Gootjes vindt dat de overheid bang moet zijn voor zijn prenten. Alleen dan zijn ze het strijdmiddel dat hij wil dat ze zijn. 15 39 Musis 3 cc cc |Q 4-j cb C C .0) -uT O O O O tende bestuursambtenaar in Nieuw-Guinea verkeerde. Reacties als die van Heldring en de vele boze ingezonden stukken die zijn prenten opleveren, koestert de tekenaar. Dat is voor hem het bewijs dat zijn prenten aankomen, en dat hij voor mensen een bron van inspiratie kan zijn! Theo Gootjes beschouwt zichzelf als ongebonden links, eigen lijk als anarchist, met een diepe haat tegen de gevestigde macht. Hij heeft bepaald geen rooskleurig kijk op de wereld, te beginnen bij Nederland. Hij vindt dat hier een culturele crisis heerst. Kunstenaars maken alleen nog kunst voor elkaar, waarmee de kunst voor de gewone mens feitelijk verdwenen is. Ook de religie verliest haar traditionele en waardevolle rol als cultuurdrager en -schepper. Alle aandacht in de media en dus van de mensen gaat naar sex, drugs, en criminaliteit. Ook in het vaderlandse cabaret valt dit op. Cabaretiers als Youp van 't Hek krabben vaardig in hun kruis, maar leveren geen kritiek meer op de alom falende politiek. Hun enige onderwerp is hun eigen geestige kijk op de maatschappij. Wim Kan was de laatste echte cabaretier. Schiedam krijgt de volgende veeg uit de pan. De vernieuwingsdrang van plaatselijke politici met superego's heeft de stad naar de knoppen geholpen en doet dat nog steeds. De plaatselijke regenten zijn slecht met de geschiedenis van Schiedam omgegaan. Ze hebben het arbei dersverleden van de stad vernietigd en stoppen nu trots veel geld in de restauratie en exploitatie van het werkgeversverle den. Hij doelt op de sloop van de Brandersbuurt in de vroege jaren zeventig en het nu plotseling koketteren met het bran dersverleden, omdat dat toeristen en dus geld oplevert. Alle open ruimtes in de stad worden volgeplempt met lelijke nieuwbouw, terwijl een stadscentrum toch ook pleinen nodig heeft. Zo wordt Schiedam steeds verder verziekt. Ook het Stedelijk Museum moet het ontgelden. Hij mist al jaren conti nuïteit in het beleid. Het museum zou zich niet op het laten zien van het werk van nog levende kunstenaars van overal en nergens moeten richten. Een kunstenaar moet prikkelen. Dat kan op straat en in een galerie, maar niet in een instelling van de gevestigde orde als een museum. Het museum is er om te verzamelen, te conserveren, en te exposeren wat zijn waarde al heeft bewezen. Gootjes' grootste en onophoudelijke boosheid richt zich tegen de politici met hun megalomane plannen en hun arrogante gebrek aan gevoel voor de mensen die hen gekozen hebben. Zij maken dat de werkloosheid en de armoe, en daarmee een nieuwe onderlaag en een nieuwe klassenstrijd terugkomen. Daarvan doet hij op zijn prenten enkele keren per week medogenloos verslag in het Rotterdams dagblad, Het Dagblad van Noord Limburg en, incidenteel, de Haagsche Courant. In zijn prenten doet hij geen concessies. Die moeten keihard aankomen, en als een politicus ze waardeert, doet de tekenaar het kennelijk verkeerd. Enkele jaren geleden heeft hij serieus overwogen met het maken van politieke prenten te stoppen, toen Ed Nijpels naar de krant faxte dat hij een prent van Gootjes, die tegen hem gericht was, graag wilde hebben. Hij heeft liever dat zijn slachtoffer naar de rechter stapt. Theo Gootjes is een landelijk bekend politiek tekenaar. Op tentoonstellingen van spotprenten zijn altijd prenten van hem te zien. Dat lijkt wel aardig en tolerant van de samenstellers, maar de werkelijkheid is anders. Voor de tentoonstelling Katholieken in Karikaturen en Cartoons, in 1994 in het Katholiek Documentatiecentrum in Nijmegen bijvoorbeeld, stuurde hij veel meer prenten in dan er te zien waren. Dat mag, maar het is wel opvallend dat een prent van kardinaal Simonis met een kromstaf in de vorm van een volledig maar gebogen mannelijk geslacht, niet is geëxposeerd. Hetzelfde gebeurde in 1991 in het Legermuseum in Delft bij de ten toonstelling Spot op de Landmacht, waarvoor hij tien tekenin gen instuurde maar alleen de allersoftste in de tentoonstelling werd opgenomen. Bij het Rotterdams dagblad is Gootjes honderd procent onaf hankelijk. In tegenstelling tot illustere voorgangers als Daumier, Braakensiek en Hahn, kiest hij zelf zijn onderwer pen. Slechts eenmaal is een prent van hem geweigerd. Dat was een prent waarop hij de gezonken veerboot Estonia had voor zien van de naam Never Come Back Line. Weigeren vindt hij de vrijheid van de redactie, maar als die zijn prent plaatst moet ze wel achter hem blijven staan. Aan zelfcensuur doet hij niet. Toen hij zijn prent over Neelie Peper-Kroes inleverde, lachte de redacteur van de Opiniepagina en zei 'prima Theo'. De krant heeft hem daarna, ondanks de druk van eigenaar Elsevier, niet laten vallen. Gevraagd naar de grenzen van het toelaatbare bij het maken van politieke prenten, citeert Theo Gootjes ernstig een passage uit Erasmus' Lof der Zotheid, die zijn opvatting over de vrij heid van de tekenaar precies weergeeft: 'Om mij nu verder te verdedigen tegen het onbekookte verwijt van hatelijkheid, merk ik op dat men altijd aan het vernuft de grootste vrijheid gelaten heeft om straffeloos op geestige wijze de spot te drij ven met het dagelijks leven der mensen, mits de grote vrijheid niet in razende bandeloosheid ontaardde'

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1995 | | pagina 39