Te gast bij Nico in eeuwen
oud, scheef grachtenpandje
Achter middeleeuwse schutter
aan de Amsterdamse Wallen over
y
4
Korte stedentrips met verrassende arrangementen
m
mm
„Zeg maar gewoon tante Riet hoor. Doe wel effe je schoene uit
want 'k heb net m 'n boeltje gedaanWe voldoen graag aan
haar verzoek. Even later staan minstens negen paar schoenen
in de centrale hal bij de ingang van het slechts enkele jaren ou-
de appartement van tante Riet. Zij verschaft ons gastvrij toe-
gang tot haar ouderwets gezellig ingerichte 'paleissie' in de
Jordaan. Wij zijn aan het 'gluren bij de buren'. Dat is een on-
derdeel van een van de arrangementen uit de onlangs uitgege-
ven stedenreisgids City Breaks. De 'buur' is in dit geval de 71-
jarige geboren en getogen Amsterdamse tante Riet. Terwijl zij
druk bezig is ons te voorzien van koffie met cake, kijken wij
nieuwsgierig om ons heen. „Geneer je niet, hoor! Ga m'n hele
huis maar door, kijk rustig rond, moedigt zij ons aan."
Verdwaald
v.-**
Woensdag 9 aprii 2003
'Gluren bij de buren' in Mokum zelfs
voor Rotterdammers een belevenis
tekst en foto's: Berrie Laros
Tante Riet bij haar vitrine waarin de door haar zelf gemaakte poppen oude beroepen uitbeelden.
De tocht naar tante Riet begint
vanuit het door Jacobus van
Campen gebouwde Oude Ac-
cijnshuis aan de Oudebrugsteeg,
dat nu stadscafe De Heffer heet.
De hele groep krijgt een fiets ter
beschikking en fietst achter een
gids aan, dwars door het cen
trum van Amsterdam naar de
Jordaan.
Onderweg valt ons een toevalstref-
fer ten deel. Gemeentewerkers zijn
bezig de palen van oude panden in
de Jordaan bloot te graven. Een
grote graafmachine blokkeert de
smalle straat, zodat de gids en zijn
gevolg zich noodgedwongen met
de fiets aan de hand door de
schaars resterende ruimte moeten
zien te wringen. „Kom 's kijke",
zegt een van de werkmannen plot-
seling spontaan: „Je ken nou iets
zien wat je de rest van je leve niet
meer te sien krijg." Snel zetten we
onze fietsen aan de kant en gaan
achter de man aan. De bergen
modder trotserend komen we via
een omgewoelde tuin bij de hinde
ring van de woning. We bukken
diep en kijken in een gat waar we
de dikke, gladde ronde palen zien
die het huis ondersteunen. „Kijk,
dat zijn nou die beroemde palen
waarop Amsterdam gebouwd is.
Wij moeten de staat van die palen
inspecteren, want er zijn er veel
aan het rotten. Daardoor gaan de
huizen verzakken", legt hij uit.
Wij bedanken de man uitvoerig
voor dit buitenkansje en vervolgen
onze fietstocht langs grachten en
door steegjes, intussen genietend
van de bijzondere sfeer die de Jor
daan ademt.
Bij het huis van tante Riet parkeren
we de fietsen op de ophaalbrug,
vlak voor haar huis in de Marnix-
straat. Boven kijken we, vanaf het
balkon, de Lijnbaansgracht af en
prijzen tante Riet met de schitte-
rende locatie van haar woning. „Ik
heb 71 jaar in de Jordaan ge-
woond", zit tante Riet op haar
praatstoel. „Nadat mijn man over-
leden was kon ik deze woning krij-
gen. Ik ben in de Lindenstraat ge
boren en heb nog een dag verke-
ring gehad met Kareltje Verbrug-
gen (Willie Alberti, red.) Maar het
is bij een zoen gebleven, meer was
het niet hoor. Toen ik 17 was
trouwde ik met Es Jansen, hij was
likeurstoker. We gingen wonen op
de zolderkamer van de ouderlijke
woning. Dat was krap hoor." Tan
te Riet werd dat al gauw zat en
nam haar eigen maatregelen; „Ik
kraakte een woning in de Palm-
straat. Ik denk dat ik de eerste
kraakster van Amsterdam was",
zegt ze lachend. „We mochten
blijven zitten en hebben later altijd
gewoon netjes de huur betaald",
zegt ze geruststellend. Terwijl we
geboeid naar haar levensverhaal
luisteren wordt duidelijk dat tante
Riet een hard leven heeft gehad.
