Lit- maasstad m Op zoek naar de essevan de jacht wsJSpS - a -hr* Lokvoer i VELUWE - Het voormalig jachtmuseum in kasteel Doorwerth, nu muse um voor Natuur- en Wildbeheer geheten, bestaat dit jaar een kwart deuw. Het gehele jaar staat daar daarom in het teken van de jacht. En dat levert vele vragen en discussie op. Waarom wordt er gejaagd, schuilt er een be- paalde ethiek achter of is het zoals sommige mensen beweren gewoon een vorm van dierenmishandeling en mag iedereen in Nederland zomaar gaan jagen. Vandaar dat Maastad afreisde naa de Veluwe en een dag op- trok met een jager, de heer Verhelst, die daarnaast ook directeur is van het jubilerende museum voor natuur- en wildbeheer in Kasteel Doorwerth Niet thuis Dum dum kogels 0 Eerlijke strijd? Kritiek Drijfjacht Wildbeheer in de praktijk Verhelst is jager in harten en nieren. Hij is al jarenlang actief lid van de Koninklij- ke Nederlandse Jagersvereniging en werkt bovendien voor de wildbeheer- eenheid op de Zuid-Oost Veluwe jagend op het landgoed Rosendael. Hij is vooral een fervent liefhebber van het jagen op groot wild, als schuwt hij klein wild als fazanten, konijnen, hazen en patrijzen ook niet. ,,ln Nederland is iedereen die een jachtakte heeft gerechtigd te jagen, maar de jacht is in principe gekoppeld aan grondbezit. Dat wil zeggen dat je al- leen dan mag jagen wanneer je kunt aan- tonen dat je tenminste veertig hectare grond in eigendom of in gebruik hebt als pachter ofwel de grond niet in gebruik hebt, maar alleen het jachtrecht gepacht hebt (Het eigendomsrecht van de grond houdt tevens het jachtrecht in, IB). Daar- naast kun je jagen op vergunning: iemand die het jachtrecht en meer dan veertig hectare grond heeft kan op het meerdere, mits het een veelvoud van veertig hectare is, een vergunning uitgeven. Zonder jachtrecht of vergunning mag je in Ne derland niet jagen." Jagers hebben zich verenigd in zoge- naamde Wildbeheereenheden (WBE's). In Nederland zijn totaal 400 WBE's, waarvan 7 op de Veluwe, allemaal voor het grof- of grootwild, dat je elders in Ne derland amper ziet, behoudens reeen. On- der grof of groot wild vallen reeen, her- ten, moeflons en wilde zwijnen. De ove- rige WBE's zijn over het gehele land ver- spreid en zijn in hoofdzaak bezig de klein wildjacht. „Een grof wildpopulatie moet zodanig beheerd worden dat je een zo natuurlijk mogelijke opbouw krijgt: bij herten bete- kent dit bijvoorbeeld dat er heel veel jon- gere, iets minder oudere en enkele zeer oude dieren in deze opbouw moeten voorkomen. Aan de basis komt er jaar- lijks zo'n 30% van de populatie bij (bij wilde zwijnen is dat zelfs 200 tot 300 IB), er moet een deel kalveren overblij- ven om door te stromen naar de oudere generatie, de rest van de jongen moet weg. 60% van datgene dat geschoten wordt, moet dan ook jonger dan een jaar zijn, 30% is 1,2 of 3 jaar oud en 10% is van de oudere garde. Daarnaast hebben we de plicht een ziek dier te schieten, maar bijvoorbeeld een dier dat kreupel is en nog kans op genezing heeft, laten we lopen, tenzij je merkt dat het dier er onder lijdt. Het blijft heel moeilijk de leeftijd van een hert te schatten, het verschil tus- sen een hert van twee en vijftien is mak- kelijk te zien aan de ge- weien, maar het verschil tussen vierjarig of vijfjarig dier is heel moeilijk te her- kennen." Die middag wordt er ge- jaagd op landgoed Ro sendael en daarbij wordt gebruik gemaakt van een jachthond, een zogenaam- de heidelwachter. „Bij de jacht op klein wild heb je een jachthond nodig die de dieren aanwijst, bij grof wild moet de hond een dier dat aangeschoten is maar toch nog wegloopt, kunnen opsporen. Tot 48 uur nadat het dier een plek verlaten heeft, moet de hond het spoor kunnen volgen. zelfs als het in die tijd geregend heeft." Ver weg van de bewoonde we- reld, waar hoegenaamd geen mensen komen, houdt de jeep plotseling stil. Heel zachtjes en be- hoedzaam, de hond mag niet mee, wordt uitgestapt om wat voer uit te strooi- en. Dat moet heel stilletjes gebeuren, de dieren kun nen zich al in de buurt be- vinden van de 'voeder- plaats. Iedere avond wordt hier namelijk op dezelfde tijd, tussen 17.00 - 19.00 uur voer uitgestrooid- .