Het voorbije tijdperk van de droge jenever Kor Kegel 129 Musis De Confrérie van de Hasseltse Genever bracht in 1979 een eer ste werkbezoek aan Schiedam. Het gezelschap raakte onder de indruk van de molens, de havens en de talrijke gevels die aan Schiedams jeneververleden herinneren. Hasselt was minder industriële archeologie rijk. Maar daar stond tegenover dat de Belgische jeneverhoofdstad meer kleine attributen, schrifturen en vooral verhalen had weten te bewaren. Daarom keerden de Hesselieren en Hesselooskes vol zelfvertrouwen terug. Men werkte nijver door aan de restaura tie van een monument in de Witte Nonnenstraat, waar later het Nationaal Jenevermuseum van Hasselt zou worden geopend. Het is de start geweest van een 'sensibiliseringsproces', waar Schiedam zijn voordeel mee kan doen, nu de ope ning van het jenevermuseum De Gekroonde Brandersketel plaatsvindt in een fase van economische opleving van de binnenstad. Het is Hasselt sindsdien voor de wind gegaan. Elke zondagmiddag om één uur vertrekt vanaf de Grote Markt in Hasselt de Jenevertram. De toeristische rondrit duurt vijftig minuten. Het autotreintje voert de dagjesmens langs alle beziens waardigheden, van de Japanse theetuin tot het Nationaal Jenevermuseum, 's Winters rijdt de Jenevertram niet; de laatste rondrit is in het derde weekend van oktober, als de Hasseltse Jeneverfeesten worden gehouden, bin nenkort alweer voor de zevende keer. Met die traditie houdt Hasselt ongeveer het midden tussen het één dag durende Haring- en Bierfeest van Vlaardingen en de één week durende Brandersfeesten van Schiedam, maar bovendien zijn in Hasselt in dat feestweekend alle jenever- bedrijven toegankelijk. Het Borrelierke ofwel Borrelmanneke, een soort Manneke Pis, laat dan echte jenever in plaats van water uit zijn tonneke vloei en. Het Nationaal Jenevermuseum pre senteert zijn versgestookte witte. En overal in het centrum kan men van jeneverdiners en speculaas snoepen, de stoopkeskermis bezoeken en zakkendra gers zien sjouwen tegen een decor van muziek, kunst en straattheater. Het Hasselt van 1996 is een welvarende handelsstad van 68.000 inwoners, en aan de nieuwbouwhotels zie je de toegeno men betekenis voor zakenlieden en toe risten. Hoe anders was dat in 1979, toen de Confrérie een bezoek aan Schiedam bracht. Hasselt stikte toen van de ver waarloosde slopjes en steegjes en havelo ze gebouwen. In zijn café De Witte Non - met uitzicht op het Jenevermuseum in aanbouw - had Steve Stevaert een kritisch oog voor de ont wikkelingen. Hij zag de noodzaak van vernieuwing, maar met behoud van het goede en met weerzin tegen stede- bouwkundige miskleunen. De Witte Non was een links jongerencafé, qua publiek toen vergelijkbaar met de Quibus aan de Lange Haven (Podium): een café waar over de romantiek van de stad werd nagedacht. Steve Stevaert is nu burgemeester van Hasselt, zoals zijn stamgasten dat in de jaren zeventig al voorspelden. Op alle mogelijke manieren maakt Hasselt trots gewag van de jeneverhisto rie en daar zal het bourgondische karak ter van de Vlamingen niet vreemd aan zijn. Schiedam heeft er nooit zo over tuigd voor willen kiezen om voluit met de geschiedenis als Stad van 't Gedistilleerd te pronken, en dat heeft ermee te maken dat de economische betekenis van de jeneverstad in de vori ge eeuw vergezeld ging van milieuver vuiling en sociale achterstanden: de naargeestige combinatie van armoede en dronkenschap. Daarom zat het Nationaal Gedistilleerd Museum weggestopt in catacomben aan de Hoogstraat en durf de het gemeentebestuur het toch niet aan om Proosje van Schiedam, het door Harr Wiegman ontworpen kaboutertje met kelk, in het beeldmerk van de stad op te nemen. Bovendien was er de trend om Schiedam tot Brandersstad te benoemen, alsof het produkt jenever tot zijn prilste vuurtje moest worden her- lëid. Ojj die manier doet de Scijiëdamse j'ehever nogal droog aan Alleen in de V W-slogan 'Schiedam schenkt meer dan u denkt' zit een kuise verwijzing -jj naai drank, op de wijze \\aarop een steile dominee het over sev moet hebben. Maar de opening van De Gekroonde Brandersketel kan ear keerpunt zijn. Nu Schiedam net als Hasselt een jenever- museum vin bovenlokale betekenis heeft, is de tijd er rijp voor o:u (Biel Holland te sensibiliseren' voor het eige ne van de Jeneverstad. Want waarom, als we in Hasselt komen, moeten welteeds denken: had Schiedam dat ook mgar? Waarom rijdt er hier niet een Jenever- tram tussen het Hoofd en de Koren beurs? Waarom publiceren de restaurants van Schiedam (het Culinaire Hart van de Rijnmond) niet een gezamenlijke brochure met jenevergerechten? Het bedrijfsleven, de gemeente en deVW moeten de jenever als het ware wat nat ter maken, naar voorbeeld van Hasselt, waar de geest helemaal uit de fles is. De goede wil is er. De plaatselijke distil leerderijen doen er veel aan opdat hun bedrijfspanden de toets der nostalgie kunnen doorstaan. De bevolking spaart enthousiast mee voor de restauratie van de uitgebrande molen De Walvisch. De ramp heeft tot spetterende ideeën geleid, zoals de impuls aan de ansicht- kaartenfabricage. Dat is de weg die Schiedam moet inslaan.Van gevel tot gevel, van etalage tot etalage, moetje toeristen laten zien dat de Schiedammers hart voor hun stad heb ben. Dagjesmensen zijn gek op snuiste rijtjes en zolang je het verleden van Schiedam niet kunt kopen in de vorm van gekantkloste Zakkendragershuisjes en getheelepelde mouterijen, hoeven we niet te denken dat een Amerikaanse toe rist op zijn driedaagse reis door Europa hier langer dan een half uur wil blijven. Dan gaat'ie liever naar de Keukenhof of Kinderdijk.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1996 | | pagina 129