cjheid is voorbij Musea hebben marketingcon cepten, en bezoekers zijn veeleisend. Zij willen in ieder geval levendigheid, en gemakkelijk ver- orberbare infor matie. 5 Musis drankbestrijdingsaffiches en spotprenten op drankgebruik in het verleden acht Jos Gunneweg net zo aanvaardbaar als een expositie over de geschiedenis van een nog actieve distilleerde rij. Een louter negatieve benadering van het gedistilleerd vindt hij net zo fout als het fungeren als verhuld public relations bureau voor de branche. Dat het concept zich, binnen het vastliggende kader, nog kan ontwikkelen blijkt uit de formulering van de doelgroepen van het museum. Aanvankelijk waren dat alleen de toeristen, die vooral massaal met bussen komen, en de technisch en ambach telijk geïnteresseerden die individueel het museum bezoeken. Inmiddels is ook het onderwijs aan de doelgroepen toege voegd. De spanning tussen genot en misbruik hoort volgens het museum niet alleen thuis in spotjes op de televisie oi groepsgesprekken op school, maar ook in lessen in een muse um dat zich bezighoudt met de geschiedenis van een genot middel. Daarnaast zijn steeds meer scholieren niet uit Schiedam afkomstig en hebben kinderen behoefte aan identifi catie met de stad waar ze wonen. Voor Schiedam kan de geschiedenis van het gedistilleerd zo'n identificatiepunt zijn. Dat de stad is wat ze is, is immers in hoge mate mee bepaald door het verleden als brandersstad. Jos Gunneweg wil dat het museum in de allereerste plaats een levend museum is dat de klassieke branderij laat zien, zoals die werkte en rook in 1796, het jaar waarin de eerste brander in het pand aan het werk ging. Branden en distilleren zijn twee verschillende processen. Het driemaal branden van de grond stof leverde het halffabrikaat moutwijn op waarvan vervolgens in de distilleerderij jenever werd gemaakt. Deze twee proces- sen voltrokken zich in verschillende gebouwen. Om de koste lijke moutwijn niet te hoeven weggooien, en om een eigen produkt te maken dat in het proeflokaal van het museum geschonken kan worden, gaat het museum eens per maand zelf distilleren. Wie de geschiedenis van een ambacht museaal wil laten zien, moet wel eens concessies doen. Het publiek krijgt keurig uitgelegd van welk proces het getuige is. ambachtelijk produceren van gedistilleerd volgens de klassieke methode laten zien en uitleggen zonder dat het de indruk wekt dat het grootste gedeelte van het hedendaagse gedistil leerd nog steeds zo gemaakt wordt. Van verheerlijking van de ambachtelijke produktiemethode zal dus geen sprake zijn. Nergens blijft het verleden in het verleden steken. Het krijgt altijd als spiegelbeeld zijn heden.Voor de ambachtelijke pro- duktie is dat de technisch-industriële produktiewijze die op foto's en videofilms in het museum aan de orde komt. Objectiviteit moet voor een gesponsord thematisch museum heilig zijn. Immers, nu steeds meer musea van externe finan ciers (mede-) afhankelijk zijn, is het risico van het bedrijven van verborgen of openlijke public relations voor zo'n financier groot. Jos Gunneweg en de gedistilleerd-branche hebben dat gevaar onderkend en in hun contract opgenomen dat het museum zich gebonden voelt aan de in 1991 vastgestelde 'gedragslijn museale beroepsethiek' van de Nederlandse MuseumVerenigmg. Dat betekent dat de mede-financier van het museum de onafhankelijkheid van het museum erkent. Vermoedelijk is dit het eerste Nederlandse sponsorcontract, waarin de museale beroepsethiek expliciet is opgenomen! Jos Gunneweg is zich ervan bewust dat desondanks museum en sponsor op een slap koord balanceren. Dat het museum zich contractueel gesteund weet in zijn ethische opvattingen, is nog geen vrijbrief voor het ongebreideld tekeer gaan in ten toonstellingen of publikaties, maar een tentoonstelling van t f)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1996 | | pagina 5