15 Musis gen dus, maar wel tentoonstellingen waarin intellectueel en 'presentatiefmeer wordt geïnvesteerd. Als voorbeelden van tentoonstellingen met een grote diepgang en veel aandacht voor de presentatie noemt hij de overzichtstentoonstelling 'Missinterpreted' die het Van Abbemuseum in 1992 aan Mariene Dumas wijdde, en het recente retrospectief van Paul Thek in Witte de With in Rotterdam. Zulke tentoonstellingen stellen in alle opzichten hoge eisen aan een museum, die kun je niet aan de lopende band maken. Tegelijk moet het museum ook een bescheiden rol kunnen spelen als proeftuin voor de alleractueelste kunst. Dat kan door incidenteel een toepasselij ke gastcurator aan te trekken. Meer dan een bescheiden accentverschuiving zal dat overigens niet zijn, want hoofdzaak moet toch blijven de zorgvuldig opgebouwde traditie van het museum, waarin het tentoonstellingsbeleid aansluit op de eigen kerncollectie. Als kunstmuseum kan het Stedelijk dan binnen het kader van deze rijke en langdurige traditie een geheel eigen rol spelen in het regionale tentoonstellingsaan bod. Ludo van Halem heeft nog weinig tijd gehad om zich grondig in de collectie te verdiepen. Hij kent haar roep natuurlijk wel. Een interessante collectie om mee te werken, want ze is nadrukkelijk een deel van de geschiedenis van het museum, of wat strenger gezegd, het museum ontleent er in nationale zin zijn bestaansrecht aan. Bovendien is de naoorlogse Nederlandse kunst het onderwerp waarop hij hoopt te promoveren. Het heeft hem verbaasd dat een representatieve selectie uit de col lectie niet in permanente of roulerende vorm is opgesteld. Als je een deel van je reputatie te danken hebt aan een dergelijke collectie moet die toch, voor de eigen bevolking en voor de mensen die op de reputatie ervan afkomen, te zien zijn. Dat geldt ook voor de verzameling grafiek en werk op papier die een hoog niveau heeft, maar slechts zelden te zien is. Een apart prentenkabinet zou hiervoor de oplossing kunnen zijn. Het is dus duidelijk dat er een nieuw evenwicht gezocht moet wor den tussen het tonen van de eigen collectie en het organiseren van tijdelijke tentoonstellingen. Dit alles lijkt in tegenspraak met de wens naar meer verdie ping in de tijdelijke tentoonstellingen. Het museum heeft immers maar vier grote expositie-ruimtes. Daarvoor is een creatieve oplossing nodig. Ruimtes kun je herschikken, en een vaste opstelling moet ook wel eens een paar maanden kunnen wijken voor een belangrijke retrospectieve ot historische ten toonstelling. Principieel is dat een representatief deel van alle eigen collecties met een hoge graad van continuïteit te zien is. Een paar dingen zijn Ludo van Halem bij zijn eerste ontdek kingstochten in het depot toch al opgevallen. De kerncollectie van naoorlogse Nederlandse kunst is breed, maar niet overal evenwichtig. Zwaartepunten zijn natuurlijk Cobra en de geo metrisch abstracten, maar de brug tussen die zwaartepunten ontbreekt en wat meer zwaartepunten zouden de collectie sterker maken. Hij heeft zelfs al een klein maar interessant ver langlijstje op zak. Graag zou hij het al aanwezige werk van Constant (Nieuwenhuis) aangevuld zien. Het museum bezit diens schilderij 'Verschroeide aarde'. Om het belangrijke thema 'oorlog' van deze kunstenaar echt te kunnen laten zien is toch iets meer nodig dan wat het museum nu bezit.Van dezelfde Constant zou hij graag ook geometrisch abstract werk en een constructie uit de vroege jaren vijftig aan de col lectie toevoegen. Deze laatste wens is geen emotionele kreet van