invulling van deelprojecten. Terecht merken Zef Hemel en Vincent van Rossem in hun studie 'Nagele, een col lectief ontwerp' op, dat het dorp een gedenkwaardig moment markeert in de historische ontwikkeling van de stede- bouw in Nederland. 'Het verscheen ooit op de kaart van Nederland'schrijven zij, 'als een 'agrarisch' dorp, in een tijd waarin velen het begrippen-paar 'stad en land' nog als tegengesteld beschouwden. De opkomst van de ruimtelijke ordening en de introductie van het begrip 'verstedelijking' hebben deze sociale en ruimtelijke grenzen doen verdwijnen. Het breukvlak tussen de traditionele visie en de nieuwe planologische aanpak tekent zich af in de ontwikkeling van Nagele'. |r J -netr* iHL. \J7JV\ t'f lAizt-erULlg /\J-CUA&JTVK4L-ljl -D- O [*-&'> t(AcA- 'keel 'Wö». -cc-tA UrrufA- oio*, wi Ita*. «v Li<~, xi.1^ 'te- <Lc^~ tin tfo De Opstandingskerk in Schiedam en de Gereformeerde kerk in Nagele. De eerste schets voor Nagele van Gerrit Rietveld. Gerrit Rietveld preciseerde dit nog eens in zijn kwalificering: 'Nagele; dorp uit één stuk'. Deze typering komt voor in een in 1948 geschreven kattebelletje waarmee hij zijn eerste schetsontwerp voor dit polderdorp toezond aan enkele Rotterdamse collega's: Hierbij een schets voor Nagele, een poging om een dorp te maken uit een stuk. Geen z.g. centrum met een soort buitenwijken. Dit is een dorp dat niet groeit maar in een keer bepaald wordt en dan ook niet het karakter moet hebben van een gegroeid dorp. Het toevallige element ver valt hier'. Het enthousiasme waarmee Nagele tot stand werd gebracht is hetzelfde dat spreekt uit de presentatie van Nieuwland in de verschillende stadia. Bijvoorbeeld waar de directeur van het Stedelijk Museum in de inleiding van een tentoonstelling over het nieuwe bouwen in Schiedam (georganiseerd in samenwerking met de ook in de Venstergroep en Nagele actieve Stichting Goed Wonen) in 1952 Frank Lloyd Wright voor zijn Schiedamse toe hoorders verklaarde: 'Met ieder tijdperk gaat gepaard een nieuwe geestelijke inhoud, die zijn uitdrukking vindt in onverwachte, verrassende en daardoor agressieve vormen' Met Bakema haalde Schiedam een bij zondere en bijzonder eigenzinnige architect in huis. Zijn kerkgebouw stond ook als een monument; streng, sober en op dat moment uniek in de volstrekte afwijzing van mystificaties en keuze voor de simpelste bouwmaterialen. De Schiedamse Gemeenschap deed in janu ari 1958 een schuchtere pogmg om de Opstandingskerk te plaatsen: 'Hoe afschu welijk zou het niet geweest zijn, wanneer, aan het portaal van onze moderne, evenwich- tig-gebouwde nieuwe woonwijk, een kerk van inferieure, semi-moderne architectuur zou zijn verrezen! Het instellen van genoemde commissie in 1945 garandeerde de Ned. Hen'. Kerk gelukkig een ruim terrein ivaaruit een bouwmeester kon worden gekozen. Met andere woorden: men lette in de eerste plaats op de capaciteit van de architect en op de vraag of van hem verwacht mag worden dat hij gevoel en begrip zal tonen voor de eisen die aan een waarlijk protestants kerkgebouw mogen worden gesteld. Wij menen dat de betreffende ontwerpers erin geslaagd zijn dat begrip volledig te tonen, hoewel naar ons gevoel de nuchterheid wel een te grote plaats heeft ingenomen. Maar dat is altijd nog heel wat beter - en zelfs prijzenswaardiger - dan de trieste halfslachtigheid, die men vaak in moderne Nederlandse kerken aantreft'. Met alle vriendelijkheid liet dominee Overbosch van het gebouw als kerk geen spaan heel. 'De vorm van deze ruimte is', zei hij in zijn toespraak, '(laat ik me eerst even wiskundig-correct uitdrukken) een rechthoekig parallellepipedum - zeg ik het wat alledaags dan moet ik dus een vergelij king maken met een doos..., en laat zich voor allerlei doeleinden benutten'. Ook stond hij stil bij de onmogelijke plaat sing van de avondmaalstafel en bij het elektronische orgel. Bakema had bij zijn ontwerp immers onvoldoende rekening gehouden met de plaatsing van een klas siek pijporgel, wat zowel in kerkelijke als muzikale kringen de nodige stol had doen opwaaien. Ook had hij zijn beden kingen tegen de voor die tijd enorme glaswand en het verlichte kruis aan de binnenzijde van de losstaande klokketo- ren. Aan een verdere beschouwing van de architectuur waagde Overbosch zich verder niet. Anders was hem misschien opgevallen dat in de toren beschilderin gen waren aangebracht in rood, geel en blauw (a Modrian no le gusta el verde - en ook Rietveld moest er weinig van hebben) en de opzettelijk bruut gehou den afwerkingen van ruw behakt beton en zichtbaar gebleven bekistingsplanken. Ook op het interieur zou hij dan meer aanmerkingen hebben gehad dan het feit dat alle stoelen in dezelfde richting stonden waardoor het onderscheid ver loren was geraakt. Zeker had Overbosch uit de meer dan sobere vormgeving hebben kunnen afleiden, dat Bakema misschien wel in staat mocht worden geacht om, zoals de SG memoreerde: 'in soberheid en rust, licht zonder nuchterheid en in kunstrijke eenvoud en adel, in staat om geslachten lang de gemeente te verzamelen in het Huis des Heren, het Huis des Gebeds, om te doen horen de stem des lofs en om te vertellen al uw wonderen' (Psalm 26 7), maar dat hij er geen benul van had hoe de gemeente op die fraaie maar keiharde zetels een beetje lang uitlopende kerk dienst moest doorstaan. Met de Opstandingskerk krijgt Schiedam er straks de zorg voor een bouwwerk bij waarvan de zeldzame evenwichtigheid nog steeds geen gemeengoed is, maar dat als monument van het Nieuwe Bouwen en brutisme in de na-oorlogse architectuur alle aan dacht verdient. Zeker als zich straks in de onmiddellijke omgeving van de Opstandingskerk een metrostation bevindt en de kerk plots de ideale ambiance zou kunnen zijn voor vele culturele functies. Als Kunsthal bijvoor beeld? 35 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1995 | | pagina 35