„Over voeren van dieren bestaan nogal wat misver- standen. Om het natuurlijk evenwicht onder de dieren te behouden moet je de dieren tellen. Je kunt wilde zwijnen uitsluitend tellen en aanschieten als je ze uit de bossen lokt. In Nederland is het een geaccepteerde praktijk om daar lokvoer voor te gebruiken, dit in tegen- stelling tot het massavoer om dieren te fokken, dat is namelijk verboden." Op een open veldje met een poel, zoel ge- naamd, strooien we een paar kilo mais, dat door de jagers zelf betaald en dage- lijks uitgestrooid moet worden. „Kijk, hier heeft zonet nog een wild zwijn in de modder gerold, je ziet z'n lichaam afge- beeld, ruik je die lucht nog, het beest is echt net weg, helaas. De beesten komen hier in de klei rollen (zoelen, IB), omdat daardoor de insekten van hun huid in de klei gaan zitten. Wanneer de klei opge- droogd is schuren ze deze van zich af aan de bomen, dat kun je hier goed zien aan de kale stammen op dierhoogte." Ook de open grasplekken zijn aangelegd door jagers. „Om in de bossen de leef- condities van de dieren te verbeteren Teksten foto's: IRENE BOONEKAMP zaaien we wilde weiden en grasbanen in. Nederland was vroeger een moerasland, doordat het gecultiveerd werd zijn de die ren teruggedrongen op de zandgronden van de bossen, waar een slechte biotoop heerst. Gelukkig is de biotoop de laatste dertig jaar weer aan het verbeteren door onder meer het inzaaien van de grasveld- jes, maar ook door vereuring van de grond, er komt meer gras inplaats van heide, waardoor de reeen, herten en wilde zwijnen weer meer te vreten hebben." Een stuk dieper in het bos gaat Verhelst ineens fluisteren: „Achter die heuvel loopt rond deze tijd dikwijls een roedel herten. Herten en reeen liggen vrijwel de gehele dag, maar op gezette tijden gaan ze een eindje lopen, ook tussen 16.00 - 18.00 uur en dan om je ze hier nogal eens tegen. Ssstt, we hebben wind tegen, dan kunnen ze ons niet ruiken. Blijf hier maar even staan, ga ik eerst poolshoogte ne- men." Als hij terug is bevestigt Verhelst het ge- voel van spanning dat bij iedereen aan- wezig blijkt tijdens de jacht. „Klopt, zo (hier schiet je vanaf ongeveer 50 meter) en de dieren moeten dwars staan, zodat je in den keer een dodelijk schot kunt geven in de oksel. Staan ze met de kop naar je toe, dan lukt dat niet. Zijn al die voor- waarden aanwezig, dan schiet je, ook al verspeel je daarmee de gelegenheid voor je compagnon, zo zijn de afspraken." De jagers hebben de taak om van het soort en leeftijd waarvan er teveel zijn, de zwaks- te te schieten, om het bestand zo gezond en sterk mogelijk te houden. Wanneer ze een dier hebben geschoten, moeten ze het gewei laten controleren door een over- koepelende organisatie. Zo kan worden bepaald of het afschot volgens de richtlij- nen is gedaan. Verhelst laat zijn buks zien, een kogel- buks, speciaal bestemd voor groot wild, bij klein wild zijn dat hagelgeweren. De patronen voor de kogelbuks zijn wel tien cm lang, dezelfde als in het leger gebruikt wordt, met dat verschil dat jachtpatronen dum dum moeten zijn. ,,Dat wil zeggen dat ze een zachte kop hebben, die in het object dat ie treft vervormt tot een soort voel ik het ook nog steeds, je voelt voort- durend de spanning dat er ieder moment een dier voor je kan staan. Dat is onder meer wat ons zo aantrekt, je dacht toch niet dat we hier iedere dag tegen de zin zo uren lopen, alleen maar om een paar maal per jaar een dier te schieten. Deze span ning, dat tijdloze alleen zijn met de na tuur, de vrijheid om je op plekken te be- geven waar niet