MET TRANEN
IN JE OGEN
Ruud Aret
Rivieren zijn getuigen in mijn
vaderland. Ze verbloemen niets.
Ze komen uit de hoge bergen.
Soms zingen ze.
Soms schreeuwen ze,
soms huilen ze stil met ons mee.
Musis 76
Hoe lang is het nu helemaal geleden dat de dich
ter/tekstschrijver Frans Vogel in Rotterdam tot
nadenken stemde met z'n tekst: 'Ikke schrijfe aan
mijn frou, ikke nie fan Holland hou'? Toch zeker
niet meer dan twintig, vijfentwintig jaar op z'n
hoogst. Even lang als het geleden is dat in Schiedam de
ramen werden ingegooid van pensions waar gastarbei
ders in mensonterende omstandigheden met twintig ol
meer een kamer moesten delen en Robert de Hartogh
zijn indringende foto's publiceerde over het leven van
Turkse, Marokkaanse en Joegoslavische arbeiders in
Nederland, hun gezinnen en hun kinderen
Uj .Er straalt slechts weinig geluk van de foto's van Robert de
co Hartogh. Meer berusting, ongeloof en onmacht maar ook de
wil om te overleven en om dat zelfgestelde doel te bereiken van
hetzij gelukkig worden in een nieuwe omgeving, hetzij met
verdiend geld te kunnen terugkeren.
Het was in de dagen waarop de Rotterdamse wethouder
Schmitz een petitie in ontvangt nam onder het protestbord:
'20.000 Islamieten in en om Rotterdam vragen moskeeruimte.
Laat het niet bij een STAL, geef hen een HERBERG!!!' en
een Marokkaans meisje Nederland schokte met haar bedeesde
tekst:
'Ik was acht jaar toen we naar Nederland kwamen.
In het begin was het op school wel erg moeilijk.
Al gauw sprak ik beter Nederlands dan m'n vader.
Hij woonde hier al vijfjaar.
Na de basisschool ging ik naar de Mavo.
Het was een fijne tijd.
Ik had ook een nederlandse vriendin.
Die durfde sigaretten te roken waar haar ouders bij waren.
We waren pas zestien.
Op een dag zei m'n moeder dat ik binnenkort naar m'n
geboortedorp terug zou gaan. Daar wachtte een jongen op me,
met wie ik moest trouwen. Onze ouders hadden dat, jaren gele
den, zo met elkaar afgesproken. Ik heb twee dagen lang gehuild,
maar al m'n tranen konden toch niets meer veranderen.'
In die tussentijd is er echter heel veel veranderd.Voor veel
migranten is het ideaal van de terugkeer onmogelijk gebleken
of geworden tot een wens waarin het eertijds diepgevoelde
verlangen vervaagd is tot een formaliteit. De meesten zouden
ook niet meer terug kunnen, tezeer als ze verwijderd zijn
geraakt van hun geboortegrond en te zeer inmiddels verbon
den met de westerse samenleving waarin de Turkse- de
Marokkaanse-, Koerdische- Antilliaanse-, Surinaamse- en Kaap
Verdische gemeenschappen (om maar een paar willekeurige te
noemen) zich diep hebben ingeëtst.
Op het economische vlak zijn de bindingen het duidelijkst. In
de dagelijkse werkomgeving, in de veelheid van hun winkels
die reiken van bijna oud-testamentisch tot aan de salsa uit het
Caribisch gebied, de markt waar tussen de sperzieboontjes en
de andijvie de mango's en kouseband liggen en de feestzalen
die hun programma's afficheren in een mengelmoes van
Hollands, Engels, Papiamento en Hindoestaans.
Ook cultureel worden de banden nauw aangehaald.
Bijvoorbeeld in de aan invloed winnende 'migranten-litera
tuur'. Het betreft hier de letteren zoals die worden beoefend
door migranten of vluchtelingen die vanuit hun specifieke cul
turele belevingswereld schrijven in de Nederlandse taal en voor
een Nederlands publiek. En die daarin vragen aan de orde stel
len die in de interactie van verschillende culturen van betekenis
zijn. Verhalen van auteurs als Halil Gür (1951) die in 1974 met
gespaard geld naar Nederland kwam om hier af te studeren,
Naima El Bezaz (1974), die op haar vierde naar Nederland
kwam en nu rechten studeert in Leiden, Hafid Bouazza (1970)
die binnenkort debuteert met een bundel indringende verhalen
over de geestelijke en sexuele bewustwording en de daaruit
voorkomende conflicten met de islamitische omgeving, Hans