. Af en toe zingt hij iets on-
verstaanbaars. Even kijkt iedereen
op als gestoord door een voorbijrij-
dende auto waarvan de radio veel
te hard aan staat.
Bennie lijdt aan de ramp net als al
le anderen. Veel mensen hebben
dezelfde lichamelijke verschijnse-
len als hij. Ik gelukkig nog niet,
maar hoe lang zal dat nog duren?
Het schijnt met de lucht die we in-
ademen te maken te hebben. Che-
mische bestanddelen tasten onze
hersenen aan. Ik ben blij dat mijn
allerliefste daar niet meer aan
blootgesteld hoeft te worden.
Ik kijk naar mijn handen. Naar de
afgebroken nagels en naar de
korstjes op mijn vingers. Ze zijn
blootgesteld aan het overleven.
Bennie zit weer op de grond. Zijn
handen beschermen zijn ogen te-
gen de tranen die over zijn wangen
rollen. Hij realiseert zich heel goed
wat er met hem aan de hand is,
maar hij kan er niets tegen doen.
Iemand slaat een arm om hem
heen, terwijl hij zacht tegen hem
praat. De stilte keert langzaam te
rug. De zon is nu helemaal onder.
Het vuur is ons enige licht in de
duisternis op dit moment. Lang
zaam tikt de klok naar twaalf uur.
Linda heeft nog een horlog kunnen
sparen. Zo een die zichzelf laat lo-
pen door bewegingen van de arm.
Om de beurt draagt een van ons het
horloge. Ik heb er nog geen be-
hoefte aan gehad, want wat inte-
resseert tijd mij nu nog. Ik weet dat
het einde nadert. Linda knikt en
lacht. Het is twaalf uur. Het is
kerst. Opeens kijken we elkaar al
lemaal aan. Bennie bakt de hand
van Galit. Even lijkt er niets te ge-
beuren, maar dan doet iedereen
hetzelfde. Langzaam glijden onze
handen in elkaar tot we een hele
grote cirkel vormen. Mijn hart
bonkt luid en ik voel me heel sterk
worden. Vol liefde in mijn ogen
zoek ik contact. En ik krijg con
tact. Ik voel de moed ontstaan. De
moed om door te gaan zonder op te
geven. De moed om weer leven te
creeren, zodat we kunnen voortbe-
staan. De moed om deze kerst te
vieren. Het te zien als een nieuw
begin. Joelende geluiden klinken
opeens door de nacht. De magie
van het moment is verdwenen. An-
dere groepen vieren feest in hun ei
gen schuilplaatsen. Ook ik begin te
praten. Vervolgens zingen we de
niet vergeten kerstliederen. We
drinken en eten dingen die ik een
paar jaar geleden niet voor eetbaar
gehouden zou hebben. Onze toe
komst is vaag en met elke tik van
de klok kan voor 6en van ons de
toekomst over zijn. Maar kerst is
begonnen en heel misschien be-
staan ze toch, de kaboutertjes en
elfjes.
Marjon Houbolt, Rotterdam
De koepels van NieuwRotterdam
glimmen als kerstballen, half be-
dolven onder het rode zand. De
schepen op de ruimtehaven lijken
op pieken voor in de boom. Het ta-
fereel verdwijnt snel achter de ho
rizon, die op deze kleine wereld
nou eenmaal erg dichtbij ligt.
Het getuigt van een grenzeloos
optimisme om deze stad Nieuw
Rotterdam te noemen. Ooit zullen
we hier op Mars de lucht in kun
nen ademen. Ooit zullen er groene
velden en bossen zijn en een
Noordelijke Oceaan. NieuwRot
terdam zal door zijn ligging aan
die oceaan de grootste haven van
Mars hebben, net zoals het oude
Rotterdam nog steeds de grootste
havenstad op aarde is. Er wordt
hard gewerkt aan de metamorfose
van de rode planeet, maar ik be-
twijfel of ik het zelf nog zal mo-
gen meemaken. Voorlopig is Mars
een koude en droge maar tegelij-
kertijd verschrikkelijk mooie we
reld.
