ER GROEIT VAN ALL.
Aad Wagenaar ohn Oldenboom: Je hebt spece-
Musis 118
I rijen en kruiden. Jacob Hooy
I verkocht allebei. Specerijen, daar
B B kennen we de peper van, noot-
muskaat, kaneel, kruidnagelen en
nog zo'n paar. De specerijen kwamen
dankzij de Oost-Indische Compagnie
allemaal van overzee en de kruiden
haalde Hooy bij de kruidenboeren.
Vooral in Noordwijk had hij een
belangrijk adres; vandaar de aanduiding
'Noordwijker kruiden'. Er waren er in
die tijd, halverwege de achttiende
eeuw, niet zoveel die kruiden verkoch
ten, dus ik neem wel aan dat Jacob
Hooy in Amsterdam enig aanzien had
'Als ik vroeger onze klanten in Schiedam moest bezoeken was ik een paar dagen
bezig', zegt John Oldenboom. 'Nu heb je ze door de bedrijfssluitingen en fusies van
de laatste twintig, dertig jaar in één middag allemaal gehad. Zolang ik in de geschiede
nis terug kan gaan is er een relatie tussen Jacob Hooy en Schiedam geweest; iedere sto
ker had weliswaar zijn eigen geheimen voor de jenevers, de bitters en de likeuren, maar
hij moest zijn kruiden toch ergens vandaan halen - sinds mensenheugenis is dat bij
ons geweest. De gedistiïleerdindustrie, de hele groep, is dus steeds een belangrijke klant
voor ons geweest - en nog, zij het momenteel niet zo'n grote als de farmaceutische
industrie. Maar hoewel gezegd wordt dat het met het gedistilleerd in Nederland een
beetje terugloopt is daar bij ons toch niets van te merken.'
John Oldenboom, 57 jaar, is directeur van Jacob Hooy Co bv, de grootste kruiden
groothandel van Nederland. Vrijwel alle kruiden die in Nederlandse drogisten en apo
theken worden verkocht komen van Jacob Hooy. In 1971 heeft het kruidenbedrijf Jacob
Hooy Co bv zich in Limmen gevestigd. Het moest wegens ruimtegebrek uit
Amsterdam weg, waar de naamgever van de onderneming in 1743 op de Nieuwmarkt
zijn eerste kruidenkraam opende. Het duurde niet lang oj Jacob Hooy kon zich in een
echte winkel vestigen; zijn eerste zaak was in de Barndesteeg. Zijn naam kreeg zo'n
goede klank dat hij nu, ruim tweeëneenhalve eeuw later, nog steeds wordt gehandhaafd
door de familie Oldenboom die de kruidengroothandel alweer halverwege de vorige
eeuw overnam.
met zijn waar en de kennis die hij
ervan bezat.
In 1778 heeft Jacob Hooy het huis op
de Kloveniersburgwal gekocht waar we
tot op de dag van vandaag nog steeds
een winkel hebben. Onze familie
Oldenboom is in 1846 op het toneel
verschenen. Jan Christoffel Oldenboom,
mijn betovergrootvader, kreeg toen het
recht om, zoals het toen heette 'den
handel in Noordwijkerkruiden, drogerij
en en verfwaren, gevoerd onder den
firma Jacob Hooy en Compagnie' voort
te zetten. Zijn zoon Johan Nicolaas
Oldenboom maakte er vanaf 1869 een
bloeiende zaak van en Theodoras, mijn
opa, volgde hem in 1899 op. Mijn vader
Piet heeft de zaak in 1934 overgenomen
en dreef de winkel samen met mijn
moeder Noor. Pas in 1987 heb ik het
bedrijf van mijn ouders gekocht. Sinds
een poosje zitten nu ook mijn twee
zonen van 33 en 31 in de zaak; zij zijn
de zesde generatie Oldenbooms bij
Jacob Hooy Co.'
'Als je alleen de enkelvoudige kruiden
neemt dan denk ik dat we toch gauw
zo'n zeshonderd soorten in huis hebben.
Dat komt nagenoeg allemaal uit het
buitenland, inclusief de specerijen
natuurlijk.Van Nederlandse bodem heb
ben we hooguit tien kruiden, hoofdza
kelijk keukenkruiden, een beetje peter
selie, wat selderie, bieslook, en dan nog
wat lavaswortel, engelenwortel, mosterd
zaad; het zijn er nog geeneens tien. Dat
is inderdaad erg weinig; de Nederlandse
kruidentuin stelt niks voor. Er groeien
in Nederland natuurlijk volop kruiden
maar je kunt er in onze handel niets
mee doen omdat er te weinig van is.
Om een voorbeeld te geven: wij zetten
aan brandnetel zo'n dertig- tot vijfen
dertigduizend kilo per jaar om. Nou, in
Nederland kun je met enige moeite
misschien honderd kilo bij elkaar pluk
ken - ik heb het nu over de topjes van
de brandnetels, want alleen die gebrui
ken we. Kijk als Klazien uit Zalk vertelt
dat ze bij pijn in haar buik de tuin in
gaat en dan een beetje van dit kruid en
een snufje van dat plukt en daarvan
helemaal opknapt, dan klinkt dat mooi,
dat kruiden zoiets teweeg kunnen bren
gen. Maar als er daarna opeens een paar
duizend mensen met pijn in de buik bij
haar komen aanzetten is er heus niet
voldoende van dat kruid te plukken om
die allemaal van hun krampen af te hel
pen'.
'De echte kruidenrijkdom tref je aan in
Hongarije. Daar groeit zoveel datje
steeds genoeg kan plukken. In
Hongarije groeien bijna alle kruiden die
wij nu verkopen en zeker tachtig pro
cent komt er in voldoende hoeveelheid
voor om het plukken lonend te maken.
Polen en Albanië zijn ook heel rijk aan
krulden maar het voordeel van
Hongarije is dat ze er zo mooi kunnen
snijden, zodat je de kruiden dus in gelij
ke stukjes binnenkrijgt. De mensen in
die kruidenrijke landen zijn overigens
ook zelf meer ingesteld op het gebruik
ervan dan wij. Dat merkje al in
Duitsland; de meeste Duitsers hebben in
hun medicijnkastje pepermuntthee, ven
kel en kamillen staan. Bij ons zijn de
krulden pas een beetje populair gewor
den in de jaren zestig, in de tijd van de
hippies. Die dronken allerlei soorten
theetjes en brachten toen langzaam het
kruidengebruik op gang.Vroeger ver-