een Constant-fan, maar een goed doordacht idee. Zo kun je de brug slaan tussen de Cobra-collectie en dat andere zwaartepunt, de geometrisch abstracten, zoals Ad Dekkers. Accenten die nieuw ontwikkeld zouden kunnen worden zijn de conceptuele kunst (Stanley Brouwn en Ger van Elk), en de 'jonge modernen', zoals Henri Jacobs en Hans Schuil die aan sluiten op kunstenaars als Tomas Rajlich en Jan Roeland die al in de collectie vertegenwoordigd zijn. Lacunes opvullen met retrospectieve aankopen, en nieuwe lijnen uitzetten dus. Ook waar het de eigen Schiedamse kunstenaars betreft wil Ludo van Halem zich actief opstellen. Hij onderschrijft de lijn-Tjabbes: kwaliteit is de basis waarop kunstenaars worden uitgenodigd voor aankopen of tentoonstellingen. Een aantal kunstenaars is al in de collectie vertegenwoordigd. Die zal hij zeker verder volgen, en gelukkig dienen zich altijd nieuwe talenten aan. De goede en duidelijke relatie tussen museum en Schiedamse kunstenaars wil hij koesteren. Ze kunnen zijn ate- lier-bezoek(en) tegemoet zien. Er zijn meer veranderingen in het museum op komst, als het tenminste aan hem ligt. De moderne-kunst-historicus is blij verbaasd over de omvang en de rijkdom van de historische collectie van ruim 30.000 objecten. Een verzameling overigens die, ondanks de belangrijke aanwinst van twee achttiende eeuwse zilveren gildebekers in 1991, al jaren een statisch karakter heeft. In 1954 heeft een adviescommissie van muse- umgeleerden het gemeentebestuur een museaal tweesporenbe leid geadviseerd. Dat betekende dat ook de Schiedamse geschiedenis in het museum actief aan de orde zou moeten komen. Tot verdriet en ergernis van velen in Schiedam is dat beleid nooit echt van de grond gekomen. Directeur Paalman vond het eigenlijk niet tot de kernactiviteiten van het museum behoren om lokaal-historische tentoonstellingen te maken, en de politiek leek lange tijd erg tevreden met het moderne- g kunst-imago van het museum. Als het museum lokaal-histori- sche tentoonstellingen organiseerde, zoals 'Dam in de Schie' (1987) of'Schiedam vaart wel'(1991) was succes verzekerd. De meeste historische tentoonstellingen hadden echter een topo grafisch of cultuurhistorisch karakter. Recent is op aandrang van de Historische Vereniging een convenant gesloten tussen Gemeentearchief, Historische Vereniging en Stedelijk Museum, waarin is vastgelegd dat zij gezamenlijk zullen komen tot een structurele aanpak van de Schiedamse geschie denis. Daaronder valt in ieder geval het gebruik van de muse umkelder voor een historische opstelling of voor tijdelijke his torische tentoonstellingen, wanneer in januari 1996 het Nationaal Gedestilleerd Museum naar de Lange Haven is ver huisd. Eén blik op de historische collectie was voor Ludo van Halem genoeg. Er moet een historische opstelling komen. Over de vorm zal nog indringend gepraat moeten worden, want een werkelijk tweesporenbeleid betekent ook het ontwikkelen van een verwervingsbeleid voor en het ontsluiten van de histori sche collectie. Voordeel hierbij is wellicht dat gemeentearchiva ris Charles Jeurgens optreedt als interim-directeur van het museum. Als straks de nieuwe directeur er is, is hij in ieder geval een gesprekspartner die van de hoed èn de rand weet. Bovendien is in de historische vereniging veel kennis aanwe zig. Als ook dit tweede spoor in het museumbeleid vorm kan krijgen, zal het museum een nieuw elan en dynamiek uitstra len. Aan Ludo van Halem zal het niet liggen

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1995 | | pagina 15