iedereen loopt, dat is de essentie van jagen. Dat er af en toe ook nog geschoten wordt waar je een lekker maal aan over houdt, dat is een prettige bijkomstigheid, maar hoeft niet." Wild is van niemand, de jager die het ge schoten heeft, mag het zijn eigendom noemen. Rijk zal een jager er niet van worden, gemiddeld schiet een legaal ja ger een hert per jaar, een paar reeen en enkele wilde zwijnen. „Bij de kleinwild jacht kom je, na een dag jagen, zelden zonder buit terug, bij grofwild jacht ga je er zelden op uit dat je met iets terugkomt. Gemiddeld ga ik er zo'n tien keer op uit voordat ik iets heb geschoten. Grofwild jagers jagen ook niet om te schieten, maar schieten is de laatste handeling. Onze WBE, ongeveer 12.000 hectare groot, heeft een toewijzing van totaal 160 her ten, zo'n 450 wilde zwijnen en een kleine honderd reeen. Alleen in ons veld, dat ik met drie andere jagers deel, zijn dat dan vier herten per jaar. Alle vier een? Zo werkt het meestal niet. Het is heel moei lijk, want wanneer je een hert ziet moet je eerst kijken of het er een is, die geregle- menteerd geschoten mag worden en als dat dan zo is, moet je het ook nog voor el- kaar zien te krijgen. Alleen tegen de avond en 's morgens vroeg laten herten zich in open plekken in het bos zien. Vaak staan ze dan op een afstand van zo'n 200 meter tussen de bomen, vergeet het dan maar. Je moet altijd zorgen dat je vrij kunt schieten, dat de kogelbaan niet gehinderd wordt door takken of blaadjes paddestoel en met een enorme weerstand in dat object stoot. Bij levende objecten treedt dan een shockwerking op, waarbij het zenuwstelsel door de enorme klap ontwricht wordt. Het beest gaat dan ook binnen een paar minuten dood aan de shockwerking en niet aan de verwondin- gen. Je kunt als jager pech hebben en door de buik schieten, daar heeft de kogel te weinig weerstand en vliegt er door- heen. We schieten in de oksel omdat daar achter de vitale delen als hart en longen liggen. Mocht het dier niet door shock werking doodgaan, dan is het binnen en kele seconden toch dood door een gefrag- menteerd hart." „Of een jager nog emoties voelt bij het doden van een dier? Ja en nee, als boe- renzoon ben ik van kinds af aan gewend om te gaan met leven en dood van dieren. je moet het zien als een funktie van de re- gulering in het dierenbestand, dat moet nou eenmaal gebeuren. Zouden er teveel wilde zwijnen komen, dan breken ze uit de bossen de landbouwgronden op en vernielen daar alles. Een teveel aan her ten en reeen zou rampzalig voor de bees- ten zelf zijn, die gaan dood aan stressver- schijnselen doordat ze te dicht op elkaar zitten, elkaar verjagen voor voedsel. Dan verkies je toch voor die dieren een snelle pijnloze dood inplaats van langzaam wegkwijnen door stress. Dat er hier en daar toch in het wilde weg gejaagd wordt door mensen zonder vergunning, de zo- geheten stropers, ligt buiten onze verant- woordelijkheid. Heel verschrikkelijk, bij stropers gaat het alleen om de buit, selec- teren is er niet bij. Voor zorgvuldig af schot gunnen ze zich geen tijd, raak is raak." gebruik van maken en waarbij je vanuit een positie zittend schiet. Vervolgens de bersjacht, waarbij je vooral in de zomer heel vroeg in de ochtend lopend door het veld zoekt en schiet, doen wij ook veel. Tenslotte de drijfjacht, die alleen op wil de zwijnen mag worden toegepast. Hier- bij wordt het wild uit de bossen gejaagd om geschoten te worden. Als het goed gebeurt heb ik daar niets op tegen. Wan neer bij overvloedige mastjaren andere methoden tekort schieten, is dit een goe- de methode. Drijfjacht is ook in de nieu- we flora- en faunawet een geoorloofde methode. De hetze tegen de drijfjacht van het Koninklijk Huis is dan ook enigszins merkwaardig omdat er niets onwette- lijks gebeurt. Echter, pressiegroepen misbruiken het Konings- huis om de publiciteit te halen en nemen