„Ik heb nu geen armoed meer,
maar dat was vroeger wel anders.
We hebben keihard gewerkt. Iede-
re dag om vijf uur op. De porster
kwam ons wakker porren, want
geld voor een wekker hadden ze
hier vroeger niet. Dan was het heel
de dag op m'n knieen vloeren boe-
nen. Nou, ik heb vroeger wel eens
gehuild hoor, omdat ik zo hard
moest werken. Ze zeggen wel dat
de alletonen het vuile werk moeten
opknappen. Maar dat deden wij
vroeger. En niet op van die
schoonmaakkarretjes waarop ze nu
fluitend zitten." Later liet tante
Riet de vloeren voor wat ze waren
en stortte zij zich op het verzame-
len van papier. Hoewel zij erg te-
vreden is met haar huidige leven
verlangt tante Riet soms terug naar
vroeger. „Het was toen veel gezel-
liger. Je leefde met elkaar. Bakker,
melkboer, mosselman... alles
kwam aan de deur. Op zondag
kwam de zuurboer en dan haalde je
een zootje zuur. We waren arm,
maar de armoepot (men gestampt
met kaantjes, jus met azijn en aard-
appelen) smaakte heerlijk."
Hoe is ze er toe gekomen om ieder-
een in huis te halen? ,,Nou ja, ik
sleepte altijd al iedereen mee naar
boven. Ik nam verdwaalde toeris-
ten mee en gaf ze een bakkie kof
fie. Ik spreek geen talen maar ik
vroeg gewoon of ze 'trobbels'
hadden. Met handen en voeten
kwam ik er wel uit, en als het echt
niet gaat haal ik gewoon mijn
dochter erbij. Dat 'Gluren bij de
Buren' is heel gewoon voor mijn,
want dat deed ik eigenlijk al ja
ren." Het lijkt ons best riskant om
kij
Nico speelt voor zijn gasten een stukje muziek op zijn zelf gebouwde klavecimbel.
Van de intense vredige rust in
het groene, met eeuwenoude bo-
men getooide hofje, terugkeren
in het Amsterdamse stadsgewoel
is even een onwerkelijke erva-
ring. Maar eenmaal weer op de
fiets, terug in het verkeer, schie-
ten we al snel pittoreske smalle
straten en steegjes in en gaan we
langs diverse grachten. Onze
gids gaat ons voor. Naar Nico.
Nico woont nu 26 jaar in een van
ouderdom scheef gezakt, uit
1650 stammend grachtenpandje.
De fietsen gaan weer tegen de
brugleuning en terwijl we elkaar
waarschuwen niet in een ter plaat-
se verse berg hondenpoep te stap-
pen, kijken we omhoog naar het
pandje van Nico, die zelf op de
tweede etage woont. Achter elkaar
beklimmen we twee zeer smalle en
stijle trappen. En dan staan we in
Nico's domein. De warme sfeer
van een oude eikenhouten plan-
kenvloer, meubels en een planten-
wand omringt ons. Voor het raam
dat uitkijkt op de gracht, staat een
antieke houten tafelpiano van het
bouwjaar 1826. De wanden in Ni
co's kleine maar zeer intieme ka-
mer hangen vol met door hem zelf
gecreeerde kunstvoorwerpen.
Achter in de kamer staat een met
oud-hollandse taferelen beschil-
derde klavecimbel. Kaarsjes, een
schaaltje pindarotsjes, een ttiee-
lichtje met daarop een pot geurige
thee en Turkse theeglaasjes er om-
heen, vormen het bewijs dat we
zeer welkom zijn.
Terwijl we ons de thee en de pin
darotsjes goed laten smaken vertelt
Nico over zijn leven. Hoe zijn oom
aan het grachtenpand is gekomen,
over de verbouwing in 1770 toen
het pand anderhalve meter hoger
werd en het 'gevecht' om het
pandje vanwege de ontoereikende
hindering (er rusten twee panden
op dezelfde hindering) door de ja
ren heen overeind te houden. Na-
dat het pand in de crisistijd ge-
kraakt was, volgde een huurover-
eenkomst. Daarna kreeg Nico de
kans om het pand voor zeventien-
duizend gulden in eigendom te
krijgen.
