SMITS schilders
163 Musis
unieke Schielandse merengebied, waar lepelaars, zwarte sterns,
purperreigers, ralreigers en onnoemelijke aantallen aalscholvers
hun thuis hadden.Tussen 1850 en 1875 werd dit gebied
drooggelegd en geschikt gemaakt voor landbouw. Toen de
bevolkingsdruk nog verder toenam werd de hele polder nog
maar een kwarteeuw geleden uiteindelijk volgebouwd met
woningen. Waar ooit vanuit een roeibootje honderdduizenden
unieke vogels, bloemen, vlinders en bomen bewonderd kon
den worden duwen nu moeders hun kinderwagen lang fan
tasieloze flats. De naam 'Schielands Merengebied' is van de
kaart verdwenen. Er voor in de plaats staat nu: 'woonwijk
Prins Alexanderpolder'.
Rond de eeuwwisseling waren er in Amsterdam twee jonge,
natuurminnende leraren aan een middelbare school werkzaam.
Deze heren, Heukels en Heinsius, probeerden hun grote ken
nis op het gebied van de 'natuurlijke historie' (zoals het vak
biologie toen nog heette) en hun bruisend enthousiasme over
te brengen op hun leerlingen. In die tijd was Amsterdam nog
zo klein dat het geen grote klus was om, al wandelend, vanuit
het centrum de stadsrand te bereiken, zodat in het open veld
aanschouwelijk onderwijs gegeven kon worden. Maar ieder
jaar moesten de klassen verder lopen om buiten de stad te
komen.
Na rijp beraad besloten de twee een 'Natuurhistorische
Vereeniging' op te richten. Niet om als politieke club aktie te
gaan voeren voor behoud van de natuur, maar om de kennis
van en liefde voor de natuur onder een zo breed mogelijk
publiek te verbreiden, uitgaande van de gedachte dat wie de
natuur begrijpt en waardeert, deze ook zal proberen te behou
den. Het idee sloeg onmiddellijk aan. De gerenommeerde
Jac.P. Thijsse en E. Heimans (ook twee leraren trouwens, maar
aan een lagere school) waren aanwezig bij de oprichtingsver
gadering en wat begon als een Amsterdamse club verspreidde
zich al snel over heel Nederland. Rond diezelfde tijd richtte
Jac.P. Thijsse met enige vrienden de stichting
Natuurmonumenten op, die méér dan de Natuurhistorische
Vereeniging en via een andere weg probeerde om te redden
wat het redden waard bleek.
We zijn nu 95 jaar verwijderd van de oprichting en de KNNV
telt nu zo'n tienduizend leden, verspreid over 57 afdelingen
door het hele land. Bijna 60 jaar geleden werd de Vlaardingse
afdeling opgericht, die zich later uitbreidde naar Schiedam.
Nog weer later ging deze over in de afdeling 'Waterweg-
Noord', die Schiedam, Vlaardingen, Maassluis en Hoek van
Holland omvat en als hoofdkwartier natuurcentrum de
Boshoek in Schiedam-Noord heeft.
Er zit nog volop leven in de 95 jaar oude 'Natuurhistorische
Vereeniging' en met alleen omdat bescherming van de natuur
harder nodig is dan ooit. Zelfs al zou de natuur er nog net zo
fris bijstaan als duizend, nee tienduizend jaar geleden, dan nog
(of juist dan misschien) zou een vereniging als de KNNV
bestaansrecht hebben, want het hoofddoel was, en is, het aan
kweken van liefde voor de natuur door bestudering ervan. In
het verre verleden had ook dit ongetwijfeld gekund, maar zelfs
in het moderne, verstedelijkte Schiedam heeft dit volop
bestaansrecht. Nu klinkt 'bestudering' erg droog en wijsneuze-
rig, maar zo is het niet bedoeld. De KNNV wil mensen aan
trekken die beschikken over de voor bestudering van de
natuur enig echte noodzakelijke eigenschap, namelijk interesse,
of beter gezegd: nieuwsgierigheid. Bijvoorbeeld degene die
iedere zomer de meest bijzondere vogels door zijn tuin ziet
vliegen en nu wel eens wil weten om welke vogels het precies
gaat. Of mensen die zich nu al jaren afvragen of die pluizen in
de lucht, ieder voorjaar, van een plant of van een boom
afkomstig zijn en van welke. Of mensen die eindelijk wel eens
willen weten hoe al die paddestoelen heten die ze ieder najaar
in het park zien staan. Maar ook mensen die al jaren in hun
vrije tijd onderzoek doen naar bijvoorbeeld nachtvlinders en
graag bevindingen uit willen wisselen met andere insekten-
kenners.
