fl Iambic 91 Musis Slijterij - Wijnhandel enkele predikanten, met kramers, zoeters en bakkers, die volgens oeroud Nederlands gebruik op hun hoorn blie zen als het brood heerlijk knappend uit de oven kwam. Eind augustus scheepten allen zich in voor de tocht naar het verre vaderland en dan bleven op het eenzame eiland met zijn stormen en mistige dagen de koperen pannen voor het koken van traan, de hutten van de nederzetting en de vaatjes traan, waar voor aan boord geen plaats meer was. En dat was als regel geen kleinigheid. De uit dit rijke viswater verdreven Biskayers zwierven ondertussen op de Noordzee rond en op 31 augustus 1632 sloegen zij hun slag: zij wachtten tot de Hollanders verdwenen waren en roofden toen niet minder dan 600 vaten traan en 200.000 ponden baard en allerlei gereedschap. En de rest sloegen zij kort en klein. Het volgend voorjaar maakte de Compagnie de balans op: zij had voor 100.000 gld. schade geleden.... Vandaar dus die overwintering van 1633: Niet een wetenschappelijke onderneming zoals in de pooljaren van de laatste tijd, maar een praktische poging om een bloeiend bedrijt tegen overlast en schade te beschermen. Op 20 september 1633 hebben de zeven man nen het geschut ontladen: 'door Gods genade van de roofzuchtige Biscayers bevrijd' gebleven! Maar zeven bange maanden, vol sneeuwstormen, duisternis, verveling, ziekte en ellende stonden hun te wachten. Waarom is de overwintering op Spitsbergen, ook in 1633, wel gelukt, maar deze op Jan Mayen niet? Een laco nieke mededeling van de Schiedamse boekhouder vertelt het op de 27ste sep tember: 'wij meenden Sla te halen, maer het waer al verdort...' Die sla is het vita- minerijke lepelblad, waarvan men op Spitsbergen een enorme voorraad had bijeengebracht... Op 1 oktober viel de vorst in; op 9 oktober begonnen ze te stoken, op 19 oktober 'quam da er so fei len ijs, dat de Bay vol ys was.' Eind oktober was het zo koud, 'dat die Watervaten vrozen dat wy daer geen water uyt konden krijghen so als bij des kocks vyer laghen.'Verder is het een ver haal van walvissen op het strand, die ze met lansen en harpoenen te lijf gaan, zonder te slagen, en van beren, die 's nachts rondom 'de tent' komen snuffelen. Soms schieten zij er een, maar eerst later zouden ze ervan eten, omdat ijsberenvlees voor giftig werd gehouden. Op 9 november kwam de zon nog een half uur boven de einder en op 21 december had men toch nog vier uur daglicht. Op 23 januari schrijft Adriaen Hermansen: De snee leyt hier een mans lengte hoogh in de Bay voor onse Tent. Op 30 januari begint de zon al weer door mist en duisternis heen te breken. De maand februari gaat met waarne mingen over vorst, sneeuw, windrichting en drijfijs voorbij. Midden maart meldt zich de scheurbuik; eind maart wemelt het van walvissen in de baai, maar ken nelijk hebben de mannen niet meer genoeg kracht om een poging te doen om ze te harpoeneren. Op 3 april schrijft Adriaen Hermansen: 'wy hebben beyde onse twee leste Hoenderen ghedoot/want wy nu teg- henwoordich maer twee ghesonde man nen zijn/ de andere syn vry sieck/en oock seer kreupel van het Scheurbuyck/ende van de kou/die wij gheleden hebben.' En dan volgt op 16 april een triest bericht: die dag 'is onsen 'Maer 't is een eensaem Landt, een Landt daer woeste Beeren, En 't koude Noords gheblaes, met Ijs en Snee regeeren; Een Landt, daer 't weynich daeght, en daer de droeve nacht gheduerich sich verthoont, en sta- dich houdt de wacht Broeder gherust in den Heer/Adriaen Hermansen van Schiedam, die ons Boeckhouder was/daer wy seer bedroeft om waren - wy syn nu noch met ons twee ofte drie ghesonde mannen/die noch van achteren tot vooren konnen loopen om de siecken te bedienen/en bennen soo kreupel/dat wy qualick van afteren tot vooren konnen komen.' Tenslotte blijft alleen deze pennevoerder nog op de been en hij schrijft dan op 27 april dat aangrijpende bericht, dat het einde aankondigde: 'wy hebben onsen Hont ghedoot om te eten/tot onse ver- vorsinghe.' Die verversing heeft niet geholpen. Stilte viel over de blokhut van de zeven Hollanders en toen een maand later - om precies te zijn op 4 juni 1634 - de vloot arriveerde, vonden de Zeeuwse matrozen, die het eerst voet aan wal zet ten, de volgende situatie: 'In de hut bin nentredende hebben wij gezien den desolaten staet van de 6 Matroosen, die zij alle doodt gevonden hebben, elck apart in zijn kooie, waer van sy seer ver- schrickten ende verbaest uyt traden en hebben 't ghebootschapt aen den Commandeur; den eenen hadde noch het Kasenbroodt by hem staende, waer uyt hy eenige Salve hadde ghebruyckt, om syn Tandtvleisch mede te smeeren, also hy noch de handt na de mond toe gebogen hadde, het Boeck noch by hem leggen, also hy noch leggen lesen hadde.' Na deze tragedie is de walvisvangst in deze contreien nog slechts enkele jaren doorgegaan, maar in 1640 waren er te weinig walvissen meer. Kort voor de eerste wereldoorlog kwa men plotseling Jan Mayen en zijn over winteraars weer in de volle belangstel ling te staan. Een Engelse wetenschappe lijke expeditie wilde Jan Mayen bezoe ken en bood de Nederlandse regering aan er een steen te plaatsen op het graf der zeven Hollanders. Een inschrijving werd geopend en het Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap liet van de opbrengst een kubus maken van 2500 kg Noors graniet met het opschrift: 'Outgert Jacobszoon van Grootebeek en zijne 6 Hollandsche makkers zijn in april 1634 hier bezwe ken bij eene poging tot overwintering.' Helaas konden de Engelsen het eiland niet bereiken omdat er te veel ijsgang was en de expeditie keerde met de steen naar Newcastle terug. Maar door het uitbreken van de wereldoorlog werd de aangelegenheid volkomen vergeten, tot veertien jaar later, in 1926, in het Amsterdamse Waaggebouw een brok graniet werd ontdekt, waar niemand iets van wist. Het enige, wat de geraadpleeg de archeologen met zekerheid wisten, was dat de overwintering niet had plaats gehad op de Nieuwe Markt. Van de 2500 kg graniet heeft men toen de plak met het opschrift afgezaagd en deze gedenkplaat - toch nog altijd 450 kg zwaar - is in 1930 met de politie- kruiser Nautilus naar Jan Mayen gebracht. Het graf van de zeven Hollanders kon niet worden ontdekt, maar de mannen van de Nautilus heb ben de steen met vereende krachten omhoog gesjord op een rotspiek, oprij zend uit zeven meter helling van vulka nische as, en daar met cement bevestigd als een monument van moed en grote ondernemingsgeest! Hoogstraat 139 - 141 - 3111 HE Schiedam Telefoon 010 - 4270867

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1996 | | pagina 91