BEHOUD HAD GEKUWD
OOK MET KAZERNE
fj
Henk Slechte
Ruim vijfentwintig jaar geleden nam Hans van der
Sloot mij mee naar een buurt in Schiedam die hij
aanduidde als 'de Brandersbuurt'Hij legde uit dat in
deze gemengde woon- en werkbuurt eeuwenlang de
brandersknechts gewoond hadden, de mannen die hun
brood verdienden in de honderden branderijen van
Schiedam. De buurt was schilderachtig maar vervallen
en er was geen spoor van menselijk leven, zoiets als
een openluchtmuseum na sluitingstijd. Het was er zo
stil, omdat de bewoners de buurt verlaten hadden en
de slopers in de startblokken stonden.
195 Musis
H
r-
et gemeentebestuur, aldus
mijn gids, had besloten
deze buurt te slopen met
de bedoeling daar een
snelle-wegen-net aan te
leggen dat het centrum toegan
kelijker zou maken voor het ver
keer. Alleen zo zou Schiedam
een eervolle plaats kunnen ver
werven tussen de steden van
stand. Daarnaast vonden de
socialistische politici het de
hoogste tijd de krotten in de
buurt te vervangen door
woningen die voldeden aan de
volkshuisvestingsnormen, die
toen in alle Nederlandse steden
leidden tot de bouw van
dezelfde doorzonflats en idem
woningen met tenminste een
wasplaats, een berging en een
keurig berekende hoeveelheid
groene omgeving. En tenslotte
had Schiedam dringend een
nieuwe brandweerkazerne
nodig en waar kon je die beter
neerzetten dan te midden van S
de nieuwe in- en uitvalswegen. waimimmBaammimimmgmsmMmBmsssse,
Hans van der Sloot was toen fel tegen de sloop. Hij vertelde
dat Schiedamse jongeren, onder aanvoering van de strijdbare
cineast Jan Schaper, vonden dat de éénkamer-huisjes best
opgeknapt konden worden voor kunstenaars van alle gezind
ten en dat het haast misdadig was zo'n buurt af te breken voor
wat auto's en een brandweerkazerne. Ik verliet Schiedam
geschokt: een historisch zo belangrijke buurt afbreken uit
afkeer van je eigen geschiedenis en voor een brandweerkazer
ne, wat een cultuur-barbaren! Die reputatie wist de stad gedu
rende mijn ruim twintig Schiedamloze jaren regelmatig te
bevestigen door op de landelijke voorpagina's en in landelijke
discussies te komen met berichten over wereldvreemde
(PvdA)raadsleden die het Cobra-gedeelte van de collectie van
het Stedelijk Museum wilden verkopen ten behoeve van het
sociaal-cultureel werk en een overijverige wethouder van cul
tuur (VVD) die, ten tijde van de rel rond het vermeende anti
semitisme in het toneelstuk 'Het vuil, de stad en de dood' van
Fassbinder, een tentoonstelling over de negentiende-eeuwse
Franse schrijver Huysmans overhaast sloot, omdat hem ter ore
was gekomen dat in diens boeken anti-semitische passages
zouden voorkomen. Als ik zulke berichten las, moest ik altijd
aan de Brandersbuurt denken. Weinig historisch en cultureel
besef, dat was voor mij typisch Schiedams geworden.
Tot ik in 1990 in Schiedam kwam wonen en eens een kijkje
ging nemen op de plek die ik twintig jaar eerder verontwaar-
digd en verbijsterd had verlaten.
Er was stevig gesloopt en aan de
Breedstraat stond (sinds 1975) een
forse brandweerkazerne, maar ver
der was er eigenlijk weinig
gebeurd. Zelfs het oude straten
plan leek nog redelijk intact. Geen
spoor van een snelle-wegen-net
richting centrum. Hier en daar
waren, naar het leek planloos, wat
blokjes woningen neergezet, die
onmiskenbaar voldeden aan de
volkshuisvestingsnormen van de
jaren zeventig. Er stonden ook
nog wat bedrijfsgebouwen die er
twintig jaar geleden ook al ston
den, en kennelijk hadden de slo
pers een paar oude woonhuisjes
over het hoofd gezien.Verder
vooral veel kale plekken, die
gebruikt werden om auto's te
parkeren of honden uit te laten.
Het leek alsof men vergeten had
het Schie-No(oordvest)-Ko(rte
Haven)-plan van 1964 uit te voe
ren. De Brandersbuurt oogde
twintig jaar na de sloop zoals veel
steden er een paar jaar na de oor
log uitzagen: het puin was opgeruimd maar met de wederop
bouw was nog nauwelijks begonnen. Eigenlijk was ik wel een
beetje opgelucht. De schade viel mee en er leek nog van alles
mogelijk.
Recente plaatselijke geschiedenis heeft de neiging zichzelf te
schrijven. Dat gebeurt in de krant, op straat en in het café.
Kenmerk van die geschiedschrijving is dat het menselijk
geheugen gestuurd wordt door emoties, waardoor een eigen
waarheid ontstaat die met de werkelijkheid weinig te maken
heeft. Dat nu lijkt in Schiedam ten aanzien van de
Brandersbuurt ook gebeurd te zijn. De huidige onaffe toestand
van de buurt draagt daaraan natuurlijk bij. Men heeft immers
met de gelegenheid gekregen aan een nieuwe buurt te wen
nen en vast te stellen dat het allemaal achteraf is meegevallen,
of zelfs dat er iets mooiers in de plaats van het oude is geko
men.
De burgemeester en de Partij van de Arbeid wilden, aldus de
anekdotische geschiedenis van de sloop van de Brandersbuurt,
af van het jenever-imago van de stad en ze wilden op het
Emmaplein een groot stadhuis-complex dat voor eeuwig zou
getuigen van hun zegenrijke bestuurlijke aanwezigheid in deze
stad. Daarvoor moest de brandweerkazerne weg. Door die naar
de Brandersbuurt te verplaatsen, moest die buurt wel gesloopt
worden en zo waren ze meteen ook van die schandvlek af.
Die brandweerkazerne staat inmiddels natuurlijk op de ver-