IT Je Janny van der Lee Musis 136 De in Engeland zo populaire gin heeft z'n oor sprong in onze eigen Hollandse jenever. Jenever was na de haring het belangrijkste exportartikel naar Engeland. De Engelsen uitspraak van jene ver' uit als 'ginieva'wat spoedig werd afgekort tot gin. Het woord 'gin' in de betekenis van jenever' komt ook op tal van exportetiketten voor. In 1914 werden de overeenkomsten tussen jenever en gin nog eens benadrukt in de Britse Geneva and Gin Ordinance. Toen onze stadhouder Willem van Oranje in 1688 de Engelse troon besteeg vaardigde deze ter bescherming van de Engelse boeren en hun produkten een importverbod uit voor gedistilleerde dranken ter bevordering van het eigen graangebruik. Op die manier ontstond binnen korte tijd een gigantische ginproduktie. Al in 1690 was gin in Engeland de meest gedronken sterke drank en scho ten overal de zogenaamde ginpaleizen de grond uit. Ginpaleizen die overigens de officiële voorlopers waren van de nog immer populaire Engelse pubs. Schelvispekel is een drankje van brandewijn, kaneel, nootmuskaat en suiker van Vlaardingse oor sprong. Het drankje vergezelde de vissers aan boord wanneeer ze in het najaar uitvoeren op weg naar heek, kabeljauw en schelvis. Het was bedoeld om de vissers te beschermen tegen kou en barre omstandigheden, met andere woorden, ze pekelden zichzelf en niet zozeer de vis Het schijnt dat we onze oerhollandse advokaat te danken hebben aan schepelingen die heimwee had den naar een exotisch drankje dat ze op hun verre reizen naar de West hadden leren waarderen. De zeevaarders van de West Indische Compagnie leer den in het Caraïbisch gebied namelijk de avocado kennen. Het vruchtvlees van de avocado werd ter plekke gemengd met rum waardoor een dik vloei baar geelachtig drankje ontstond dat zeer populair was. Het verhaal gaat nu dat toen de zeevaarders thuisgekomen over dit drankje verhaalden, men ging experimenteren met. eieren (voor kleur en dikte) suiker en jenever en dat zo onze dikvloei- bare gele advokaat is ontstaan. Janny van der Lee is auteur van 'Aan tafel met Piet Heyn'een maritiem-historisch kookboek, uit gegeven in samenwerking met Tirion en ANWB. Zien eten doet eten is een bekende Nederlandse uitdruk king. Maar misschien zou je zelfs zo ver kunnen gaan door te stellen dat 'water zien, doet drinken'. Want één ding kunnen we wel vaststellen en dat is dat aan boord van alle schepen door de eeuwen heen een ruime belangstelling én liefde voor drank aanwezig is geweest. Mogelijk heeft deze voorkeur voor alcoholhoudende dranken te maken gehad met een practisch gegeven. Aan boord was het meenemen van drinkwater van oudsher een groot probleem. In de zeventiende eeuw werd water op schepen die langere tijd onderweg waren in houten vaten meegenomen. Water dat overigens niet alleen bedoeld was om te drinken, maar ook om in te koken en om het zwaar gepekelde vlees en de stokvis te weken. Dit water bedierf relatief snel. Er werden wel pogin gen gedaan om dit bederf te vertragen en zelfs tegen te gaan door azijn aan het water toe te voegen.Voorts heett men jaren achtereen gepoogd uit het zoute zeewater 'zoet' water te des tilleren, maar helaas met slechts weinig succes. Om deze reden werd dan ook inplaats van water, bier aan boord gedronken. Bier was veel langer houdbaar en smaakte de manschappen ongetwijfeld ook veel beter dan water. Aan de hand van de zogenaamde victualienlijsten (de lijsten waarop alle drank en levensmiddelen stonden aangegegeven) van de schepen van deVereenigde Oost Indische Compagnie en de West Indische Compagnie valt precies af te lezen hoeveel drank aan de manschappen werd toegewezen. Naast een dage lijkse hoeveelheid bier, 1 flapkan, had de bemanning ook recht op een hoeveelheid jenever of brandewijn. De bottelier was verantwoordelijk voor het uitdelen van deze rantsoenen. Maar volgens nogal wat geschriften ging er bij deze verdeling vaak iets mis. De vooral lagere bemanning bleef niet zelden versto ken van de ochtendborrel die al ver voor het eerste ontbijt werd uitgedeeld. Zo restte de bemanning niets anders dan aan spraak te maken op de eigen voorraad die aan boord mocht worden meegenomen. Hoewel wij nu vreemd aankijken tegen het nuttigen van een flinke borrel om 4 uur 's ochtends op de nuchtere maag, keek men daar aan het eind van de zestiende, begin zeventiende eeuw helemaal niet van op. Het drankje werd toen namelijk eerder als medicijn dan als alcoholische versnapering gezien; een opkikkertje zoals we nu nog wel eens zeggen. Aan het einde van de zestiende eeuw werd in steden als Schiedam en andere havenplaatsen op kleine schaal een drank gedistilleerd uit gegiste restprodukten die men van de schepen haalde. Men noemde dit brouwsel gebrande wijn en later brandewijn. Jaren later ontwikkelde onder andere de Leidse hoogleraar De la Boë een medicijn op basis van alcohol. Hij distilleerde alcohol over kruiden, voornamelijk jeneverbessen en noemde dit drankje geneva. Deze oervorm van onze latere jenever, die als basis moutwijn heeft, werd dan ook eerder als gezond dan als ongezond gezien, ook al werd het drankje in grotere hoeveelheden gedronken. Niet vreemd dus dat deze drank aan boord werd meegenomen om het moraal van de manschappen hoog te houden. Maar er ging meer drank mee aan boord. In de apotheek van de scheepschirurgyn zullen ongetwijfeld ook likeuren hebben gestaan die een meervoudig doel dienden. Aanvankelijk werden gedistilleerde dranken op smaak gebracht met allerlei aroma's omdat ze eigenlijk niet echt lekker waren. Een bijkomende faktor was dat men kruiden toevoegde om het drankje een medicinaal karakter te geven. De benaming

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1996 | | pagina 136