Het Turkse hof maakt
zich gereed voor
de ontvangst van de
Oostenrijkse gezant (1532).
325 Musis
van bijna alle tulpen die op dat moment in zwang waren, teza
men met traditionele abstracte motieven.
mogelijkheden om voorbeelden uit miniaturen fijn en waar
heidsgetrouw na te volgen.
Na 1550 werden deze mogelijkheden in alle opzichten uitge
buit. De afbeelding van de tulp was daarin een voorname rol
toebedeeld en verdrong zelfs gedurende enige tijd oudere tra
ditionele motieven. Mooie voorbeelden hiervan zijn de tegels
van de Takkeci Moskee in Istanboel waarop de veel klassiekere
palmmotieven zijn opgevuld met Ottomaans naturalistisch
weergegeven bloemen en die van de Rüstem Pasa Moskee. De
panelen van deze moskee zijn beroemd vanwege de weergave
De opkomst van de Nederlandse tegelbakkers volgde de ont
wikkeling van de keramische kunst in het Turkse rijk nauwge
zet, al bereikte ze zeker niet meteen dezelfde hoogte. Veel van
de eerste tegels die in keramieksteden als Delft, Rotterdam,
Gouda, Hoorn, Amsterdam, Utrecht, Harlingen en Makkum
werden geglazuurd en gebakken in technieken die van Turksë;;
keramisten was afgekeken en tot op de dag van vandaag is het
deze techniek waaraan het Makkums aardewerk zijn faam ont
leent.
De pracht van het zestiende eeuwse Turkse sieraarde- en tegel
werk werd mede sterk bevorderd door de bouwlust van de
sultan en leden van de keizerlijke familie en hooggeplaatste
ambtenaren. De keizerlijke patronage van ambachten en kun
sten bevorderde bovendien het openleggen van binnen- en
buitenlandse markten. Het zestiende eeuwse Osmaanse kera
miek bereikte onder deze invloeden een kwaliteit die het later
nooit meer zou benaderen, laat staan overtreffen. Niet in
vormgeving, niet in decoratie en nog minder in techniek. De
stukken waren hard en compact en het oppervlak was bedekt
met een fijne engobe van dun wit slib dat de stukken een
schitterende ondergrond deed zijn voor kleurrijke beschilde
ringen in briljante kleuren onder een kristalheldere glazuur.
In zijn brieven roemt Van Boesbeeck herhaaldelijk de finesse
van Turkse kunstenaars en ambachtslieden. Precies zoals hij
ook zijn bewondering niet onder stoelen of banken steekt
voor Turkse cultuur die zonder acht te slaan op afkomst of
stand intelligente jongens in staat stelde om als janitsaar carriè
re te maken aan het hof. Meermalen memoreert hij dat zijn
directe gesprekspartner aan het hof, grootvizier Rüstem Pasja,
als herdersjongen toetrad tot de janitsaren; het keurkorps waar
uit vele grote bestuurders, militairen en bouwmeesters zijn
voortgekomen. De janitsaren werden door speciale 'talentenja
gers' gerecruteerd uit alle lagen van de bevolking en uit alle
streken van het Osmaanse rijk en vormde als zodanig een
voortdurend ververst reservoir van kunde en talent. Dat was
nog eens wat anders dan de westerse samenleving waarin zoals
Van Boesbeeck herhaaldelijk benadrukte, leeghoofdigheid,
vleierij en opschik voor lief werden genomen en stand belang
rijker werd geacht dan kracht en kennis. Daarin had hij onge
twijfeld gelijk al klinken in zijn vergelijkingen sterk de opvat
tingen door van de humanisten, waarmee hij zich verbonden
voelde. Het verschil in opvattingen en de dagelijkse praktijk
van wetenschapsman en de diplomaat inVan Boesbeeck, klin
ken ook elders in zijn werk door. Bijvoorbeeld waar hij dieper
ingaat op de rol van de vrouw in de Turkse en omringende
islamitische samenlevingen en de verhoudingen tussen ouders
en kinderen. Het werk van Erasmus en More zal hem zeker
niet onbekend zijn geweest.
Betwijfeld wordt of Van Boesbeeck zijn brieven inderdaad
vanuit Konstantinopel heeft geschreven, zoals ze suggereren.
Teveel laat de auteur zich betrappen op chronologische
onjuistheden en andere verwijzingen in de tijd die aanneme
lijk maken dat het (in ieder geval definitief geschreven) manu
script eerder in de rust van het Noordfranse landschap werd
voltooid, dan aan de oever van de Bosporus.
Dit maakt zijn verslag overigens niets minder boeiend. In de
biografie van Cornelis Haga wordt stilgestaan bij het gegeven
dat bij het aanbreken van de zeventiende eeuw in de strijd om
de macht in het Middellandse Zeegebied feitelijk tussen twee
grote rijken ging. Het Osmaanse en wereldwijd het minstens
zo omvangrijke Spaanse. Boesbeek schuift hierbij als het ware