Onze groep vult Nico's hele ka
mer. Voor Nico is dat echter geen
bezwaar om een staaltje van zijn
muzikale talent op de clavecimbel
ten gehore te brengen. Het is een
bijzondere gewaarwording om
daar, twee hoog boven een met
scheepjes vol gestouwde gracht, te
luisteren naar de tonen uit dit in-
zo maar iedereen binnen te halen;
„Welnee, waarom? Jullie doen me
toch geen kwaad?", zegt ze trouw-
hartig, „en vervelende mensen
schop ik er gewoon uit", veegt ze
onze bedenkingen resoluut van ta-
fel. Tot besluit van het bezoek kij
ken we nog even in de vitrine waar
tante Riet diverse oude beroepen
door middel van poppen heeft uit-
gebeeld. „Ik maak die poppen zelf.
Kijk, dat is de porster, hier staat de
garnalenpelster, daar de koffiepik-
ster en deze hier, dat is de paraplu-
verkoper."
Als we geanimeerd afscheid ne-
men van tante Riet lijkt het of we
elkaar al jarenlang kennen. En dat
is nou precies het leuke van 'Glu
ren bij de Buren'. lets dieper kij
ken in de ziel van de samenleving.
Kennismaken met echte Amster-
dammers en je verwonderen over
onverwachte zaken die normaal
gesproken bij een stedenbezoek
niet op je pad komen.
Weer op de fiets kijken we nog
even om naar het balkon waar tan
te Riet ons staat uit te zwaaien. De
tocht gaat naar de Rozengracht
waar we door een andere Amster
damse, Marjan, worden verwacht.
Marjan woont in een 18e eeuws
gerestaureerd hofje (1740) waar
we na enkele minuten fietsen aan-
komen. Het uit 28 huisjes bestaan-
de hofje is een oase van rust te
midden van het drukke stadsver-
keer. „Vroeger waren deze huisjes
half zo groot", vertelt Marjan.
Ook toen woonden in het door
doopsgezinde regenten beheerde
hofje alleenstaande vrouwen. „De
toenmalige eigenaar van het hofje,
Jan de Jager, liet een legaat na van
zevenduizend gulden. De vrouwen
die er toen woonden hoefden niets
te betalen. Een maal per week kre-
gen zij turf om te stoken en om
22.00 uur moest iedereen binnen
zijn, want dan gingen de gaslan-
taarns uit en de poort op slot. Vroe
ger was het een oud doolhof met
een schitterende Italiaanse fon-
tein", weet Marjan. Het hofje, dat
vroeger over slechts een wc buiten
beschikte^en tot 1987 geen dou
ches kende, heeft inmiddels een re-
novatie ondergaan. Het wordt nog
steeds door regenten beheerd. Tot
13 jaar geleden woonden de vrou
wen er gratis en zelfs nu betalen zij
nog maar een schijntje. Tegen-
woordig wordt het hofje nog steeds
bewoond door alleenstaande 55-
plus vrouwen. Het is een hechte
sociale gemeenschap met veel vrij-
heid en zonodig spontane buren-
hulp. Er is een bewonerscommis-
sie om het hofje leefbaar te houden
en de samenstelling van de be-
woonsters (met verschillende ge-
loofsovertuigingen) binnen de
woongemeenschap evenwichtig te
houden.
De modernisering mag dan door-
gedrongen zijn tot het (voor pu-
bliek afgesloten) hofje, de vrou
wen moeten desondanks nog
steeds zorgen, zij het een uurtje la
ter dan voorheen, tijdig 'binnen' te
zijn.
Want om 23.00 uur gaat de poort
onverbiddelijk op het dubbele slot.
De goedlachse tante Riet raakt niet uitverteld over haar leven.
Vinden bezoekers van de Am
sterdamse wallen het soms wel-
licht een tikkeltje genant om zich
daar te vertonen, wie dat doet
met Raoul Serre hoeft zich echt
niet te generen, ondanks het feit
dat bezoekers in zijn gezelschap
bepaald niet onopvallend over
straat gaan. Raoul gaat ons voor,
gekleed als middeleeuwse stads-
soldaat, compleet met een boven
alles uitstekende hellebaard,
ijzeren helm en een kleurrijk sol-
datenkostuum met op de borst
de drie fiere kruisen uit het wa-
pen van Amsterdam.