Het is jammer dat nog zoveel mensen in de veronderstelling
zijn dat ze al over een flinke hoeveelheid kennis moeten
beschikken willen ze zich aan kunnen sluiten bij een vereni
ging als de KNNV Ze zijn bang al bij de eerste excursie, bij
de eerste vraag, als 'niet-weters' te worden beschouwd. Die
angst is ongegrond. De KNNV is juist opgericht om kennis
over te dragen en aan te vullen.
Enige honderden jaren geleden was de kennis over de natuur
nog zo gering dat een ontwikkeld mens alle informatie kon
overzien welke op dat moment beschikbaar was. Deze over
zichtelijke tijden zijn 'helaas'voorbij. Op ieder terrein - hetzij
planten, vogels, insekten of wat dan ook - valt er tegenwoordig
zoveel te zien, horen, lezen en leren, dat een ontwikkeld
iemand zijn handen méér dan vol kan hebben aan dat deelge
bied. Daarom zijn de verschillende interessevelden bmnen de
KNNV ondergebracht bij werkgroepen, die geleid worden
door mensen die van dat specifieke onderwerp veel verstand
hebben. Op de enkele leraar biologie of hovenier na zijn dat
allemaal mensen die zich in het dagelijks leven met totaal
andere zaken bezighouden. Door zelfstudie en door al vele
jaren mee te draaien met de KNNV hebben zij zich vaak een
indrukwekkende hoeveelheid kennis toegeëigend.
Een tweede reden voor het opdelen in werkgroepen is helaas
toch ook dat veel natuurliefhebbers slechts in één onderdeel
van de natuur echt interesse hebben. Dat kan zijn in vogels, of
alleen in paddestoelen. Zo heeft de schrijver dezes eens met
eigen (betraande) ogen gezien hoe een groep enthousiaste
vogelliefhebbers, tijdens de achtervolging van een zeldzaam
exemplaar, een veld vol prachtige orchideeën platstampte. Je
moet toevallig maar 'ns niet van bloemen houden.
De werkgroepen organiseren regelmatig diapresentaties en
lezingen, maar het zwaartepunt ligt altijd bij de excursies, want
niet voor niets luidt de tweede titel van de KNNV: 'vereniging
voor veldbiologie'. Een diapresentatie of boek kan ontzettend
leerzaam zijn en is vaak zelfs onmisbaar als het aankomt op
vergroten van de kennis, maar niets kan het onderzoeken van
de natuur in de natuur zelf vervangen: daar staat die bloem,
daar vliegt die vogel en daar zit die vlinder waar we het laatst
over hadden. Voor stadsbewoners zoals u en ik, die meestal ook
nog hun acht werkuren binnen vier muren slijten, worden er
zo twee vliegen in een klap geslagen, worden er in één keer
twee voordelen behaald: ten eerste kan men tijdens zo'n
excursie, door de deskundige leiding, een machtig brok kennis
opdoen en ten tweede loopt men hele dagen heerlijk door de
mooiste natuurgebieden. Gebieden waar men anders niet zo
snel zou komen.
Bij veel mensen leeft de mdruk datje, bij het lid worden van
de KNNV, ook lid moet worden van een bepaalde werkgroep
en dan ook vastzit aan alle aktiviteiten van zo'n groep. Dit is
niet het geval. Bij alle aktiviteiten, van alle werkgroepen, zijn
dus alle leden welkom.