GEEF I
MUSE
SMITS schilders
- - - -
JK - fen 1 iiH
Musis 328
=3
Uj
00
=0
I
n een artikel in NRC Handelsblad
van 4 oktober 1996 over de Poolse
dichteres en Nobelprijswinnares
Wislawa Szymborska las ik het vol
gende gedichtje:
O Muze, geen bokser zijn betekent
helemaal niet zijn.
Je onthoudt ons een schreeuwend
publiek.
Er zitten twaalf man binnen,
't is nu tijd dat we beginnen.
De helft is gekomen omdat het
regent,
de rest is familie. O Muze.
Ach, dacht ik, daar ook al. Zou het
wereldwijd zijn: de teleurstelling over de
geringe belangstelling voor sommige
culturele activiteiten. Dat van die regen,
dat klopt wel. Toen het Schiedamse
museum nog gratis toegankelijk was,
steeg het aantal bezoekers aanmerkelijk
als er plotseling een regenbui losbrak.
Ook de toiletten trokken geregeld
bezoek van het winkelend publiek.
Nadat per 1 januari 1994 entreegeld
werd geheven, verdwenen deze 'natuur
lijke' redenen tot museumbezoek. Het
aantal bezoekers werd ten aanzien van
voorgaande jaren gehalveerd tot zo'n
17.000.
Nu zal niet alleen het entreegeld de
schuld zijn van de teruggang in het aan
tal bezoekers. De tentoonstellingsruimte
van het museum is in de loop der jaren
ook verminderd. Ik noem in willekeuri
ge volgorde een aantal voorbeelden. De
kunstklas is van de zolder verhuisd naar
de rechter voorzaal boven. Van de rech
ter achterzaal op de bovenverdieping
werd een stuk afgeschoten als depot
ruimte. Er kwam ook een depot in de
linker voorzaal boven. Op de begane
grond veranderden het prentenkabinet
in bibliotheek en de regentenkamer in
directeurskamer. In de kelder kwam een
café/restaurant in de ruimte waarin
voorheen het Gedistilleerd Museum was
ondergebracht. Het bezoek kon geen
blik meer werpen in de negentiende-
eeuwse keuken, want die werd bestemd
voor algemeen gebruik.
Nu zal ik niet beweren dat het museum
die ruimten niet voor hun huidige
bestemming nodig had, maar door de
beperking van de tentoonstellingsruimte
valt er wel minder te zien voor het
publiek en wordt een bezoek aan het
museum minder aantrekkelijk.
Nu schrijft Kor Kegel in Musis/'n
nieuw elan, oktober 1996, dat het muse
um ook door rellen publiek kan trek
ken. Is dat zo? Inderdaad bezochten in
1967, het jaar van de body-painting,
27.752 mensen het museum tegen
21.264 in 1966 en 24.701 in 1968. In
dat jaar vonden echter ook tentoonstel
lingen plaats, die veel publiek trokken.
'Oranje en Schiedam' en een tentoon
stelling van kindertekeningen, beide naar
aanleiding van het huwelijk van Prinses
Margriet met mr. Pieter van
Vollenhoven; 'Droomwereld der
Naïeven' een tentoonstelling naar aanlei
ding van een wedstrijd voor zondags
schilders en de 'Salon der Maassteden'.
En laten we eens kijken naar 1979, het
jaar waarin twee 'Hansen' voorstelden
van het museum een cultureel centrum
te maken. Inderdaad: een paar duizend
bezoekers meer dan het jaar ervoor en
erna. Maar ook dat jaar waren er een
aantal publiekstrekkers: de grafiekmani-
testatie en 'Voor het leven getekend',
een striptentoonstelling die 9081 bezoe
kers trok. Naar de clavecimbeltentoon-
stelling in dat jaar kwamen in slechts
vier. dagen 906 mensen.
In 1988 werd de tentoonstelling
'Huysmans en Liduma' voortijdig beëin
digd nadat een jounalist van de
Schiedamse Courant erop had geatten
deerd dat Huysmans zich schuldig had
gemaakt aan antisemitische uitspraken.
Ik kan me nauwelijks voorstellen dat
een tentoonstelling, van wie heel
Nederland weet dat die er niet meer is,
publiek trekt. Volgens de bezoekcijfers
was 1988 ook geen topjaar, het meeste
publiek trokken de tentoonstellingen
'Aankopen 1987 Rijksdienst Beeldende
Kunst' en 'Bida i koló, beeldende kunst
uit de Nederlandse Antillen en Aruba'.
Een rel ontstaat niet zomaar, dat hangt
samen met de tijd en de context.
Nü zal niemand zich meer opwinden
over een bloot mens in een museum.
Een paar jaar geleden kon Greenaway,
toen hij zijn visie gaf op de collectie van
opening Bogart-tentoonstelling, eind jaren '60
Museum Boymans-van Beuningen, zon
der problemen vier naakte mensen (in
ploegendienst) tentoonstellen. Hooguit
kijken we er wat van op als tijdens
Manilesta een naakte man als hond
wordt uitgelaten, maar een rel komt daar
niet van.
In de jaren '70 was in Nederland een
discussie gaande over de vermaatschap
pelijking van het museum. Jean Leering
schreef in 1970 een discussiestuk'De
functie van het museum'. De musea
richtten zich, volgens hem, teveel op
een culturele elite. Er kwamen tentoon
stellingen als 'De straat, vorm van
samenleven', 1972,Van Abbemuseum, en
'Het leven van een Haagse arbeider',
1978, het Haags Gemeentemuseum. Het
debat ging over wat wel en wat niet in