In zijn rol van schutter van Sint Se-
bastiaan, het gilde dat rond 1500
de stadsmuur bewaakte, gaat
Raoul de groep voor. De schaars
geklede dames in de 'etalages'
waarmee wij onderweg geconfron-
teerd worden reageren nauwelijks
op het illustere gezelschap. Tijdens
de rondleiding vertelt Raoul veel
ludieke voorvallen en bijzonderhe-
0
De schutter met hellebaard en ijzeren helm vertelt zijn gehoor
alle bijzonderheden over de rosse buurt.
strument. Als de laatste noot van
het muziekstuk heeft geklonken
vertelt Nico nog even met inge-
houden trots: „Ik heb hem zelf ge
bouwd. Het was een bouwpakket.
Ik ben er jaren aan bezig geweest
en heb hem beetje voor beetje be-
schilderd", terwijl hij met zijn
hand liedevol over het instrument
strijkt en wij zijn kunstwerk wat
nauwkeuriger bekijken en bewon-
deren. Als we Nico's woning ver-
laten zoeken we stil de fietsen weer
op en volgen onze gids, terug naar
het startpunt bij cafe De Heffer.
Onder de indruk als we zijn door
zoveel bijzondere ervaringen op
een dag. En er volgt nog meer.
Want behoudens deze drie bezoe-
ken bij rasechte, gewone Amster-
dammers thuis, staat ons nog een
rondleiding over de Amsterdamse
wallen te wachten.
Opvallend dwalen over de wallen, dat wel, maar toch veiiig
zonder gene achter de gids aan.
den over deze oudste buurt van
Amsterdam. Bij proeflokaal In 't
Aepjen op de Zeedijk staat Raoul
stil. „Weet je waar de uitdrukking
'in de aap gelogeerd' vandaan
komt? Die komt hier vandaan.
Ooit kon een zeeman zijn rekening
niet betalen. In plaats van geld
bood hij de kastelein zijn aapje
aan. Helaas was het beestje een
grote vlooienbaal. Wie boven het
proeflokaal in een hotelkamer
kwam te logeren, zat in een mum
van tijd net als de aap onder de
vlooien en was dus... in de aap ge
logeerd."
Veiiig achter de gewapende sol-
daat lopen we verder over de Zee
dijk waar Raoul ons wijst op een
van de laatste houten schitterende
voorgevels waaraan Amsterdam
vroeger zo rijk was. We zien de
nieuwe new-age-nering van Ro
nald Jan Heijn en bewonderen de
nieuwe Chinese tempel. Nadat
Raoul uitgelegd heeft waarom het
herenhoeren nooit gelukt is om da
mes als klant te krijgen en gewezen
heeft op het Prostitution Informati
on Center (PIC) dat de buurt tegen-
woordig rijk is, stuurt hij zijn ge
volg door het smalste straatje van
de rose buurt en wellicht heel Am
sterdam. Zelf gaat hij buitenom
naar de uitgang van de steeg om te
voorkomen dat de publieke dames,
die aan weerskanten van de steeg
raam aan raam hun beroep uitoefe-
nen, hem als gids gaan herkennen
en bij zijn komst a la minute de
gordijnen sluiten, zodat zijn ge
volg deze toeristische 'beziens-
waardigheden' in het vervolg zou-
den moeten missen.
Het idee om verkleed als stadssol-
daat te gaan gidsen is bij toeval
ontstaan. Raoul: „We hadden een
paar jaar geleden een feest waar-
voor we een stadsmuur gebouwd
hadden. Een aantal studenten be-
waakten die muur als middeleeuw
se schutters en verdienden daar een
centje mee. Ik was een van hun
maar trad daarnaast op als gids in
Amsterdam. Wakend bij de stads
muur moest ik plotseling een groep
toeristen rondleiden. Tijd om mijn
schutterspak uit te doen had ik niet
meer. Toen heb ik het maar aange-
houden. Dat bleek een schot in de
roos. Daarna was het idee voor
Van Aemstel produkties snel gebo
ren." Behalve de hier beschreven
rondleidingen 'Gluren bij de Bu
ren' en 'Schateren met de Schut
ters' organiseert Raoul met zijn
Van Aemstel Produkties 'Thee met
Travestieten' en 'Schieten met
Schutters' in het hartje van Am
sterdam. Stuk voor stuk excursies
die zelfs het hart van een rechtge-
aarde Rotterdammer sneller zullen
doen kloppen.