De Oeconomische Burgermaatschappij 1 5 f2 Jef Jansen O. CL Co "CC pc Uj C3 CC S CQ Als er één periode in de geschiedenis van Schiedam is waarin van een nieuw elan kan worden gesproken, dan is dat wel de tweede helft van de achttiende eeuw. Daarmee was Schiedam een uitzondering in de Republiek. De relatieve teruggang in het economisch leven die zich in ons land sedert de jaren zestig van de acht tiende eeuw had ingezet en de hiermee gepaard gaande werk loosheid, gingen aan Schiedam goeddeels voorbij. Juist in die periode maakte de gedistilleerdnijverheid een sterke groei door, met name door hoge vlucht van de export. Hoewel de uitvoer naar Europese landen door hun mercantilistische politiek met de daaraan meestal verbonden invoerbeperkingen, niet zonder problemen was, kunnen er enkele factoren worden genoemd die de daaruit voortkomende moeilijkheden ruimschoots com penseerden. Tegenover de importbeperkingen voor gedistilleerd kan de uitvoerbevordering van de graanproducerende landen worden gesteld. Dit maakte dat in het Maasgebied - waar de graanhandel zich in de achttiende eeuw concentreerde- in elk geval geen gebrek was aan grondstoffen tegen een (meestal) gunstige prijs. De produktiemogelijkheden werden hierdoor bevorderd en daarvan konden Schiedam en Deltshaven (anders dan bijvoorbeeld Weesp en Hasselt) ten volle profiteren. Daarbij dienden nieuwe markten zich aan waarop de distillateurs onbe lemmerd toegang hadden. Allereerst als gevolg van de Amerikaanse Vrijheidsoorlog die een nieuwe, onafhankelijke en al snel sterk expanderende markt ontsloot. Daarnaast boden de 'europeaniserende' Zuidamerikaanse staten in toenemende mate perspectieven en een zeker niet te onderschatten (groei)factor vormde de rol van het Nederlandse gedistilleerd als 'betaal'middel in de slavenhandel die al evenzeer in de twee de helft van de achttiende tot ongekende ontvang zou uitgroei en. De Afrikaanse markt zou in de daaropvolgende eeuw de Amerikaanse zelfs bijna naar de kroon steken. Ook de handel met Nederlandsch Indië kreeg in deze tijd een regelmatiger karakter. Daar werd de afzet bovendien bevorderd door 'ons eigen' koloniale bestuur en niet in het minst omdat de Hollandse bestuurslichaam een periode van groei doormaakten. In de laatste helft van de achttiende eeuw verhield de export zich dan ook tot de binnenlandse afzet met 85 tegen 15. Toch was de bron waaruit Schiedam de kracht putte voor een nieuw elan dat zich bijvoorbeeld manifesteerde in de bouw van het St. Jacobsgasthuis - het tegenwoordige Stedelijk Museum -, het Blauwhuis aan de Lange Nieuwstraat, de Korenbeurs en enkele koopmanshuizen waarvoor de hier populaire Rotterdams/Italiaanse architect Jan Giudici werd aangezocht. In het begin van de negentiende eeuw werden deze nog gevolgd door de bouw van het kapitale woonhuis van Nolet (thans kantongerecht) en de statige Dominicanerkerk aan de Lange Haven. Dit elan had dezelfde bodem als waaruit elders initiatie ven moesten komen om de nationale nood te lenigen. Vooral de 'oeconomische patriotten', trachtten de de impasse te door breken en bundelden hun krachten in 1777 in de 'Oecono mische Tak van de Hollandsche Maatschappij der Weten-schap- pen'. De ecomisch patriottische beweging wilde in eerste instantie een mentaliteitsverandering oproepen door de burger op te wekken zich in te zetten voor het algemeen belang en voor het realiseren van de maatschappelijke vooruitgang. Dit in weerwil van de ongunstige economische omstandigheden. Juist door het uitschrijven van prijsvragen probeerde men de onder nemingslust te prikkelen en door het stimuleren van economi sche experimenten nieuwe bronnen van ontstaan ontsluiten. In