Kerstmis is hier niet seizoenge-
bonden. Een jaar duurt op Mars
bijna twee keer zo lang als op aar
de. Daardoor is het in de meeste
Marsjaren twee maal Kerstmis. In
de acht jaar dat ik hier ben - nee, ik
wil hier nooit meer weg - heb ik
het Feest van het Licht in alle mo-
gelijke seizoenen gevierd. Dit jaar
vallen de feestdagen in het late
voorjaar. De dagen worden snel
langer en het kleine Mars-zonnetje
staat hoog aan de roze hemel. Al-
leen in het westen zien we wat ijle
wolkenslierten. Toch is het buiten
bijna schemerig, als op een be-
wolkte decemberdag op aarde. Bij
dit licht is het niet moeilijk om in
een kerststemming te komen.
We zijn met ons vieren, GUlniiz,
Tempe, Shunau en ik. We hadden
geen zin om Kerstmis in de stad
door te brengen en daarom hebben
we deze ruime vierpersoonsjeep
gehuurd. Voorin vier zitplaatsen,
achterin vier slaapplaatsen, ertus-
sen de tafel voor het kerstdiner.
Op een staand formaat grootbeeld-
scherm is een kerstboom te zien
die langzaam ronddraait. De kerst
ballen die erin hangen zijn kleine
planeetjes: ik zie Saturnus, Jupiter,
Mars en natuurlijk de aarde. On
der de elektronische boom liggen
de cadeautjes voor morgenoch-
tend. Door de zuurstofvoorziening
wordt een snufje dennengeur mee-
geleverd. Uit de luidsprekers klin
ken de onvermijdelijke kerstlied-
jes: Jinglebells, Angels in Orbit,
Santa's lift'off en Beam me up for
Christmas.
We volgen de Ares Vallei naar het
noordwesten. We passeren de plek
waar honderd jaar geleden de Pa
thfinder landde en waar nu een be-
scheiden museumpje staat. Regel-
matig doorkruisen we een oude ri-
vierbedding, gevormd door water-
massa's die lang geleden in de bo-
dem verdwenen zijn en die nu
weer naar boven gepompt worden.
Als de noordelijke wand van de
vallei minder steil wordt, rijden
we door een van de zijdalen
noordwaarts, langzaam klimmend
naar een hoogvlakte. Het land-
schap is bij iedere bocht weer ver-
rassend anders. Velden vol kie-
zels, keien, rotsblokken. Kraters
varierend van een halve meter tot
vele kilometers in doorsnee; soms
scherp afgetekend tegen de omge-
ving, soms ook bijna uitgewist
door de weersinvloeden. Duinen
gevormd door de wind die om ons
voertuig suist. Een bergrug achter
de oostelijke horizon. Alle soorten
rood, oranje, roze, paars, grijs, wit
en zwart.
Een tijdlang zijn de bandensporen
die we volgen het enige bewijs dat
we hier niet de eerste mensen zijn.
Als het spoor naar links afbuigt en
wij rechts aanhouden, verdwijnt
ook die link met de beschaving.
Op Kerstavond hebben we Mars
voor onszelf.
Tegen zevenen, ongeveer een uur
voor zonsondergang, bereiken we
de hoog gelegen plek die we dp de
kaart hebben uitgezocht. We staan
op de westelijke rand van een grote
krater. In het zuiden, ver achter de
horizon, ligt NieuwRotterdam. In
het noorden zien we wat lage ber-
gen en naar het westen toe ligt een
schijnbaar eindeloze vlakte be-
zaaid met kraters.
Het is tijd voor een avondwande-
ling. We trekken onze pakken aan
en klimmen naar buiten. De zon
gaat onder in het noordwesten, en
de kleuren van de hemel verande-
ren langzaam van roze in donker-
rood. De zonsondergang is van-
daag zo prachtig dat ik me afvraag
of de natuur weet dat het Kerstmis
is. Het duurt nog bijna een uur
voor het echt helemaal donker is;
vele kilometers hoog in de atmos-
feer worden nog steeds stofdeeltjes
door de zon beschenen.
