n>nX raab karcher
r>£> warmtemeter
Specialist in warmtemeting en kostenverdeling
Musis 94
Daarvan hebben er vijf de komst van de stoommolens de veel
vuldig voorkomende branden en tenslotte ook de teruggang
van de brandersindustrie in de 20ste eeuw overleefd.
Van de vijf nog bestaande achttiende-eeuwse brandersmolens,
is De Drie Koornbloemen aan deVellevest uit 1770 de oudste.
De ironie van de geschiedenis wil dat deze molen omstreeks
1820 verkocht is aan een molenaar die hem ombouwde tot
bakkersmolen en erin ging wonen, zodat in deze bouwkundig
nog nagenoeg authentieke molen het 'brandersmolenconcept'
met meer zichtbaar is. Na De Drie Koornbloemen volgde in
1781 De Palmboom aan de Noordvest, die in 1901 grotendeels
afbrandde, 90 jaar als stomp bleef staan en in 1992 als
Molenmuseum herrees. In 1784 werd aan de Noordvest De
Vrijheid gebouwd, die tot 1917 brandersmolen was, daarna
veevoedermaalderij werd en in 1974 weer koren ging malen.
De laatste brandersmolen op windkracht die in Schiedam
gebouwd werd, tevens onomstreden de hoogste windmolen ter
wereld, was De Noordmolen aan de Noordvest. De naam komt
al voor in 1446, maar in zijn huidige vorm dateert hij uit 1803.
En dan de stellingmolen DeWalvisch aan de Westvest. In
december 1793 vroeg een groep 'koornwijnbranders binnen
deze Stad' toestemming in Schiedam een stenen molen te
mogen bouwen. Het was aan het eind van de 18de eeuw drin
gen voor de groepen branders die een eigen molen wilden. De
gunstigste plekken langs de Noord- en de Westvest waren al
vergeven. De vroedschap heeft in 1794 dan ook langdurig
'gedelibereerd' over de plaats waar nog een molen gebouwd
zou kunnen worden. Het werd de Westvest, recht tegenover de
Walvischsteeg. Een plaats met een industrieel verleden. Tot het
begin van de 17de eeuw werden er schepen gebouwd, mis
schien ook voor de walvisvaart, waarnaar de naam van de steeg
verwijst. Aan de Vismarkt werd een dienstwoning gebouwd
voor de molenbaas, nu nr.7.
In 1928 publiceerde de Schiedamsche Courant een opvallend
bericht. De eigenaar van De Walvisch was failliet en de molen
zou geveild worden. Dat gebeurde wel vaker met molens.
Bijzonder was dat de krant ook meldde dat de molen geplaatst
was op de 'voorlopige lijst ingevolge de
Monumentenverordening 1927'. Schiedam liep daarmee dui
delijk voorop in monumentenbesef. In 1903 was het Rijk
begonnen monumenten van vóór 1850 te inventariseren en in
1918 was de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg inge
steld. De inventarisatie en de Commissie hadden slechts advi
serende bevoegdheden tot de komst van Monumentenwet van
1961 echte bescherming ging garanderen. In navolging van
het Rijk stelde een aantal gemeenten eigen verordeningen vast
teneinde lokale monumenten tenminste enige bescherming te
kunnen bieden. Schiedam hoorde met zijn verordening van
Raab Karcher Warmtemeter: uw partner voor de toekomst
Nieuwpoortweg 11,3125 AP Schiedam, tel.: (010) 4620100
1927 bij de eerste monumentenbewuste gemeenten in het
land en de Walvisch de eerste Schiedamse molen die de
monumentenstatus verwierf.
Voor De Walvisch zag het er in 1928 dus gunstig uit. De ver
eniging De Hollandsche Molen kocht de molen, met een
financiële bijdrage van de gemeente Schiedam, voor ruim
f4.000. Voor de jonge vereniging was DeWalvisch al de achtste
molen die zij door aankoop probeerde te redden. Restauratie
was noodzakelijk, en weer sprong de gemeente financieel bij.
De molen werd in 1929 verpacht aan L.Diepenhorst die er een
maalderij in vestigde. Hij begon onder het ongelukkige
gesternte van de economische crisis die de jaren dertig beheer
ste en moest in 1937 zijn bedrijf beëindigen. In 1938 huurde
de firma G.Jansen zoon de molen. Deze vreugde zou van
korte duur zijn, want in december 1938 brandde DeWalvisch
uit. De nieuwe huurder en zijn knechts gingen, aldus het ver
slag van De Hollandsche Molen over 1938, met geheel vrijuit.
De molen werd weer gerestaureerd en in 1950 kwam Gerrit
(van Driel) Kluit, molenaar op de molen De Noord op het
Rotterdamse Oostplein, als molenaar op de Walvisch die hij als
bakkersmolen ging gebruiken. Hij ging bakpakketten samen
stellen voor het zelf bakken van taarten. Iedere Schiedammer
kent sindsdien zijn wapenspreuk 'eigen taart is goud waard'.
De stad Schiedam had al vroeg belangstelling voor zijn
molens. Ze kregen een beschermde status, ze werden met
gemeentelijke steun gerestaureerd, ze werden door de gemeen
te aangekocht, en tenslotte werden ze beheerd door een
gemeentelijke stichting. In 1982 kocht de stad als laatste De
Walvisch voor de symbolische prijs van fl -maar met de ver
plichting hem geheel te restaureren- van de Hollandsche
Molen. Voor het beheer van de inmiddels vijf stedelijke molens
was de Stichting De Schiedamse Molens opgericht. Daarvan is
anno 1996 burgemeester R.Scheeres voorzitter en
J.Gunneweg directeur. Jos Gunneweg kwam al in 1965 als 19-
jarige amateur-molenaar op DeWalvisch. Hij verloor zijn hart
zo grondig aan de molen dat hij molen-consulent werd bij de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Hij leidde onder meer
de restauratie van De Walvisch, die werd uitgevoerd door de
Schiedamse molenbouwer Rob Batenburg. Deze restauratie
begon in 1982 en was in 1986 voltooid. Nadat een volgende
opknapbeurt eind 1995 gereed gekomen was, ging De
Walvisch in de nacht van 13 op 14 februari 1996 in vlammen
op. Uitgerekend in het eerste thema-jaar dat speciale aandacht
besteedt aan industriële monumenten.
Schiedam heeft onmiddellijk en doeltreffend gereageerd.
Burgemeester en molenstichtingsvoorzitter R.Scheeres ver
klaarde direct na de brand, zonder consultatie van college of
gemeenteraad, dat Schiedam De Walvisch weer zal opbouwen.
Deze uitspraak zal niet tot raadsvragen leiden. Integendeel,
heel Schiedam spant zich sindsdien in om de ongeveer ander
half miljoen gulden die een degelijke restauratie kost, zo gauw
mogelijk bij elkaar te krijgen. De acties volgen elkaar op. De
Openbare bibliotheek reageerde als eerste met een boekenver
koop en sportzaak De Favoriet schonk f 25.000 ter gelegen
heid van de opening van een nieuwe zaak. Landelijke aandacht
trekt de actie van drie plaatselijke culinaire ondernemers en
één wijnhandelaar die een lekenjury, onder wie ere-proever
Scheeres, een Molenwijn lieten kiezen. De restaurateurs bleken
uit- eindelijk toch teveel vakmensen om de jury-keus langer
dan de duur van de bijeenkomst te respecteren. Maar, het ging
om het gebaar, want ieder weet immers hoezeer Scheeres' hart
eerder dan bij wijn, ligt bij de molens en alles wat daarvan een
voortbrengsel is.