Schiedam was de behoefte daarin minder. Merkwaardig is ook dat alleen die iniatieven van de 'Oeconomische Tak' tot resultaten hebben geleid tot zover ze betrekking hadden op de al bestaande en florerende gedistilleerdnijverheid. Wel sloot het streven hier ter stede aan bij hetVerlichtingideaal, dat kerkelijke dogma's en opvattingen als zou de mens niet tot enig goed in staat zijn verwierp. In Schiedam leidde dit zoals in zovele ste den dit tot oprichting van sociëteiten, lees- en dichtgenoot schappen en muziekgezelschappen, plaatselijke vrijmetselaarslo ges en een afdeling van de Maatschappij tot Nut van 't Alge meen. In Schiedam echter troffen deze een andere, op dat moment steviger, economische basis. In maart 1778 deden de vroedschapsleden Willem Mattheus Keuchenius en Isaac Tromer en de predikant Guarnerus Soetens, als leden van het dagelijks bestuur van de afdeling, aan het stadsbestuur mededeling van de oprichting van een Schiedamse afdeling van de Oeconomische Tak van de Hollandse Maatschappij van Wetenschappen. Verzocht werd gebruik te mogen maken van de grote zaal van de Sint Joris Doele. Deze plaatselijke afdeling of departement was opgericht in navolging van de door de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen in 1777 in het leven geroepen landelijke Tak. Ook de Schiedamse Tak, die de naam ontving van 'Oedonomische Burgermaatschappij' werd daartoe onderver deeld in een vijftal secties: landbouw, koophandel en koloniale zaken, handwerken en fabrieken, werktuig- en scheikunde en zeevaart en visserij. Binnen een jaar na de oprichting zou het landelijke genootschap al 55 departementen kennen met geza menlijk meer dan 3000 leden, waarvan 57 in Schiedam. Een van de eerste werkzaamheden van de Schiedamse afdeling was het vaststellen van een reglement. Hierin werden de hoofddoelstellingen uiteengezet, zoals 'het beramen van zodanige middelen, waardoor de hoofdtrafiecq dezer stad nog meer zoude kunnen bevoordeelt en uytgebreydt worden'. De leden werden voorts uitge nodigd niet alleen de hoofdtrafiecq, namelijk de moutwijnin dustrie, te helpen bevorderen maar ook 'alles na te gaan wat zoude kunnen strekken tot eene wezentlijke verbetering van het gebrekkige ofte tot instandbrenging van het vervallene in deze stad'. Het eerst bekende initiatief was het plan voor de oprichting van een zeilfabriek. De stelling dat men een bredere ontwikke ling van de industrie voor ogen had zou hiermee kunnen zijn onderbouwd. In ieder geval strookte dit initiatief met de lande lijk geformuleerde doelstelling van de Oeconomische Tak om door het stimuleren van experimenten nieuwe bronnen van bestaan te ontsluiten.Van een experiment kan zeker worden gesproken, want het produkt, zeildoek, heeft geen directe relatie met de gedistilleerdindustrie, tenzij men de fabricage van molenzeilen voor ogen had. Molens waren er in die tijd in Schiedam in veelvoud, voor het merendeel werkend voor de moutwijnindustrie. Op welke produktievorm de beoogde fabriek zich zou gaan toeleggen, de vervaardiging van zeildoek of de bewerking van het eindprodukt, is niet duidelijk. Hoe dit ook zij, op 8 april 1780 stonden burgemeesteren aan het plaat selijke departement het gebruik van twee vertrekken in het Blauwhuis toe voor de provisionele oprichting van deze fabriek. Waarschijnlijk heeft de fabriek deze voorlopige status echter niet overleefd. De beschikbare bronnen zwijgen er in ieder geval over. Zoals gezegd, het uitschrijven van prijsvragen en het beschik baarstellen van prijzen waren de hoofdtaken van de Oeconomische Burgermaatschappij. Dat het niet alleen om de Musis 144

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1996 | | pagina 144