Dan maakt de betovering van de
zonsondergang plaats voor de be
tovering van de Martiaanse ster-
renhemel. We kunnen de sterren
bijna aanraken; het zicht wordt niet
gehinderd door storende lichtbron-
nen of door vervuiling en eigenlijk
ook niet door een atmosfeer van
enige betekenis. Ook van de ma-
nen van Mars hebben we weinig
last, dat zijn eigenlijk meer grote
rotsblokken die af en toe overvlie-
gen. Als herdertjes bij nachte lig
gen we in het Marszand naar bo
ven te staren. Ik verwacht van-
nacht geen engelen maar op mo-
menten dat niemand wat zegt, ver-
beeld ik me dat ik ze in het geruis
van mijn helmradio hoor zingen.
Als de honger sterker wordt dan de
fascinatie voor de sterrenhemel
klimmen we weer aan boord van
ons voertuig. Omdat de keuken-
voorzieningen van een Marsjeep
niet toereikend zijn voor het ma
ken van een kerstdiner, heb ik het
meeste werk thuis al gedaan. Een
bijkomend voordeel is dat we bin
nen tien minuten zitten te smullen
van de gevulde groentesoep, ge-
volgd door de Martiaanse kipscho-
tel. De groenten zijn zonder uit-
zondering in Marsgrond geteeld.
De kip komt uiteraard van de
vleesplantage; voor een lekker
stukje vlees hoeft tegenwoordig
geen levend wezen meer te lijden
en te sterven. De NieuwRotter-
damse landbouwkoepels produce-
ren uitstekende wijnen; ik heb ge-
kozen voor een Chateau Oldenbar-
nevelt 2095. Een rode, uiteraard.
De thermometers op het dashboard
laten zien dat het buiten zestig gra
den onder nul is, en binnen een
graad of tachtig warmer. Daarnaast
geeft een digitaal klokje de tijd
aan. Na twaalf uur volgen nog
veertig minuten voor de nieuwe
dag begint. Dat is een van de char-
mes van Mars; de dagen hebben
hier een vertrouwd ritme, en toch
is er meer tijd om te leven, al is het
maar een dik half uur per dag. Het
is net of we elke dag overschake-
len van zomertijd naar wintertijd.
Van 24.40 verspringt het klokje
naar 0.00 en dan is het Eerste
Kerstdag. Als ik door een van de
cabineramen naar buiten kijk zie ik
in het oosten de ster van Bethle
hem staan. Het is een ster met een
blauwige gloed, helderder dan alle
andere sterren. Het is de aarde.
Vrede op aarde. Vrede op Mars.
Vrede op de Maan, op de manen
van Jupiter en nog een aantal ande
re werelden en wereldjes. Vrede
op alle ballen in de elektronische
boom op ons scherm. Vrede, we
mogen niet klagen, want we zijn
flink opgeschoten deze eeuw. Het
scheelt natuurlijk wel dat we niet
meer met zijn alien om een kleine
planeet hoeven te vechten.
De volgende ochtend, als ik wak-
ker word en met mijn slaperige
hoofd naar buiten kijk, zie ik dat
zich op het rode landschap een
heel dun laagje rijp heeft afgezet.
Veel witter zal een Kerst op Mars
voorlopig niet worden.
Frans Blok, Rotterdam
In de laatste week van het tiende
jaar van de 21ste eeuw reed ik met
mijn Smartcar van mijn werk naar
huis.
Terwijl door de aankomende file
de boordcomputer van mijn wagen
automatisch de stuurknuppel van
mij overnam legde ik mijn handen
in mijn nek en keek naar buiten.
Het was een tijd waarin veel aan
telewerken werd gedaan - deels om
de fileproblemen op te lossen -,
maar door de overbevolking in Eu-
ropa was het fileprobleem eigen
lijk alleen maar erger geworden.
De futuristisch ogende gebouwen
van de grote multinationals hebben
weer kosten noch moeite gespaard
om te laten zien dat ze aan kerst
doen, spookte het door mijn hoofd.
Het hele jaar knijpen ze andere be-
drijven uit, ontslaan bij de eerste
mogelijk wat mindere kwartaalcij-
fers delen van hun personeel, en nu
doen ze of ze heilig zijn. Fuck off.
