ostade fa.v.
bouw- en aannemingsbedrijf
tot zijn verbijsteringf en ook
wel ergernis,heeft de gemeen
te hem met interieurplannen
geconfronteerd, die door de
gemeente zeil of door anderen,
zijn getekend
tot uitdrukking brengen, door deze fundamenten als het ware
op te metselen. Ook dit - fantasierijke - plan is door de
gemeente van tafel geveegd.
Ondanks alle problemen waarmee hij geconfronteerd wordt, is
Ruijssenaars de eerste om deze moeizame fase in het proces te
relativeren. Hij laat niet na zijn geloof in het nieuwe stadshart
te verkondigen. 'Kankeren werkt alleen maar contra-produc
tief. Als er in mijn werk een probleem opduikt ben ik juist
geneigd naar een vorm van harmonie te zoeken. Zes jaar ben
ik hier nu mee bezig. Ik geef dit project nu met meer uit han
den. Tegen een kind dat in de pubertijd is zegje toch ook
niet: Zoek het verder zelf maar uit?'
Wie de rest van zijn oeuvre bekijkt, komt tot de conclusie dat
aan het Stadserf binnenkort een echte 'Ruijssenaars' staat.
Ruijssenaars - geboren in Amersfoort, 1944 - kreeg vooral
bekendheid als de architect van het nieuwe stadhuis van
Apeldoorn (1992). Een omstreden project overigens dat van
het nodige politieke gekrakeel vergezeld ging. Ook het
Casino-Lido aan het Kleine Gartmann-plantsoen in
Amsterdam (1991) haalde de landelijke dagbladen.
Bij het ontwerpen gaat Ruijssenaars te werk op een wijze die
gemeengoed is in de hedendaagse Nederlandse architectuur.
Licht en ruimte spelen een zeer belangrijke rol in zijn projec
ten. Hij past graag lichtstraten, binnenhoven, vides of glazen
kappen toe, waarmee hij het daglicht diep in zijn gebouwen
laat doordringen. In zijn 'persoonlijke handschrift' keren opval
lend vaak keren bijvoorbeeld lange reeksen kolommen (kolon-
nades) terug in zijn gebouwen, die de gevels een driedimen
sionale, ruimtelijke structuur verlenen. Ook de gevelwand aan
het Stadserf krijgt een dergelijke opzet. Ruijssenaars schenkt
daarbij veel aandacht aan de detaillering van het exterieur.
Het zijn vooral de symmetrieën, de kolonnades en de drieledi
ge gevelopbouw - plint, middenzone, dakoverstek - die som
mige van Ruijssenaars' projecten een classicistische allure
geven. Voeg daarbij de lichtkleurige behandeling van de gevels,
en de vraag rijst wat de klassieke, van oorsprong mediterrane,
bouwkunst voor Ruijssenaars betekent.
Zoals de meeste van zijn vakgenoten schrikt hij echter terug
als het begrip 'stijl' ter sprake komt. 'Stijl is zo kunsthistorisch,
terwijl je altijd in het heden ontwerpt', heeft hij eens gezegd.
Liever spreekt hij daarom van 'fascinaties' en 'passies'. Over
daglicht zegt hij bijvoorbeeld: 'Daar is mijn plan voor het
Stadserf van doortrokken. Neem de bibliotheek. Daar wilde ik
de ramen ontlasten van hun lichtfunctie. Het daglicht wordt
nu in het hart van het gebouw gebracht door middel van een
NIEUWBOUW
RENOVATIE
VERBOUWINGEN
ONDERHOUDSWERK
vide. De zon kruipt langzaam rond door het gebouw. Het dag
licht openbaart zich in allerlei nuances in het gebouw. Als je
van je boek opkijkt, weetje bij wijze van spreken meteen
welke maand en welk uur van de dag het is. Daardoor hou je
contact met de omgeving.'
Een ander essentieel begrip voor hem is 'zwaartekracht', waar
mee hij de structuur van een gebouw bedoeld. Met lielde en
ontzag praat hij over de constructiemethoden van P.J.H.
Cuypers (1827-1921), de architect van het Rijksmuseum.
Kortgeleden volgde Ruyssenaers Wim Quist op als bouw
meester van het museum in Amsterdam, dus misschien van
daar.
'Verder word ik gebiologeerd hoe de dingen ten opzichte van
elkaar bewegen', zegt hij. 'Hoe de massa van het gebouw zich
ten opzichte van de passant beweegt. Zie de reeksen kolom
men langs het Stadserf. Als je daar langs beweegt, zie je die
kolommen langzaam voor je ogen verschuiven. Bijna zoals een
waterhoentje dat door het riet zwemt de rietstengels waar
neemt. Aan de hand van het riet oriënteert dat beestje zich.'
Daglicht, zwaartekracht, beweging. Deze drie begrippen ont
trekken zich aan stijlen of tendensen in de architectuur.
Ruijssenaars: 'Ik zoek naar essenties die los staan van stilistische
modes. Stijl is altijd terugkijkend. Een gevolg, een samenvat
ting achteraf. Toegegeven, iedere architect is een kind van zijn
tijd, dus ik ook. Maar ik werk niet doelbewust - zoals bijvoor
beeld Cuypers dat deed - in een bepaalde stijl. Stijl is - ach
teraf beschouwd - mogelijk meer een mengsel van passie en
onmacht'.
Onmacht. De afgelopen tijd is hij meer dan eens gedwongen
diep over dit begrip na te denken. Ruijssenaars is echter erva
ren genoeg om het hoofd koel te houden in Schiedam. 'Ieder
bouwproces is weer anders' zegt hij. 'In Schiedam bestond
lange tijd een te grote afstand tussen het gemeentelijke
beleidsteam waarmee ik te maken had, en de gebruikers. Als
het gaat om het theater en de bibliotheek, ben ik in een te laat
stadium in contact gekomen met de gebruikers. Het is vanuit
het oogpunt van de bibliotheek begrijpelijk dat ze zich daar
door nu minder gebonden voelen aan mijn ontwerp en dit
naar eigen inzicht willen wijzigen. Nu moet ik, maar ook de
bibliotheek, weer een soort inhaalmanoeuvre maken om het
tekort aan contact goed te maken.' En ongetwijfeld zal het
daar niet bij blijven.
Willem Barentszstraat 1, 3124 LC Schiedam
Tel. 010-471 50 00
Musis 20