35 Musis
veranderingen binnen hun vak dan in dat vak zelf. Ambitieus,
vol plannen, niet af te leiden door details en zich ervan bewust
dat ze, zoals alle diensthoolden door het openbaar bestuur
jaarlijks op hun management-rapportage worden 'afgerekend'.
Aart Tijhof wil de bibliotheek, na het kwakkelende bestaan
van de afgelopen jaren,'weer nadrukkelijk op de kaart zetten'.
Dat is nodig, want terwijl landelijk 29% van de bevolking
gebruik maakt van de openbare bibliotheek, leent slechts 19%
van de Schiedammers van tijd tot tijd een boek. Te weinig,
vindt hij, voor het vele geld dat de gemeenschap erin inves
teert. Om het gebruik van de bibliotheek te verbreden moet
eerst de markt onderzocht worden. Aart Tijhof heeft al een
vermoeden van de uitkomst. Er dreigt in de samenleving een
steeds bredere kloof te ontstaan tussen weters en niet-weters.
Dat moet voorkomen worden. Hij denkt dat de functie van de
bibliotheek steeds meer zal liggen in wat hij noemt 'burger
schapsvorming'. Ook de nieuwe digitale media spelen daarin
een rol. De naslagwerken en de knipselmappen op de leeszaal
vormen nu nog de kern van de informatievoorziening, maar
deze rol wordt meer en meer overgenomen door bijvoorbeeld
de CD-rom. De gemankeerde uomo-universale Aart Tijhof
zegt het (nog net) niet hardop dat in de nieuwbouw op het
Stadserf eigenlijk geen openbare bibliotheek maar een openba
re infotheek gevestigd zou moeten worden. Je hoort 't hem
echter denken.
Archivaris Jeurgens torst niet de last van ruziezoekende, of
door zijdeuren afgegane voorgangers. Integendeel, toen archi
varis Guus van der Feijst afscheid nam en daarbij een ridderor
de in ontvangst mocht nemen, was de aula van het Stedelijk
Museum stampvol.Van der Feijst onderstreepte daarbij zijn
warme relatie met Schiedam door luidop en monter de onver
getelijke vraag te stellen waar hij de gemeentelijke bijdrage in
deze koninklijke onderscheiding, zijnde het bij het ridderschap
behorende paard, kon afhalen. Zijn medewerkers bestendigden
vervolgens ook 'archivarisloos' de goede verstandhouding met
publiek en gemeente.
Toch staat ook Charles Jeurgens voor ingewikkelde proble
men. Het trefwoord is daarbij eveneens 'informatie'. De pro
blematiek van het archief is ingewikkelder dan die van de
bibliotheek. Kan de bibliothecaris nog onbevangen zeggen, dat
'een niet uitgeleend boek dood bezit' is, de archivaris heeft
juist de wettelijk plicht heel veel 'dood bezit' te beheren en
toegankelijk te maken. Daaraan helpt geen bezoekersprofiel of
marketingplan. Die woorden gebruikt Jeurgens dan ook niet.
Hij moet zich domweg aan de archiefwet houden. Dat was
nog overzichtelijk, toen de bestuurders en overheidsdienaren
van hun zegenrijke werk keurig een papieren weerslag nalie
ten, die hoogstens enige schoning en ordening behoefde. Nu
iedere ambtenaar aan een computer gekluisterd is, dreigt de
totale archivistische wanorde. Hoe houd je al die digitale
informatie voor een volgende generatie leesbaar en toeganke
lijk? Jeurgens vertelt vol afgrijzen dat informatiebestanden van
het Amerikaanse ruimtevaartinstituut NASA al na veertig jaar
onleesbaar bleken.
Ook zijn aandacht zal zich deels verleggen van het beheer van
materiaal naar het beheer van informatie. Het vak van archiva
ris staat voor ingrijpende veranderingen en Charles Jeurgens
wil daaraan in 'zijn' archief richting geven. Een voorlopig
recept heeft hij al klaar. De ambtenaren zullen hun digitale
bestanden beter moeten registreren. De geschiedenishongerige
burger hoeft zich geen zorgen te maken. De archivaris is ook
historicus en ziet het als zijn taak particuliere en bedrijfsar
chieven te verzamelen, en al het materiaal dat het publiek voor
historisch of genealogisch onderzoek nodig heeft, toegankelijk
beschikbaar te stellen.
Het trefwoord van Diana Wind is 'communicatie'. Zij ziet het
museum als een heus bedrijf dat cultuurgoed verzamelt,
beheert en exposeert. Dat moet allemaal professioneel èn vol
gens de wetten van de markt gebeuren. Dat geldt zeker voor
de dure plicht de collecties te laten zien. Ze keert zich echter
fel tegen de alom oprukkende neiging het museum als recre
atieve instelling te exploiteren. Als voorbeeld noemt ze de 'bil
lboards' met reprodukties van werken van Rembrandt en
Mondriaan die het Museumplein in Amsterdam ontsieren, met
de bedoeling toeristen met herkenbare plaatjes naar de musea
te lokken. De basis van het kijken naar kunst is, aldus de direc
teur, niet het 'ah en oh' der herkenning, maar de communica
tie met het kunstwerk. Onder haar leiding zal het museum
geen concessies aan kwaliteitsprincipes doen om hordes men
sen naar binnen te halen. De museumdirecteur vindt niet dat
kijkcijfers maatgevend zijn. Wel dat wat ze doet terecht moet
komen bij de mensen voor wie het bestemd is. Marketing is
voor haar geen instrument om zoveel mogelijk mensen naar
binnen te krijgen, maar om die mensen te bereiken die geïnte
resseerd zijn. Hoe weinig of hoe veel ook.
De directeuren kennen hun collecties nog niet. De archivaris
en bibliothecaris vinden gedetailleerde kennis ook niet nodig.
De museumdirecteur wel, want ze zal, met conservator Ludo
van Halem, zelf actief acquireren.
Net als de collega's van bibliotheek en archief heeft de muse
umdirecteur al uitgesproken ideeën over de toekomst van
'haar' instelling. Meer collectie semi-permanent laten zien,
tentoonstellingen die aansluiten bij de eigen collectie, vaker
kunstenaars en gastcuratoren inschakelen bij tentoonstellingen,
meer en andere aandacht voor stadscollecties, en zoeken naar
wat beeldende- en andere kunstuitingen gemeen hebben.
Diana Wind is ervan overtuigd dat ze in een 'bewegend' muse
um als het Schiedamse al dit soort idealen gemakkelijker kan
verwezenlijken dan in een museum dat veel vaster zit zoals bij
voorbeeld Boymans-van Beuningen. Ze wil wel meer samen
werken met Boymans, Witte de With en het centrum voor
Beeldende Kunst in Rotterdam en is al gesprekken begonnen
met de nieuwe directeur van Boymans, Chris Dercon. Het
gaat hierbij uiteraard om hedendaagse kunst. Het Schiedamse
museum moet volwaardig kunnen meedoen, en niet de plek
worden waar de grote broers een baby-tentoonstelling stallen.
Als de historische collectie ter sprake komt, en ze de vraag
krijgt hoe ze daarmee om denkt te gaan, valt Diana Wind voor
het eerst heel even stil. Daarover is tijdens de sollicitatie niet
gesproken. Die stilte duurt kort. De museumdirecteur heeft
immers bij de Dienst Kunst en Cultuur in Groningen
gewerkt, en daar heeft directeur Frans Haks een kunstenaar de
historische opstelling laten maken. Misschien ook iets voor
Schiedam?