Op de zaak zijn ze ook weer lekker
bezig geweest, zeg. Onze koffiero-
bot is versierd met een cyberne-
tisch kersttakje, kan het origineler?
En wat doen we ineens weer aardig
tegen elkaar, zeg.
De boordcomputer stuurde verder
door de file. Ja, een werkweek van
vier dagen en wanneer kerstavond
op een normale werkdag valt moe-
ten we ineens allemaal vroeg thuis
zijn, dacht ik sarcastisch. Toen ik
mijn woonplaats Utopia binnen-
reed zag ik nog een grote menigte
winkelend publiek lopen. Robot-
karren vol kerstcadeaus om onder
de cyberboom te leggen.
Gezelligheid kent geen tijd, maar
ik zal blij zijn wanneer dat hele
kerstgebeuren weer voorbij is,
spookte er door mijn hoofd.
Ineens werd ik herinnerd aan de
tijd dat ik kerst nog leuk vond, bij
vrienden thuis eten en drinken,
kletsen tot diep in de ochtend, oude
herinneringen ophalen. Goh, dat
was lang geleden. Maar ja, door de
individualisering is iedereen zijn
eigen weg gegaan. Sommige zul
len vast wel kinderen hebben of
zo. Zitten niet meer om vrienden te
springen. Maar ja, ik heb zelf ook
lange tijd gedacht dat ik het wel al
leen af kon. Had je toen maar niet
zo eigenwijs moeten doen, lul.
Mijn Smartcar vroeg op monotone
toon of ik nog boodschappen
moest doen. Nee, zei ik even mo-
notoon terug. Ik dacht opeens te
rug aan dat leuke stel met dat ene
meisje dat ik nog mijn message-
nummer heb gegeven. Wellicht
vragen ze of ik met kerst bij hen
kom eten. Maar ach, 't zal wel niet.
Het is alweer drie weken geleden
dat ik hen in de pathescoop sprak.
Toch hoopte ik op een bericht.
Ik reed met mijn Smartcar de par-
keerplaats bij mijn appartement
op. De deur ging omhoog en ik
stapte uit. Moe na een lange dag
werken riep ik mijn naam en de
voordeur schoof open.
Ik zette de messagescoop aan om
te kijken of er nog berichten wa-
ren. Geen berichten. Zucht, nee,
natuurlijk niet, dacht ik. Maar ach,
kerstavond alleen is ook zo rot nog
niet. Alles went.
Ik legde de disc uit mijn kerstpak-
ket in de lade van de VR-speler en
zette mijn virtual-realitybril op.
Liggend op de bank genietend van
een hele gezellige kerst met vrien
den en kennissen dutte ik lang
zaam in.
P. Verduijn, Rotterdam
Tekening: Eveliene Trompper(12jaarBergschenhoek
it D3
jidortr.mn'jolri «iv
rin ui.
0T0.bT.v/uon r.,'
LfdSlMfl 0 .bl .Aun i r
vn-jrjzni i' yonrH t>b nu Iuk laq zjiiq ,buo nabhuu...
LT ,-to\ iMlqmon barb:
4
nrc
1SV
r
Tekening.Rosan Lingmont (3 jaar), Rotterdam
Gehaast wandel ik door de ruimte-
koepel. Mijn hart klopt in mijn
keel, de tranen branden achter mijn
ogen. Ik ben hier nu een week. Het
is hier koud, onprettig en onbe-
kend. Maar het is een goede baan.
Mijn naam is Karin, ik werk als
operator in deze koepel even bui
ten de kunstmatige ozonlaag die nu
net een jaar rond de aarde ligt. De
oude hebben we nog lang in stand
gehouden, maar bleek na verloop
van tijd onherstelbaar. De nieuwe
vraagt om een 24-uursdienst die de
juiste konstanten in de laag moet
zien te behouden. Werk voor ope
rators zoals ik dus.
Vandaag is het 25 december, de si
mulator heeft dennentakken ge
vormd en met rode linten is gepro-
beerd het klinische metaal te door-
breken.
