De cilinder is over het gehele oppervlak voorzien van in drijf werk aangebrachte wapens, cartouche, acanthusbladeren en gereedschappen, de laatste als symbool van een ambacht. Musis 38 ber een commissie van advies uit de gemeenteraad benoemd, die op 1 november aan de raad rapport uitbracht. Geadviseerd werd de Provisionele Commissarissen te verzoeken binnen vier weken aan het gemeentebestuur rekening en verantwoor ding te doen en aan een commissie uit de raad de goederen van de voormalige gil den te overhandigen. Deze commissie zou worden belast met de liquidatie van de gildenfondsen. Laatstgenoemde commissie, die eerst in april 1824 werd benoemd, adviseerde in november van dat jaar eventuele crediteuren der voormalige gilden op te roepen voor 31 december 1824 opgave te doen van achterstallige vorderin gen. Dit zou betekenen dat per 1 januari 1825 de liquidatie voltooid was. Onbekend is wanneer de goederen der voormalige gilden zijn verkocht, waar schijnlijk echter is dit in 1824 of 1825 geweest, maar ons stuk zat daar in ieder geval niet bij. De vraag welke functie het voorwerp had is dus niet beantwoord. Het blijkt boven dien dat het stuk, hoewel met het Sint Josephsgilde te maken hebbend, niet in het bezit is geweest van het gilde. De mogelijkheid bestaat evenwel dat het stuk welis waar door het gilde is besteld, maar dat het vervolgens is aangeboden aan Robert Gordon om welke reden dan ook. Zou deze hypothese iets kunnen verklaren van de voorstelling in de cartouche? Betreft het de symbolen van het schoenmakersgil- de waar Gordon op grond van zijn beroep lid was (leest, schoenmakershamers, bor stels)? Of zijn de gekruiste voorwerpen wellicht stukken puimsteen, waarmee per kament wordt bewerkt, waarmee ze verwijzen naar Gordons oorspronkelijke beroep? Ook over de maker van het stuk zijn er vraagtekens. Het meesterteken stelt een getraliede helm voor, een tot op heden anoniem teken. Het stuk is geïdentificeerd als Rotterdams zilver, vervaardigd in 1701. Onbekend zijn de verdere lotgevallen van het stuk, behalve dan dat het ooit verzaagd is. Kennelijk heeft het bij een zil versmid gefungeerd als oud, om te smelten zilver. Vroegere eigenaren van het stuk zijn eveneens niet bekend, zodat ook niet via een pedigree vragen naar de herkomst kunnen worden beantwoord. Zeker is dus dat het in 1701 is vervaardigd door een Rotterdams meester, waarschijnlijk in opdracht van het St. Josephsgilde ter gelegen heid van een in 1698 plaats gehad hebbende gebeurtenis. Mogelijk is het door het gilde aan Robert Gordon aangeboden. Helaas is van Gordon, noch van zijn vrouw, de in Rotterdam in 1732 overleden Maria van Reyn, geen boedelinventaris aanwe zig, zodat deze vraag onbeantwoord blijft. Een geheel andere mogelijkheid is dat het stuk door het Crispijns- of Schoenmakersgilde is besteld en dat de voorwerpen in de cartouche de symbolen van dat gilde zijn. In dat geval zou Gordon ook deken van dit gilde geweest moeten zijn, hetgeen hoogst onwaarschijnlijk is. Waarom er in dat geval bovendien timmermansgereedschappen op het stuk voorko men is dan weer een andere vraag. Het archief van het Crispijnsgilde zal daar nooit meer een antwoord op geven, aangezien het na 1798 in zijn geheel verloren is gegaan.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1996 | | pagina 38