Bewijs var» Toegang 1 5 3 „j^OKAAL jP AULUS." I Ds. F. HAYFKSrïniiPT, 31 December 1881 des t; ondienstige sluiti n;f van bet jaar met rollede hnlpbehoe venden. MA'NN ENPLAATS N". een heilige ernst bij alle stoutmoedig nadenken en ontkennen desnoods, in dien man! Ik weet niet of ik wel geheel zijn aanhanger gebleven ben. Maar zoo dikwijls ik hem hoor, leer ik van hem.' Hooykaas zette zich met kracht in voor de verbreiding van de vrijzinnige begin selen. Hij nam het initiatief tot de ver eniging 'Licht, Liefde, Leven', die in het winterseizoen 1868/1869 een zestal lezingen in gebouw Musis Sacrum orga niseerde over thema's als het al dan niet echt gebeurd zijn van wonderen, gods dienst en kerk, natuur en godsdienst, godsdienst en wereldbeschouwing. Deze georganiseerde vrijzinnigheid in Schiedam versterkte natuurlijk weer de tegenstellingen. In zijn afscheidspreek voorspelde Hooykaas al dat HaverSchmidt een dubbele taak wacht te, want er hingen donkere wolken. Deze voorspelling kwam uit, want de kerkeraad en het kiescollege weigerden om een vrijzinnig predikant te beroepen en beriepen de orthodoxe H.W. Creutzberg. Het gevolg van dit alles was dat nog maar eens in de vijf weken een moderne predikant in de ochtenddien sten in de Grote Kerk voorging (deze rouleerden namelijk onder de vijl predi kanten). Dit nu was onaanvaardbaar voor de aanhangers van de moderne richting. Zij gingen ertoe over om onder de naam 'Protestantenvereeniging' diensten te organiseren in gebouw Paulus. HaverSchmidt werd daar één van de vaste voorgangers. Vrijwel altijd hield hij daar ook de oudejaarspreek. Was hij niet de aangewe zen man om een bezinnend woord te spreken bij de afsluiting van het jaar? In zijn oudejaarspreek van 1874 schilderde hij als volgt de kerkelijke situatie: 'Hier wordt het een mensch met recht droevig om het hart. Verdeelder huisge zin is wel niet denkbaar, machteloozer, hulpeloozer lichaam dan onze kerk. Wat kracht zou zij uitoefenen, zij die niets anders schijnt te doen te hebben dan om hare leden te voeden met onderlm- gen haat! Wat vermag zij nog dan de onkundige menigte op te winden voor ledige vormen, de ontwikkelden van zich af te stooten en den oprechten vrome te ergeren of te bedroeven tot schreiens toe?' Overigens was die beurt van HaverSchmidt eens in de vijl weken een aantal mensen al te veel. De Vereeniging ter verbreiding van de Waarheid organi seerde nu niet alleen doordeweekse diensten in hun Lokaal voor Evangelisatie op de Broersvest, maar ook op die bewuste zondag. Ook waren er kerkeraadsleden die weigerden dienst te doen als HaverSchmidt voorging. Zo verklaarde in de kerkeraadsvergadering van 20 november 1876 broeder Bosman dat hij 'wegens de breede afmetingen welke naar zijne meening de moderne prediking ook hier heeft bekoomen zich gedrongen ziet te verklaren dat hij voortaan die moderne prediking niet meer zal bijwonen, ook wanneer de dienstregeling hem ertoe roepen zou.' Zo kwam HaverSchmidt steeds meer in het isolement. Zijn collega's overlegden met elkaar buiten hem om. Bij zijn vijf entwintigjarig ambtsjubileum in 1884 verzuchtte hij dan ook: 'En zoo ben ik dan nu, na vijfentwintig jaar aangeland - waar? Ja - waar? Wie het zoo van buiten af beziet, zou wel eens geneigd kunnen zijn van te meenen, in een hoekje, waar ik tamelijk wel verdrongen zit, waar ik, ronduit gesproken arm noch been verroeren kan, en waar ik, o ja, volkomen vrijheid heb, maar de vrijheid om langzaam, en zeker, dood te gaan. Naast mij geen enkel ambtgenoot, die eenige waarde hecht aan hetgeen ik de menschen te zeggen heb. Een kerkeraad, die, telkens als ik optreed, stilzwijgend de Gemeente toeroept: doe als wij en blijf weg.' Toch ging het predikantschap hem zeer ter harte. Zijn preken blijven tot het eind toe zowel inhoudelijk als stilistisch goed verzorgd.Vooral van de omgang met kinderen op de catechisatie, op het godsdienstonderwijs in het Weeshuis der Hervormden en op het Kerstfeest op de Zondagsschool genoot hij. Het diakonale werk, de hulp aan de nooddruftigen had zijn hart. En, zoals gezegd, hij was de leidsman van de vrij zinnigen die zich verzamelden in gebouw Paulus. HaverSchmidt heelt dan ook behoudens in periodes van ziekte ook als predikant volop gefunctioneerd, hoezeer hij ook persoonlijk geleden heeft onder de richtingenstrijd, die het onmogelijk maakte om elkaar van mens tot mens te ontmoeten. Om hem ten slotte te citeren uit zijn preek gehouden bij zijn vijfentwintigja rig ambtsjubileum in Schiedam in 1889: 'Ik heb natuurlijk mijn aandeel gehad in de moeilijkheden en teleurstellingen, die daarmee samenhingen. Doch ik heb ook ondervonden dat, als men er maar een maal midden in is, de storm wel eens meevalt, of dat er tenminste hoekjes gevonden worden, waar, al waait het om u henen en al schijnt de zon nu ook juist niet bijster vrolijk, het nog best uit te houden is. Men treft er werk genoeg om den tijd niet lang te vinden, men ploegt en zaait, en, komt ook alles, wat men in de aarde strooit, niet op, neemt de nattigheid hier wat, de droogte daar en het ongedierte bij tusschenpoozen ook het zijne, er blijft altoos nog over wat de moeite loont. Zonder beeld spraak: Schiedamsche Gemeente! Van weinigen onder u heb ik last gehad, bij de meesten een voldoende mate van verdraagzaamheid aangetroffen, en waren er om wie ik gerust had kunnen weg blijven, anderen hebben belang gesteld in mijn pogen en door die belangstelling den moed en den lust er bij mij inge houden.' TOT 1)E SPREEK -Kl'KT VAN TOOI' Musis 258

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 1996 | | pagina 258