Een goede poging, maar ik mis
mijn vader en moeder op de derde
aarde en mijn zusje Sophie op Plu-
terius (een kleine ster van Pluto),
die zij samen met haar man en drie
kinderen gekocht heeft. Ik woon
met al mijn vrienden in Tenterius,
een soort flat in een van de studen-
tenkoepels op de tweede aarde,
waar iedereen op zijn 16de heen
gaat om te studeren.
De computer die bepaalt welk be-
roep geschikt voor je is, had beslo-
ten dat ik operator zou worden.
Mijn talenten lagen op dat vlak en
in het jaar dat ik afstudeerde kon ik
dan precies een vijftigjarige ver-
vangen, de leeftijd waarop ieder
een met werken stopt.
Tijdens mijn studententijd was de
opleiding geweldig geweest, de
leerstof gleed tijdens mijn slaap zo
naar binnen. Overdag gingen we
met ruimtescooters zonnen op
Mars of we speelden met onze vi-
sualisators computerspelletjes
waar we zelf de hoofdrol in speel
den.
Inmiddels - nu ik alweer drie jaar
in het werk zat - merkte ik dat ik
minder geschikt was voor een be-
roep waarin de verschillende plek-
ken waar je te werk werd gesteld
steeds wisselden. Mijn kontrakt
binnen deze ruimtekoepel stond op
een jaar, hoe kwam ik dat door met
al die vreemde mensen om me
heen?
Inmiddels was het 1700, ik had dus
nog precies tijd om een duik te ne-
men in het waterbassin voor ik om
1800 mijn ruimteminuten voor dit
jaar zou opmaken. In de gezamen-
lijke ruimte stonden de schermen
waarmee je kan bellen. Het feit dat
mijn ouders binnen het scherm
zouden verschijnen zoals ze thuis
in hun woonkamer zaten, zou het
gevoel dat ik ze niet kon aanraken
alleen maar pijnlijker maken.
Maar het was absoluut beter dan
niets.
Ik gleed door het verkoelende wa
ter, sprang er aan de andere kant
uit om gauw mijn kleding aan te
trekken. In de gezamenlijke ruimte
zat het al vol met mensen. Een man
met grijs haar en een grote bruine
jas zat huilend op de knopjes van
het scherm te drukken, een vrouw
verscheen. De man keek niet op
toen ik binnenkwam. Een meisje
schoof net haar stoel naar achteren
om plaats voor mij te maken en ik
zag haar onderlip trillen. „Jij
mag", zei ze en probeerde te glim-
lachen. „Mijn vriend is nog niet
thuis, denk ik."
Als ik bel, kijkt mijn vader ver-
heugd in het scherm, hij heeft zijn
ogen wat samengeknepen alsof hij
het niet zo gauw ziet. Vervolgens
keert hij zich verheugd om naar
een hoek van de kamer die buiten
het scherm valt en roept „Nel, het
is Karin. Kom dan, snel." Mijn
moeder schuift naast hem. Ik proef
de tranen die over mijn lippen lo
pen. „Ach meisje", zegt mam en
dan ineens mijn vader er dwars
doorheen, verheugd: „Harry, ben
jij dat? Harry!!!" De grijze man
met de bruine jas duikt achter me
op en legt een hand op mijn schou-
der. Hij kijkt blij naar mijn vader
en er ontstaat een vrolijk gesprek
over hun jeugd in Ridderkerk, vijf-
tigjaar geleden. Tien minuten later
als mijn ouders afscheid van mij
hebben genomen, staat ook Harry
nog naast me. Hij begint te vertel-
len over 1998, het jaar waarin hij
met mijn vader en zijn vrouw op
de Technische Hogeschool zat. Hij
keert zich om en roept het meisje
wat vodr mij aan het scherm zat,
het blijkt zijn dochter te zijn.
Als we even later met zijn drieen
aan een tafel bij de grote kerst
boom in de hal warme Gliihwein
zitten te drinken, komen er steeds
meer mensen bij. Langzamerhand
krijg ik het idee dat deze kerst toch
niet zo koud en eenzaam hoeft te
worden als ik verwacht had.
2048 zou best eens een leuk jaar
kunnen worden!
Annemarie de Hulster, Ridderkerk