de drijf jacht als zodanig op de korrel." „Of jagen een sport is, een eerlijke strijd? De fy- sieke inspanning in de to- taalbeleving zie ik wel als een sport. Helaas wordt dan het doden als sport gezien maar daar gaat het niet om, noem het dan maar een hobby. Laat je je met een auto echter naar een plek brengen waar veel wild zit en ga je er zitten wachten totdat je kunt schieten, dat is een mis- daad. Heeft niets te ma ken met de beleving om een zoogdier te zijn te- midden van de zoogdie- ren en dan op een gege- ven moment de slimste te zijn. Eerlijke strijd? Als het je fylosofte is dat de mens vanaf het begin van de wereld geleidelijk aan gegroeid is naar de top van de pyramide van de levende wezens, ja, dan kun je zeggen dat je door de evolutie de slimste en tactisch meest begaafde bent geworden en daar maak je gebruik van." „Er wordt ongelooflijk gedebatteerd over rechten van dieren. Een nogal ag- gressieve actiegroep propagandeert dat dieren dezelfde rechten moeten hebben als mensen en mensen nooit het recht hebben om dieren te doden. Ik zie dat als een gradatie van absolutisme, hoe ver ga je met je standpunt. De dierenbescher- ming heeft zich druk ingespannen voor de flora- en faunawet, die tien maanden geleden door de kamer is gegaan, maar tien jaar ter discussie heeft gestaan. De dierenbescherming wilde in die wet op- genomen hebben het begrip intrinsieke waafde van het dier, dat ongeveer in- houdt dat je dieren ongemoeid moet laten op grond van hun intrinsieke waarde, ten zij ze een bedreiging vormen. In D66 zit ten veel mensen die sterk maatschappe- lijk geengageerd zijn en op de verande- ringstoer zijn. Dat ging zo ver dat zij van uit pure betrokkenheid en liefde voor de natuur tot een serieuse discussie kwamen of dieren stemrecht moesten krijgen, het- geen gesanctioneerd zou worden door het zetten van een poot. Tijdens een congres in Wageningen over ethiek met betrek- king tot dieren werd door filosofen, criti- ci etc. eindeloos gedebatteerd over de po sitie van het dier ten opzichte van de mens. Wat vindt het dier van een en an- der. Kijk, wij zeggen dat sommige dieren gestresst worden door overpopulatie. Dat is een menselijke redenering, wellicht denkt een dier daar heel anders over. Tij dens het congres kwam men tot allerlei uitspraken als 'stel je als mens niet boven het dier, treedt uit het wildbeheer en laat dieren gewoon hun gang gaan.' Ik ga uit van het mij overgeleverd en vooralsnog niet door mij in twijfel getrokken concept dat de mens gehouden is zijn leefomge- ving te beheren op een wijze waarvan hij vindt dat hij dat verantwoorden kan ten opzichte van zijn medemens en eventueel andere boven de mens gestelde we zens,een godheid of wat dan ook. Maar wel altijd met een ethische instelling en beheren in de zin van zorgen voor. Dat wil zeggen dat, wanneer er ergens iets uit de hand loopt, je er iets aan doet en als er ergens iets krepeert, dat je er ook iets aan doet. Daarom vind ik het volstrekt nor- maal dat, als je het leuk vindt dat er in Nederland fazanten op het veld, vogels in de tuin en dieren in het bos zijn, dat we in een strenge winter die beesten een beetje voeren. Velen zeggen, ach flauwe kul, laat ze dood gaan, hoort bij de natuur. Misschien hebben ze in zeker opzicht ge- lijk, maar dan ga je het concept van de oernatuur of grote ongerepte gebieden overplanten op een maatschappij die vol strekt gecultiveerd is, dat past niet bij el kaar. De schizofrenie van deze tijd is dat er zoveel huiskamerbiologen zijn die met dit soort fantasieen van laat het maar op z'n beloop, rondlopen in een maatschap pij die op geen enkele wijze meer een na- tuurlijke gang van zaken heeft." „We kennen in Nederland drie soorten jacht: de aanzitjacht, waar wij veelvuldig

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Maaspost / Maasstad / Maasstad Pers | 1999 | | pagina 37